ECLI:NL:GHSHE:2020:2025

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
200.231.332_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door diefstal van elektriciteit in hennepzaak

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om de aansprakelijkheid van de appellant voor schade die de energieleverancier Enexis had geleden als gevolg van diefstal van elektriciteit. De appellant, die betrokken was bij een hennepkwekerij, had een illegale aftakking van elektriciteit aangebracht, waardoor de elektriciteit niet geregistreerd werd door de meter van Enexis. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 13 maart 2014 werd in een bedrijfsloods een hennepkwekerij aangetroffen, waar de appellant als vertegenwoordiger van een vennootschap optrad. De elektriciteitsaansluiting stond op naam van zijn ex-echtgenote, die ook eigenaar was van de loodsen. De kantonrechter had in eerste aanleg de vordering van Enexis toegewezen, waarbij de appellant en zijn ex-echtgenote hoofdelijk aansprakelijk werden gesteld voor de schade van € 7.482,86, die bestond uit het illegaal afgenomen elektriciteitsverbruik en bijkomende kosten. In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij een betalingsafspraak had gemaakt met Enexis en dat hij geen belang had bij het hoger beroep, omdat zijn ex-echtgenote de vordering had voldaan. Het hof oordeelde dat de appellant onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling en dat de schadevergoeding terecht was toegewezen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de appellant in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.231.332/01
arrest van 7 juli 2020
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als:
[appellant],
advocaat: mr. A.J.J. Kreutzkamp te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul,
tegen
Enexis Netbeheer B.V., voorheen genaamd Enexis B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als:
Enexis,
advocaat: thans mr. G.E.M.C. Reinartz te Eindhoven, voorheen mr. B. Sommen te Eindhoven
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 13 maart 2018 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaak-/rolnummer 5622034/17-107, gewezen vonnis van 12 oktober 2017, tussen [appellant] en zijn ex-echtgenote, mevrouw [ex-echtgenote van appellant] (hierna: [ex-echtgenote van appellant] ), als gedaagden en Enexis als eiseres.

5.Het verdere verloop van de procedure

5.1.
Ter uitvoering van het tussenarrest van 13 maart 2018 heeft op 24 mei 2018 een comparitie plaatsgevonden. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt, dat tot de processtukken behoort.
5.2.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord, met productie,
- de akte van de zijde van [appellant] van 30 oktober 2018,
- de antwoordakte van de zijde van Enexis van 27 november 2018.
5.3.
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

6.De beoordeling

De vaststaande feiten
6.1.
Op 13 maart 2014 is in de bedrijfsloods aan [adres] te [vestigingsplaats] , althans in de naastgelegen, ongenummerde bedrijfsloods, een hennepkwekerij aangetroffen. De kwekerij was op dat moment nog in gebruik. In de loods werden drie ruimten aangetroffen die waren ingericht voor het telen van hennepplanten. In de ruimten stonden op het moment van ontdekking respectievelijk 81, 103 en 32 hennepplanten.
6.2.
[ex-echtgenote van appellant] was eigenaar van deze bedrijfsloodsen. De loods aan [adres] was op dat moment verhuurd aan het bedrijf van de dochter van [appellant] en [ex-echtgenote van appellant] , [de vennootschap naar Belgisch recht] België BVBA (hierna: [de vennootschap naar Belgisch recht] ). [appellant] trad op als vertegenwoordiger van [de vennootschap naar Belgisch recht] .
6.3.
De elektriciteitsaansluiting voor de bedrijfsloodsen bevond zich in de loods aan [adres] . De elektriciteitsaansluiting stond op naam van [ex-echtgenote van appellant] .
6.4.
De elektriciteitsvoorziening van de hennepkwekerij is op 13 maart 2014 onderzocht door een fraude-inspecteur van Enexis, de heer [de fraude-inspecteur] (hierna: [de fraude-inspecteur] ), in aanwezigheid van de politie. Hierbij werd geconstateerd dat de elektriciteit ten behoeve van de kwekerij illegaal werd afgenomen. In het proces-verbaal van bevindingen van de politie is opgenomen dat
“er in de meterkast een illegale aftakking van de elektriciteit was gemonteerd”en dat
“de elektrische apparatuur ten behoeve van de hennepkwekerij was aangesloten op de illegale aftakking. Het elektrische verbruik van deze apparatuur werd dan ook niet geregistreerd door de elektriciteitsmeter.”
6.5.
Volgens het proces-verbaal van verhoor van [appellant] door de politie van 13 maart 2014 heeft [appellant] verklaard dat hij de hennepkwekerij heeft aangelegd en ingericht en dat hij de eigenaar van de kwekerij is. Ook heeft hij verklaard dat hij de elektriciteit heeft
“aangelegd achter de meter door”en deze
“rechtstreeks op de blokken van de PNEM”heeft aangesloten en dat
“Tussen de aftakking van de hoofdkabel en het eindverbruik voor de hennepkwekerij”een meter gemonteerd zit. Voorts heeft [appellant] verklaard dat
“twee eerdere pogingen”om hennep te kweken zijn mislukt, dus dat hij drie keer een nieuwe oogst heeft opgezet, maar nog niet heeft geoogst. De eerste keer hebben de hennepplanten volgens verklaring van [appellant]
“een week of twee gestaan”en de tweede keer is het volgens verklaring van [appellant] misgegaan
“na een week of 5”.
6.6.
Bij (mondeling) vonnis van de politierechter van 5 augustus 2016 is [appellant] strafrechtelijk veroordeeld voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit in de periode 1 januari 2014 tot en met 13 maart 2014.
Eerste aanleg
6.7.
Enexis heeft in eerste aanleg, samengevat, gevorderd [appellant] en [ex-echtgenote van appellant] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 7.482,86, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook heeft zij gevorderd [appellant] en [ex-echtgenote van appellant] te veroordelen in de proceskosten.
6.8.
[appellant] en [ex-echtgenote van appellant] hebben verweer gevoerd.
6.9.
Bij tussenvonnis van 23 maart 2017 heeft de kantonrechter een comparitie bepaald, die op 12 september 2017 is gehouden. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.
6.10.
Bij het bestreden eindvonnis van 12 oktober 2017 heeft de kantonrechter de vordering van Enexis toegewezen.
6.11.
De kantonrechter heeft daartoe, kort gezegd, overwogen en geoordeeld als volgt.
Als contractuele wederpartij heeft [ex-echtgenote van appellant] jegens Enexis een zorgplicht. Vaststaat dat de elektriciteitsaansluiting is gemanipuleerd en dat buiten de meter om elektriciteit is afgenomen door [appellant] . Gesteld noch gebleken is dat [ex-echtgenote van appellant] de nodige zorg heeft betracht om de manipulatie te voorkomen. Door de aansluiting op haar naam te laten staan, maar vervolgens geen controle uit te oefenen, heeft [ex-echtgenote van appellant] haar zorgplicht geschonden. [appellant] heeft erkend dat hij de elektriciteitsaansluiting heeft gemanipuleerd en illegaal elektriciteit heeft afgenomen. De door [appellant] gebruikte elektriciteit is niet geregistreerd op de door of namens Enexis gemonteerde meter. Dit is diefstal van energie en dat is onrechtmatig. Dat [appellant] zelf een meter heeft geplaatst, doet daaraan niet af. [appellant] is door de politierechter ook veroordeeld voor diefstal van energie. [ex-echtgenote van appellant] en [appellant] zijn aansprakelijk voor de door Enexis geleden schade.
De door Enexis gevorderde schade bestaat uit berekend verbruik ad € 6.330,75, capaciteitstarief ad € 443,01, administratiekosten ad € 363,89, kosten afsluiting ad € 49,21
en kosten voor de werkzaamheden van de fraude-inspecteur ad € 296,00.
[ex-echtgenote van appellant] heeft de hoogte van de gestelde schade niet betwist. [appellant] heeft het berekend verbruik betwist; tegen de overige posten heeft hij geen verweer gevoerd.
Enexis kan er in beginsel mee volstaan een redelijke berekening van het elektriciteitsverbruik aan haar vordering ten grondslag te leggen. Omdat sprake is van verbruik buiten de meter om, kan zij het verbruik immers niet op basis van de als controlemiddel bedoelde meter vaststellen. [appellant] heeft tegen de berekening van Enexis het verweer gevoerd dat die berekening gewoon niet klopt en dat uitgegaan moet worden van het door zijn meter geregistreerde verbruik. Enexis is in haar berekening uitgegaan van één voorgaande kweek van negen weken. [appellant] betwist dat hij ooit geoogst heeft, maar heeft bij de politie verklaard dat twee eerdere oogsten zijn mislukt, de eerste oogst na een week of twee en de tweede oogst na een week of vijf. Het tijdsbestek is door [appellant] slechts globaal aangeduid en naar het oordeel van de kantonrechter is het voor de berekening van de schade gerechtvaardigd om het verbruik voor de twee mislukte oogsten gelijk te stellen met één voorgaande oogst. De kantonrechter is van oordeel dat [appellant] de schade onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Gelet op de uitgebreide onderbouwing van de schadeberekening door Enexis had het op de weg van [appellant] gelegen om concreet aan te geven en te motiveren welke uitgangspunten van deze berekening onjuist zouden zijn, hetgeen hij heeft nagelaten. Hij heeft slechts in algemene bewoordingen de juistheid van de door Enexis gemaakte berekening betwist. Op grond van het vorenstaande is de door Enexis gestelde hoogte van de gevorderde schade voldoende komen vast te staan.
6.12.
[ex-echtgenote van appellant] heeft integraal aan de bij het bestreden vonnis uitgesproken veroordelingen voldaan.
Hoger beroep
6.13.
[appellant] heeft in hoger beroep, onder aanvoering van drie grieven, gevorderd het bestreden vonnis te vernietigen en, opnieuw recht doende, al het gevorderde van Enexis af te wijzen, met veroordeling van Enexis in de kosten van beide instanties.
6.14.
Enexis heeft verweer gevoerd.
6.15.
Preliminairheeft Enexis zich op het standpunt gesteld dat [appellant] geen belang meer heeft bij het onderhavige hoger beroep, zodat het hoger beroep afgewezen moet worden dan wel dat [appellant] hierin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Enexis heeft daartoe, samengevat, het volgende aangevoerd. [appellant] heeft gesteld dat hij met [ex-echtgenote van appellant] een betalingsafspraak heeft gemaakt. Omdat [ex-echtgenote van appellant] niet op de hoogte was van de hennepkwekerij, zou hij met haar hebben afgesproken dat hij haar schadeloos zou stellen voor het schadebedrag waartoe hij veroordeeld zou worden voor de door hem opgezette kwekerij. Volgens Enexis is de gestelde betalingsafspraak tussen [appellant] en [ex-echtgenote van appellant] een afspraak tussen hen beiden, die geen derdenwerking heeft. Nu de vordering door [ex-echtgenote van appellant] is voldaan en door [ex-echtgenote van appellant] geen hoger beroep is ingesteld, zal [appellant] ingevolge de afspraak met [ex-echtgenote van appellant] altijd, ongeacht de uitkomst van het onderhavige hoger beroep, de door [ex-echtgenote van appellant] aan Enexis betaalde bedragen aan [ex-echtgenote van appellant] moeten vergoeden. Daaruit volgt dat [appellant] geen enkel belang heeft bij dit hoger beroep.
6.16.
[appellant] kan zich hierin niet vinden. Volgens [appellant] heeft hij met [ex-echtgenote van appellant] afgesproken dat hij met haar afrekent waartoe hij uiteindelijk onherroepelijk wordt veroordeeld. Dat betekent niet dat hij hetgeen door [ex-echtgenote van appellant] ter uitvoering van het bestreden vonnis is voldaan volledig aan [ex-echtgenote van appellant] moet terugbetalen. Hij stelt zich dan ook op het standpunt dat hij belang heeft bij een inhoudelijke beslissing in dit hoger beroep.
6.17.
Hoewel het standpunt van Enexis het hof aannemelijk voorkomt, kan niet worden uitgesloten dat de gestelde afspraak tussen [appellant] en [ex-echtgenote van appellant] een andere inhoud heeft en [appellant] belang heeft bij dit hoger beroep. Het hof zal dan ook overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.
6.18.
Met
grief 1beroept [appellant] zich op een betalingsafspraak tussen hem en Enexis. Hij voert in dat verband, kort gezegd, aan dat [de fraude-inspecteur] op 13 maart 2014 in naam van Enexis aan hem heeft medegedeeld dat betaling van € 3.000,00 volstond om deze kwestie af te wikkelen en dat hij hiermee uitdrukkelijk akkoord is gegaan. Daarmee is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen, inhoudende betaling van € 3.000,00 tegen finale kwijting en decharge om de beweerde energiediefstal op te lossen. [appellant] werd daarna meegenomen door de politie. Hij heeft nadien tevergeefs geprobeerd om met Enexis over de afspraak in contact te komen en deze uit te voeren.
6.19.
Enexis heeft bij memorie van antwoord het bestaan van een betaalafspraak betwist. Volgens haar heeft [de fraude-inspecteur] een dergelijke afspraak niet gemaakt noch zal hij deze hebben kunnen maken. Bij de ontmanteling van een hennepkwekerij door de politie is veelal een fraude-inspecteur van Enexis aanwezig. Die beoordeelt dan de elektrische installatie en bekijkt of er sprake is van illegale elektriciteitsafname. Hij neemt de aanwezige elektrische apparatuur op, noteert de vermogens daarvan en beoordeelt de mate van vervuiling van de kwekerij en de aanwezige apparatuur. De berekening van de illegaal afgenomen elektriciteit (aan de hand van de aangetroffen apparatuur en geschatte kweekduur) maakt de fraude-inspecteur pas later op het kantoor van Enexis. Ter plaatse van de kwekerij zijn het schadebedrag van de illegaal afgenomen elektriciteit en de bijkomende kosten niet bekend. De fraude-inspecteur kan en zal ter plaatse dan ook nooit een betalingsvoorstel doen tegen finale kwijting en decharge. Wel kan hij ter plaatse een voorstel doen om een voorschot op het uiteindelijke totale schadebedrag direct te betalen, zodat de elektriciteit niet hoeft te worden afgesloten. Verder acht Enexis het volstrekt ongeloofwaardig dat - zo er een voorstel zou zijn gedaan - nadien door [appellant] tevergeefs geprobeerd zou zijn om met Enexis hierover te spreken en dat, toen dat niet lukte, [appellant] dan geen actie zou hebben ondernomen. Het had - aldus Enexis - voor de hand gelegen dat [appellant] in dat geval een brief zou hebben gestuurd aan Enexis of een advocaat zou hebben ingeschakeld om dit af te handelen. Van enig contact tussen partijen over een mogelijke betalingsafspraak is niet gebleken. Enexis heeft alleen op 7 april 2014 een e-mail van [appellant] ontvangen met de vraag hoeveel er betaald moet worden. Ter onderbouwing hiervan heeft zij een schermuitdraai van dit contact in het geding gebracht. Ook acht Enexis het ongeloofwaardig dat [appellant] akkoord zou zijn gegaan met het voorstel van de fraude-inspecteur, gelet op zijn standpunt dat hij de illegaal afgenomen elektriciteit op de door hem geplaatste meter heeft geregistreerd en hij slechts bereid was deze geregistreerde elektriciteit te betalen.
6.20.
[appellant] heeft vervolgens bij akte uitdrukkelijk volhard in zijn standpunt.
Hij heeft in dat kader aangevoerd dat het geen aanbod betrof tot betaling als voorschot op schadevergoeding. Daar zou hij nooit mee akkoord gegaan zijn. Het was een schikking, waarbij beide partijen water bij de wijn deden. Hij heeft voorts aangevoerd dat er voor het contact op 7 april 2014 sprake is geweest van nog twee contacten tussen partijen en dat er daarna nog vijf contacten zijn geweest. In strijd met artikel 21 Wetboek van Rechtsvordering (Rv) heeft Enexis de overige contacten op de door haar overgelegde schermuitdraai onleesbaar gemaakt.
