Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.De eerdere gedingen in deze zaak
- Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen (zaaknummer/rolnummer C/16/327235/ HA ZA 12-943).
- Voor het geding in hoger beroep (tussen inmiddels [appellante] en [geïntimeerde] ) bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (zaaknummer 200.178.164) verwijst het hof naar de in dat geding gewezen arresten van 28 februari 2017 en 13 februari 2018. Bij het eindarrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd [appellante] niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen het tussenvonnis van 19 september 2012 en werden de andere vonnissen van de rechtbank bekrachtigd.
- Voor het geding in cassatie op het door [geïntimeerde] ingestelde cassatieberoep verwijst het hof naar het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2019, waarbij het eindarrest van het hof Arnhem-Leeuwarden werd vernietigd en de zaak ter verdere behandeling en beslissing naar dit hof (het hof ’s-Hertogenbosch) werd verwezen.
2.Het geding in hoger beroep na verwijzing
- het oproepingsexploot na verwijzing van [appellante] ;
- de memorie na cassatie en verwijzing, tevens houdende vermeerdering van eis, van [appellante] ;
- de memorie van antwoord na verwijzing van [geïntimeerde] ;
3.De verdere beoordeling
De opdracht hield onder meer in dat rond het bedrijfsgebouw aan de noord-, west en zuidzijde de bestrating deels zou worden herbestraat en dat aan de zuidzijde een gedeelte nieuw zou worden ingericht als parkeerterrein.
Tot de gedeeltes waar door [de vennootschap 2] geen werkzaamheden zouden worden verricht behoorde een langs de keermuur en het hekwerk aan de westzijde van het terrein (over de gehele lengte) gelegen strook bestrating van 6 meter breed (bijlage 3 deskundigenbericht).
‘Het water op het terrein dient overal afgevoerd te worden zonder het ontstaan van plassen t.g.v. onzorgvuldig aangelegd straatwerk. Bij controle bestaan plassen aan de noordzijde, zuidzijde en de hoeken noord-west en zuid-west.’In voormeld rapport noemde [geïntimeerde] verder nog de vereiste geschiktheid van de bestrating voor zwaar verkeer, deuken en dellen in de bestrating, en randafwerkingen in het gehele terrein.
- dat het door [de vennootschap 2] uit te voeren werk op 23 december 2011 is opgeleverd en [geïntimeerde] [de vennootschap 2] alleen aansprakelijk kan stellen voor tekortkomingen die op 23 december 2011 zijn vastgesteld en voor gebreken die [geïntimeerde] op 23 december 2011 redelijkerwijs niet kon kennen (r.o. 4.2 tussenvs 19 juni 2013).
- dat voor het aangenomen meerwerk een bedrag van € 37.338,= tot uitgangspunt werd genomen (r.o. 4.3 tussenvs 19 juni 2013).
- dat [de vennootschap 2] voor de door [geïntimeerde] genoemde gebreken als gerelateerd in r.o. 4.5 onder c en e van het tussenvonnis van 19 juni 2013 (klinkers in fraaier verband en de stelling van diverse putten) niet meer aansprakelijk kan worden gesteld.
- dat [de vennootschap 2] wel aansprakelijk kan worden gesteld voor de gebreken gerelateerd in r.o. 4.5 onder a en b en onder d (“straatwerk aan de zuidzijde en de geschiktheid van het straatwerk voor zwaar vrachtverkeer”, “straatwerk vooral aan de noord- en westzijde ongeschikt gebleken voor zwaar verkeer”, en stoepranden verkeerd om gelegd).
- dat de rechtbank een deskundigenonderzoek wenselijk achtte met name over de vraag of er sprake was van een goed functionerende waterafvoer, of er teveel kuilen, dellen en andere onregelmatigheden in het straatwerk waren, of de randafwerkingen in orde waren en of het straatwerk geschikt was voor zwaar verkeer (r.o. 4.6 tussenvonnis 19 juni 2013).
“I. In de noordzijde is er teveel verhardingsoppervlak aangesloten op drie kolken. Door de wijze waarop het regenwater afstroomt, komt bijna al het water (…) bij 1 kolk (..) de kolk langs de keerwand (..);II. In de 0,5 m langs de keerwand blijft water staan doordat er in de lengterichting van noord naar zuid geen afschot aanwezig is. Het water stroomt wel van het gebouw af naar de keerwand, maar stroomt vervolgens niet af richting kolken.”
‘Herstel is alleen nodig aan de west- en noord/westzijde, dit herstel dient te bestaan uit:I. het aanpassen van de afwatering door middel van herstraten zodat het regenwater beter wordt verdeeld over de aanwezige kolken;
‘Aan de gehele westzijde loopt een strook van zo’n 6 m waar geen werkzaamheden zijn verricht, deze bestrating heeft een afschot van < 1%. Het afschot vanaf de loading-docks tot aan het deel wat niet is aangepast bedraagt zo’n 2%. In de lengterichting van noord naar zuid ligt dit deel nagenoeg vlak. De kolken bevinden zich nabij de keerwand aan de westzijde. (..)’
De rechtbank ontbond in conventie en in reconventie de tussen partijen gesloten overeenkomst, veroordeelde [de vennootschap 2] tot betaling aan [geïntimeerde] van voormeld bedrag van € 13.792,= en veroordeelde [de vennootschap 2] in de proceskosten, met dien verstande dat de kosten van de deskundige tussen beide partijen zijn verdeeld.
- het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden, ro. 5.12 tot en met 5.14 (ECLI:NL:GHARL:2018:1424);
- de conclusie van de Advocaat-Generaal in de procedure bij de Hoge Raad, onder 3.10 tot en met 3.14 (ECLI:NL:PHR:2019:632);
- het arrest van de Hoge Raad, ro. 3.3.2 (ECLI:NL:HR:2019:928).
Op een enkel punt is onduidelijkheid ontstaan over de reikwijdte en betekenis van het rapport van de deskundige.
(a) de “plasvorming aan de westzijde” plaatsvindt (rapport blz. 13, antwoord 4b) onder I),
(b) de oorzaken van die plasvorming zijn (waar komt het water vandaan?),
(a) “het verbeteren van de afwatering door herstraten noord/westzijde” (rapport, blz. 14 bovenaan),
(b) “verbeteren afwatering door aanbrengen molgoot” (rapport, blz. 14 bovenaan),
- drie weken voor de comparitie: de deskundige stuurt het hof en partijen een korte aantekening (ongeveer één bladzijde) met zijn nadere toelichting (hij hoort partijen in dit stadium niet en maakt geen rapportage op),
- de deskundige voegt bij zijn korte aantekening een plattegrond ter illustratie met cirkels of andere figuren die de relevante plaatsen aangeven (vragen 1 (a)-(c) hiervoor),
- een week voor de comparitie: partijen dienen een korte reactie (ongeveer één bladzijde) in,
Het hof wijst voor de goede orde op art. 4.14 van het Landelijk procesreglement over de mogelijkheid te verzoeken de zitting te houden ten overstaan van de meervoudige kamer.
- de trottoirbanden: € 622,=,
- revisietekeningen: € 2.223,=,
- de ontbinding van de overeenkomst,
- geschiktheid voor zwaar wegverkeer (grief 2 in incidenteel appel),
- de vordering van [appellante] tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten.