Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. T.J. Kreeftenberg te Eindhoven,
advocaat: mr. M.J.M.G. van Gerwen te ’s-Hertogenbosch,
advocaat: mr. M.J.M.G. van Gerwen te ’s-Hertogenbosch,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. T.J. Kreeftenberg te Eindhoven.
5.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het door dit hof gewezen tussenarrest van 23 oktober 2018, waarbij de zaken zijn gevoegd;
- het door dit hof gewezen tussenarrest van 6 november 2018, waarbij een comparitie na aanbrengen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie na aanbrengen, gehouden op 17 januari 2019;
- de memorie van grieven, met producties;
- de memorie van antwoord, met producties;
- de akte van [appellant (zaak 505)] van 23 juli 2019;
- de antwoordakte van [geintimeerde (zaak 505)] van 20 augustus 2019.
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het door dit hof gewezen tussenarrest van 23 oktober 2018, waarbij de zaken zijn gevoegd;
- het proces-verbaal van comparitie na aanbrengen, gehouden op 17 januari 2019;
- de memorie van grieven, met eiswijziging en producties;
- de memorie van antwoord, met producties;
- de akte van [appellante (zaak 229)] van 23 juli 2019;
- de antwoordakte van [geintimeerde (zaak 229)] van 20 augustus 2019.
6.De nadere beoordeling
In deze voorwaarden staat onder andere dat elke gemeenschap wordt uitgesloten en dat partijen jaarlijks de overgespaarde inkomsten uit arbeid verrekenen.
“De vennoot sub 1[de man, hof]
brengt in de maatschap in:a. De juridische/economische eigendom van de per 1 januari 2001 tot het bedrijf horende machines, werktuigen, transportmiddelen, veestapel, inventaris, veldinventaris, voorraden, gereedschappen en alle overige roerende lichamelijke bedrijfsmiddelen, voorts bedrijfsvorderingen en liquide middelen, het geheel zoals nader vermeld op de openingsbalans per 1 januari 2001, opgesteld door het Buro voor accountancy en fiscale adviezen [de vof] v.o.f. (hierna genoemd: de openingsbalans per 1 januari 2001) en tegen de waarde, welke op deze openingsbalans per 1 januari 2001 is vermeld;b. het gebruik en genot van de per 1 januari 2001 tot het bedrijf behorende bedrijfsgebouwen, waaronder tevens begrepen de boerderij, ondergrondgebouwen en landerijen, aan partijen genoegzaam bekend zodat daarvan geen nadere omschrijving wordt verlangd.c. het gebruik en genot van de tot het bedrijf behorende heffingsvrije hoeveelheden c.q. referentiehoeveelheden melk, de tot het bedrijf behorende referentiehoeveelheid dierlijke meststoffen, het tot het bedrijf behorende suikerquotum alsmede eventuele andere productierechten en vergunningen;d. het gebruik en genot van de pachtrechten van de door vennoot sub 1 van derden gepachte landerijen.Ten aanzien van deze landerijen wordt door de vennoot sub 1 het uitdrukkelijk alleenbeheer voorbehouden totdat de vennoot sub 2 medepachter is;e. de bedrijfsschulden welke zijn opgenomen op de openingsbalans per 1 januari 2001;f. zijn volledige kennis, arbeidskracht en vlijt.
brengt in de maatschap in:a. haar vordering op de vennoot sub 1 ten bedrage van f. 112.303,00, zoals is vermeld in de slotbalans per 31 december 2000, opgesteld door het Buro voor accountancy en fiscale adviezen [de vof] v.o.f. en betreffende de tot en met laatstgenoemde datum de vennootschap sub 1 geëxploiteerde landbouwonderneming, een en ander aan partijen genoegzaam bekend zodat daarvan geen nadere omschrijving wordt verlangd;b. haar volledige kennis, arbeidskracht en vlijt.”
“1. Het boekje loopt van 1 januari tot en met 31 december. Het eerste boekjaar loopt van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001.2. Na afloop van elk boekjaar worden de boeken der maatschap afgesloten en worden balans en verlies- en winstrekening opgemaakt, welke stukken ten bewijze van hun goedkeuring en onderlinge décharge door de vennoten zullen worden ondertekend binnen twaalf maanden na afloop van het boekjaar.3. Het bepaalde in lid 2 van dit artikel zal eveneens geschieden per de datum waarop een vennoot ophoudt vennoten zijn, alsmede wanneer de onderneming van de maatschap eindigt, per de datum van het einde van de onderneming.”