6.21.
Het hof stelt voorop dat het hoger beroep mede ten doel heeft om partijen de gelegenheid te geven verzuimen uit de eerste aanleg te herstellen. [appellant] , die zich de betalingsafspraak naar eigen zeggen eerst na het bestreden vonnis herinnerde, kan dit verweer dan ook voor het eerst bij grief in hoger beroep voeren.
Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] onvoldoende gesteld om daaruit te kunnen concluderen dat partijen betaling van € 3.000,00 tegen finale kwijting en decharge zijn overeengekomen om de energiediefstal af te wikkelen. Het had, zeker gelet op de gemotiveerde betwisting van Enexis, op de weg van [appellant] gelegen om zijn standpunt in elk geval bij akte nader te onderbouwen. Aan het beroep van [appellant] op artikel 21 Rv gaat het hof voorbij. Enexis heeft bij antwoordakte aangevoerd dat de onleesbaar gemaakte tekst op de door haar in het geding gebrachte schermuitdraai geen betrekking heeft op communicatie met [appellant] . Naar het oordeel van het hof kan niet worden geconcludeerd dat sprake is geweest van handelen van Enexis in strijd met artikel 21 Rv, dat zou moeten leiden tot sancties.
Aan nadere bewijslevering met betrekking tot de betalingsafspraak wordt niet toegekomen, nu [appellant] daarvoor onvoldoende heeft gesteld en hij bovendien in hoger beroep niets heeft aangevoerd dat tot andere conclusies aanleiding geeft.
6.22.
Met
grief 2komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat hij jegens Enexis onrechtmatig heeft gehandeld. Met
grief 3klaagt hij erover dat de kantonrechter ten onrechte de schadeberekening van Enexis heeft overgenomen.
Het hof zal deze grieven gezamenlijk behandelen.
6.23.
Het hof stelt voorop dat Enexis onweersproken heeft gesteld dat het - op tegenspraak gewezen - vonnis van de politierechter van 5 augustus 2016, waarbij [appellant] strafrechtelijk is veroordeeld voor hennepteelt en elektriciteitsdiefstal, inmiddels onherroepelijk is geworden. Aan dit vonnis komt ingevolge het bepaalde in artikel 161 Rv dwingende bewijskracht toe. Het hof zal dan ook voorshands uitgaan van het gegeven dat [appellant] in de periode 1 januari 2014 tot en met 13 maart 2014 elektriciteit heeft gestolen, behoudens door [appellant] te leveren tegenbewijs.
[appellant] blijft ook in hoger beroep bestrijden dat hij de elektriciteitsaansluiting heeft gemanipuleerd nu hij slechts een eigen meter heeft geplaatst, waarop de elektriciteit ten behoeve van de apparatuur van de kwekerij werd geregistreerd. Met deze meter werd alle elektriciteit die is afgenomen geregistreerd. Van onrechtmatig handelen is daarom volgens [appellant] geen sprake.
Het hof kan [appellant] hierin niet volgen. Hij heeft een illegale aftakking van de elektriciteit aangebracht. Daardoor is de ten behoeve van de kwekerij afgenomen elektriciteit niet op de door of vanwege Enexis geplaatste of ter beschikking gestelde kWh-meter geregistreerd. Dit levert een onrechtmatige daad op jegens Enexis. Het plaatsen van een eigen meter door [appellant] neemt, ook als die meter alle afgenomen elektriciteit zou hebben geregistreerd, niet weg dat er wel degelijk is gemanipuleerd met de elektriciteitsaansluiting. Het hof komt dan ook tot het oordeel dat [appellant] onvoldoende heeft aangevoerd om de bewijskracht van het strafrechtelijk vonnis te ontzenuwen, zodat hij niet kan worden geacht in het tegenbewijs te zijn geslaagd.
6.24.
Hieruit volgt dat [appellant] aansprakelijk is voor de schade die Enexis als gevolg van de diefstal van elektriciteit heeft geleden. Deze schade bestaat onder meer uit het bedrag aan elektriciteitsverbruik dat Enexis als gevolg van de manipulatie van de kWh-meter niet in rekening heeft kunnen brengen.
