Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
www.hogeraad.nl).
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de vraag of de erfgenamen van een overleden belastingplichtige recht hebben op uitbetaling van het restant aan nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek (PGA) van de erflaatster. De inspecteur van de Belastingdienst had een aanslag inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen opgelegd voor het jaar 2015, waarbij een bedrag van € 2.820 was vastgesteld als nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek. De erfgenamen maakten bezwaar tegen deze beschikking, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarna de erfgenamen in hoger beroep gingen.
Tijdens de zitting bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 juli 2020 werd het geschil besproken. De erfgenamen stelden dat zij recht hadden op uitbetaling van het restant PGA, maar het hof oordeelde dat de rechtbank deze stelling terecht had verworpen. Het hof concludeerde dat de persoonsgebonden aftrek niet kan worden uitbetaald, omdat de wet geen mogelijkheid biedt voor uitbetaling van niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek na het overlijden van de belastingplichtige. Het hof oordeelde ook dat er geen schending van de hoorplicht was en dat de inspecteur niet in strijd had gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.