“1. Ter berekening van de jaarwinst of het jaarverlies zal de gedragslijn worden gevolgd van artikel 3.25 van de Wet Inkomstenbelasting 2001.2. Ter berekening van ieders winstaandeel wordt in voorkomende gevallen het bepaalde in artikel 4, artikel 5 lid 4 en artikel 6 toegepast.3. Mede ten laste c.q. ten gunste van de winst komt een rentevergoeding aan/van elk der vennoten van 5%, berekend over het credit- of debetsaldo van een vennoot in de maatschap aan het begin van het boekjaar.4. Verder wordt aan de vennoot sub 1 een in onderling overleg te bepalen vergoeding toegekend ter zake van de door hem in gebruik en genot ingebrachte van derden gepachte landerijen.5. Voorts ontvangt de vennoot sub 1 in verband met de inbreng in gebruik en genot van de tot zijn buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen behorende onroerende zaken een gebruiksvergoeding waarvan de grootte in onderling overleg wordt vastgesteld. De op deze onroerende zaken betrekking hebbende grondlasten, waterschapslasten en andere zakelijke en gebruikerslasten worden daarbij rechtstreeks ten laste van het resultaat de maatschap gebracht.6. Voorts wordt vooraf aan elk der vennoten vergoed, de premie betaald voor een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering en de betaalde WAZ-premie.7. Voorts ontvangt iedere vennoot in een arbeidsbeloning waarvan de grootte eveneens in onderling overleg wordt vastgesteld.8. De na verrekening van het bovenstaande resulterende winst of het verlies wordt, door de vennoten genoten resp. gedragen als volgt:- de vennoot sub 1 voor 50%;- de vennoot sub 2 voor 50%;Bijdragen en premies uit hoofde van investeringssubsidies en/of fiscale faciliteiten worden genoten als volgt:- de vennoot sub 1 voor 50%;
“3. In geval van beëindiging van de vennootschap omdat de samenwerking van de vennoten duurzaam is ontwricht (artikel 10, lid 5), blijft het recht om het bedrijf de vennootschap voort te zetten berusten bij vennoot sub 1.4. In de overige gevallen genoemd in artikel 10 heeft de overblijvende vennoot het recht het bedrijf der maatschap voort te zetten, behalve ingeval van beëindiging in onderling overleg (artikel 10 lid 6), in welk geval de voortzetting eveneens in onderling overleg zal worden geregeld.(…)
“Degene die ingevolge het bepaalde in artikel 12 voortzet is verplicht aan de vennoot, die ophield lid van de maatschap te zijn of diens/haar rechtsvertegenwoordiger(s), erfgenamen en rechtverkrijgenden uit te keren diens/haar kapitaal, volgens de balans opgemaakt overeenkomstig het bepaalde in artikel 7, vermeerderd of verminderd met zijn/haar aandeel in de meerwaarde of minderwaarde overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 8, 11 en 12.De uitkering van het aan de niet-voortzettende vennoot of diens/haar rechtsvertegenwoordiger(s), erfgenamen en rechtverkrijgenden toekomende bedrag zal dienen plaats te vinden binnen een jaar nadat de voortzettende vennoot de voortzetting heeft aangevangen, onder bijvoeging van een rente gelijk aan de door de bank der maatschap gehanteerde rente voor geldleningen aan agrarische bedrijven onder verband van eerste hypotheek, waarbij het rentepercentage wordt gehanteerd dat geldt op de dag van de beëindiging van de maatschap.De voortzettende vennoot zal tegenover de niet-voortzettende vennoot of diens/haar rechtsvertegenwoordiger(s), erfgenamen en rechtverkrijgenden verplicht zijn hem/haar/hen te vrijwaren voor elke aanmaning of aansprakelijkheid wegens ten tijde der beëindiging der maatschap bestaande schulden.Indien de rekening van de niet-voortzettende vennoot echter een debet saldo heeft, zal hij/zij of zullen zijn/haar erfgenamen en rechtverkrijgenden verplicht zijn binnen 3 maanden na het beëindigen der maatschap het tekort aan te zuiveren.”
“5. De vennoot sub 1 zal jaarlijks vooraf uit de winst een vergoeding ontvangen wegens inbreng in gebruik en genot van de in artikel 3 lid 1 sub d omschreven pachtrechten, de betaalde pachtsommen aan derden.6. De vennoot sub 1 zal jaarlijks vooraf uit de winst een vergoeding ontvangen wegens inbreng in gebruik en genot van de in artikel 3 lid 1 sub b omschreven onroerende zaken incl. de gedane investeringen na aanvang van de maatschap, ter grootte van de som van:- de betaalde rente en kosten aangegaan ter financiering van bedoelde onroerende zaken;- de jaarlijkse fiscale afschrijvingen.De op deze onroerende zaken betrekking hebbende grondlasten, waterschapslasten en andere zakelijke en gebruikerslasten worden daarbij rechtstreeks ten laste van het resultaat der maatschap gebracht.