6.25.
De bewijslast met betrekking tot de omvang van de illegaal afgenomen elektriciteit rust volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv in beginsel op Enexis.
Het is een feit van algemene bekendheid dat in Nederland energie door middel van verrekening achteraf wordt betaald. Energieleveranciers en netwerkbedrijven maken hiertoe gebruik van (geijkte en verzegelde) meters, waarmee de omvang van de energieafname in beginsel wordt bepaald. Deze meters scheppen daarmee een bewijsvermoeden ten gunste van de netwerkbedrijven en elektriciteitsleveranciers. In het geval dat, zoals hier, het enige controlemiddel van Enexis (de meetinrichting) niet meer betrouwbaar is ten gevolge van een illegale aftakking op de aansluitkabel voor de kWh-meter en correcte meting dan onmogelijk is gemaakt, mag aan het bewijs van de omvang van de energieafname geen al te zware eisen worden gesteld en kan Enexis volstaan met het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden die de afgenomen hoeveelheid energie voldoende aannemelijk maken.
Indien een energieafnemer of gebruiker de aldus aannemelijk gemaakte energieafname betwist, zal deze daar concrete feiten en gegevens tegenover moeten stellen, waaruit blijkt dat van een andere berekening moet worden uitgegaan. Stelt hij onvoldoende concrete feiten en gegevens, dan blijft in situaties waarin de meter is gemanipuleerd de omstandigheid dat niet precies kan worden vastgesteld over welke periode is geteeld voor rekening en risico van de afnemer of gebruiker en wordt aan het leveren van tegenbewijs niet toegekomen, omdat niet aan de stelplicht is voldaan (ECLI:NL:GHSHE:2014:5166, ECLI:NL:GHSHE:2018:123
6.26.
Weliswaar heeft [appellant] aangevoerd dat in dit geval, omdat hij het verbruik van de illegaal afgenomen elektriciteit met een eigen meter heeft geregistreerd, de berekening van Enexis, die uitgaat van veronderstellingen en indicatoren, niet als basis kan dienen voor de afrekening, maar hierin volgt het hof hem niet.
De ten behoeve van de hennepkwekerij afgenomen elektriciteit is niet op de door of vanwege Enexis geplaatste of ter beschikking gestelde, geijkte en verzegelde, kWh-meter geregistreerd. Enexis kan dan volstaan met het leveren van bewijs als hiervoor overwogen. Dat [appellant] een eigen meter heeft geplaatst, brengt niet mee dat afgeweken moet worden van de hiervoor genoemde bewijswaarderingsmaatstaf.
6.27.
Enexis is in haar berekening van de illegaal afgenomen elektriciteit, zoals weergegeven in de inleidende dagvaarding, uitgegaan van de op 13 maart 2014 in de drie ruimten van de bedrijfsloods aangetroffen teelt en één voorgaande teelt in de drie ruimten van de loods. Zij heeft zich hierbij onder meer gebaseerd op de mate van vervuiling op de aangetroffen apparatuur/zaken verband houdende met de kwekerij: de algenvorming bij de afvoer van de stellage, de lege jerrycans voedingsmiddelen, de (half)lege flessen sla-olie, de vervuilde koolstoffilters en de zakken gevuld met gebruikte potgrond, alsook op de verklaringen van [appellant] zoals opgenomen in het proces-verbaal van verhoor door de politie. Enexis heeft in de inleidende dagvaarding (pagina’s 4 en 5) foto’s opgenomen, gemaakt op 13 maart 2014, waarop de lege jerrycans, de algenvorming en de gebruikte flessen sla-olie te zien zijn. Enexis heeft voorts in haar berekening meegenomen dat een volledige teeltperiode in totaal negen weken duurt, bestaande uit een groeiperiode van één week en een bloeiperiode van acht weken. Enexis stelt dat met de aangetroffen teelt en de voorgaande teelt 91.750 kWh elektriciteit is verbruikt. Enexis heeft haar berekening mede gebaseerd op de volgens haar op 13 maart 2014 in de bedrijfsloods aangetroffen apparatuur, te weten: in de eerste ruimte veertien lampen van elk 600 watt, een waterpomp van 800 watt, een klimaatkast van 9.800 watt, een waterverwarming van 300 watt en een lamp van 900 watt, in de tweede ruimte veertien lampen van elk 600 watt, een waterpomp van 550 watt, een waterverwarming van 300 watt, een klimaatkast van 9.800 watt en een ventilator van 900 watt en in de derde ruimte twee lampen van elk 600 watt, een waterpomp van 550 watt en een ventilator van 450 watt.