7. Voorts ontvangt de vennoot sub 1 in verband met zijn inbreng in gebruik en genot van de tot zijn buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen behorende produktierechten zoals beschreven in artikel 3 lid 1 sub c alsmede de buitenvennootschappelijke investeringen in de produktierechten melk en suiker verricht tot en met 2003 en conform de openingsbalans per 1 januari 2004, een jaarlijkse vergoeding van 80% of zoveel meer of minder van het positieve resultaat van de maatschap zoals berekend in lid 1 van dit artikel met een minimum van € 0,-. Vorenbedoelde meer of minder is afhankelijk van wat partijen redelijk achten in verband met de financieringslasten en kosten toe te rekenen aan de produktierechten.”
in conventie
A veroordeling van de man tot nakoming van de beëindigingsregeling, zoals volgt uit de artikelen 11, 12 en 13 van de overeenkomst van maatschap;
3. Meer subsidiair de man te veroordelen om aan de vrouw te betalen haar aandeel in het bedrijf van de maatschap vast te stellen door een door de rechtbank aan te wijzen deskundige, te vermeerderen met de contractuele rente van 3,89% vanaf 7 oktober 2012 tot aan de dag van algehele voldoening, althans vanaf de dag der dagvaarding;
- dat de jaarrekening 2011 bindend tussen partijen is vastgesteld;
- dat het buitenvennootschappelijk vermogen bij voortzetting van de maatschap door de man niet in de waardevaststelling dient te worden betrokken;
2. benoeming van een onafhankelijk landbouwdeskundige voor de waardevaststelling van het vennootschappelijk vermogen per 7 oktober 2011;
3. veroordeling van de vrouw tot betaling aan de man van € 172.964,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
4. veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
- Afspraken over een zakelijk maatschapsvermogen staan los van afspraken over de wijze van afwikkeling van het huwelijksvermogen. De omstandigheid dat partijen ook gehuwd waren maakt dat niet anders. Dit betekent dat afspraken over de verdeling van winst en/of de afwikkeling van de maatschap, niet vergelijkbaar zijn met huwelijkse voorwaarden als bedoeld in artikel 1:115 BW.
- In de maatschapsovereenkomst wordt in artikel 13 bepaald dat degene die het bedrijf van de vennootschap voortzet (hier de man) verplicht is om aan de vennoot die stopt (hier de vrouw) uit te keren diens/haar kapitaal, volgens de balans opgemaakt overeenkomstig het bepaalde in artikel 7, vermeerderd of verminderd met haar aandeel in de meerwaarde of minderwaarde overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 8, 11 en 12.
- In artikel 11 van de maatschapsovereenkomst wordt bepaald dat aan het einde van de maatschap de boeken worden afgesloten en een balans en verlies- en winstrekening wordt opgemaakt en daarnaast ter vaststelling van waartoe iedere vennoot in de maatschap is gerechtigd of wat deze aan de maatschap is verschuldigd, een afzonderlijke balans wordt opgemaakt, waarbij de activa van de maatschap zullen worden opgenomen tegen een in onderling overleg vast te stellen waarde. Bij voortzetting van de onderneming door een van de vennoten wordt de waarde van zowel de vennootschappelijke als de buitenvennootschappelijke activa op dezelfde wijze vastgesteld. Indien partijen onderling geen overeenstemming kunnen bereiken over de waardevaststelling, zal de waarde door een deskundige worden vastgesteld.
- Partijen hebben nagelaten per einde van de maatschap (7 oktober 2011) de boeken te sluiten en een balans op te maken. Evenmin hebben partijen in onderling overleg de waarde van de activa vastgesteld, of is die waarde door een deskundige vastgesteld op de wijze als geregeld in artikel 11 lid 2 van de maatschapsovereenkomst.
- Het geschil wordt in overwegende mate beheerst door de vraag of de waarde van de buitenvennootschappelijke activa bij de verdeling van de maatschap dient te worden betrokken.
- Voor de verdeling gelden de volgende uitgangspunten.
- Artikel 11 biedt geen grondslag voor een berekening van het aandeel in de maatschap inclusief de waarde van de buitenvennootschappelijke activa.
- Hier kan niet worden vastgesteld dat de aankoop van de grond en de bedrijfsgebouwen grotendeels met maatschapsvermogen is gefinancierd.
- Evenmin kan worden vastgesteld dat de onroerende zaken en productierechten op de balans van de maatschap als activa stonden opgenomen.
- Verder heeft de maatschap niet op eigen naam met de gronden van [het naastgelegen agrarisch bedrijf] samenhangende extra productierechten aangevraagd en verkregen. Het extra melkquotum is door de man aangevraagd en verworven.
- Het voorgaande leidt tot de conclusie dat geen, althans onvoldoende grond bestaat voor de conclusie dat de economische eigendom van de buitenvennootschappelijke activa is ingebracht in de maatschap. Deze buitenvennootschappelijke activa maken dan ook geen onderdeel uit van het vermogen van de maatschap en behoren niet bij de waardering en verdeling te worden betrokken.
- De vrouw heeft ten aanzien van de afwikkeling van de maatschap verder nog aangevoerd dat, zo begrijpt de rechtbank, een verdeling zonder dat op enigerlei wijze rekening wordt gehouden met de opbouw van de waarde van de buitenvennootschappelijke activa, in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
-De vrouw heeft daartoe gesteld dat een strikte toepassing van artikel 11 van de maatschapsovereenkomst ertoe zal leiden dat de vrouw in het geheel niet meedeelt in de vermogenstoename van de buitenvennootschappelijke activa terwijl winst van het bedrijf, waar de vrouw een aandeel van 50% in heeft, is gebruikt ten behoeve van de afschrijving en aflossing van de buitenvennootschappelijke activa en daarmee feitelijk ten gunste van het vermogen van de man is gekomen.
- Uit de brief van [medewerker van advisering] van [advisering] -advisering van 9 februari 2010 volgt dat de financiële verslaglegging van de maatschap door [advisering] -advisering heeft plaatsgevonden met als doel een zo gunstig mogelijk fiscaal resultaat. De rechtbank is van oordeel dat, indien kan worden vastgesteld dat de vrouw door de fiscaal gedreven keuzes en gevoerde administratie van de maatschap als individuele vennoot bij de verdeling aanmerkelijk is benadeeld in haar vermogensrechtelijke positie ten opzichte van die van de man, dit aanleiding zou kunnen zijn voor een billijkheidscorrectie, welke correctie afhankelijk is van de ernst van de benadeling.
- De rechtbank acht inlichtingen door een onafhankelijk deskundige gewenst (in afwijking van het bepaalde in artikel 11 lid 2 van de maatschapsovereenkomst, met instemming van partijen).
- De rechtbank is voorshands van oordeel dat de navolgende vragen aan de deskundige dienen te worden voorgelegd:
Indien de vraag ontkennend wordt beantwoord kunt u dan aangeven tot welk bedrag er meer of minder is afgeschreven dan de werkelijke waardevermindering.
- te verklaren voor recht dat de jaarrekening 2011 bindend tussen partijen is vastgesteld en dat het buitenvennootschappelijk vermogen bij voortzetting van de maatschap door de man niet in de waardevaststelling betrokken dient te worden;
- de billijkheidscorrectie en als onderdeel van dit thema: de motieven bij aankoop van de [het naastgelegen agrarisch bedrijf] , de door de vrouw gemaakte transcripties van opnames van gesprekken tussen de man en de vrouw (en enkele derden) over de afwikkeling van de maatschap en het addendum bij de maatschapsovereenkomst (grieven 3-6).
Behalve door huwelijkse voorwaarden wordt de maatschapsverhouding tussen de man en de vrouw - uiteraard - ook beheerst door de maatschapsovereenkomst. Daaronder verstaat het hof vooralsnog: de oorspronkelijke overeenkomst uit 2001, zoals gewijzigd en aangevuld in het addendum van 2004.
De man heeft betoogd dat strijdigheid bestaat tussen de huwelijkse voorwaarden en de maatschapsovereenkomst, maar heeft niet op concrete bepalingen gewezen waaruit die strijdigheid blijkt. Dit betekent dat het hof vooralsnog toepassing zal geven aan de relevante bepalingen in de maatschapsovereenkomst zoals hiervoor omschreven.
(a) “ter vaststelling van waartoe iedere vennoot in de maatschap gerechtigd is of wat deze aan de maatschap verschuldigd is, een afzonderlijke balans” opmaken per 7 oktober 2011?
(b) in die balans “de aktiva der maatschap” opnemen tegen een door u gemotiveerd vast te stellen bedrijfseconomische waarde per 7 oktober 2011?