6.28.
[appellant] heeft daar reeds in eerste aanleg tegen ingebracht dat hij nimmer heeft geoogst en dat het volledige elektriciteitsverbruik ten behoeve van de hennepkwekerij is geregistreerd door de door hem bij aanvang van de activiteiten voor de kwekerij geplaatste meter. [appellant] heeft een foto van deze meter ten tijde van de ontdekking van de hennepkwekerij, zoals in het politiedossier opgenomen, in het geding gebracht. Daarop valt een verbruik van 15.1042 kWh af te lezen. De berekening van Enexis kan dan ook - aldus [appellant] - niet kloppen.
6.29.
[appellant] heeft in hoger beroep zijn betoog dat hij nimmer heeft geoogst gehandhaafd. Ook heeft hij volhard in zijn standpunt dat het volledige elektriciteitsverbruik door de door hem geplaatste meter is geregistreerd. Hij stelt uitdrukkelijk dat de meter vanaf het begin van de activiteiten voor de kwekerij is opgehangen en aangesloten op deugdelijke wijze.
6.30.
Enexis heeft naar het oordeel van het hof voldoende inzicht gegeven in de door haar gehanteerde uitgangspunten voor de berekening van de illegaal afgenomen elektriciteit.
Het hof verwerpt de blote stelling van [appellant] dat hij nimmer geoogst heeft. Reeds de eigen verklaring van [appellant] tegenover de politie, inhoudende dat hij twee keer eerder hennepplanten heeft geplaatst, vormt een aanwijzing dat er tenminste één voorgaande teelt is geweest, althans blijkt hieruit naar het oordeel van het hof op zijn minst genomen dat er eerder hennepplanten zijn geplaatst voor een duur die overeenkomt met de door Enexis opgevoerde kweekduur van één teelt. Het hof is voorts van oordeel dat [appellant] niet mocht volstaan met de enkele betwisting van de berekening door Enexis op grond van verbruik geregistreerd door een door hemzelf geplaatste meter. Het had, zeker nu Enexis al in eerste aanleg gemotiveerd heeft betwist dat de door [appellant] geplaatste meter steeds alle illegaal afgenomen elektriciteit heeft geregistreerd, op de weg van [appellant] gelegen om zijn betwisting nader te motiveren en te onderbouwen. Anders dan [appellant] veronderstelt, is het, zo volgt uit het vorenoverwogene, daarbij niet aan Enexis om aan te tonen dat de door [appellant] geplaatste meter niet steeds alle illegaal afgenomen elektriciteit heeft geregistreerd. [appellant] heeft echter nagelaten zijn betwisting nader te motiveren.
Aan nadere bewijslevering met betrekking tot de registratie door de door [appellant] geplaatste meter wordt niet toegekomen, nu [appellant] daarvoor onvoldoende heeft gesteld.
6.31.
Het hof gaat dan ook van uit van een elektriciteitsverbruik van 91.750 kWh als door Enexis gesteld. Rekening houdend met het tussen partijen niet in geschil zijnde kWh-tarief van € 0,069, exclusief btw en exclusief energiebelasting, als opgevoerd door Enexis kan de door Enexis geleden schade ter zake niet geregistreerd elektriciteitsverbruik worden vastgesteld op het door Enexis gevorderde bedrag groot € 6.330,75. Dit bedrag is dan ook terecht door de kantonrechter toegewezen.
6.32.
Ook in hoger beroep heeft [appellant] geen afzonderlijk verweer tegen de door Enexis gevorderde overige schadeposten (capaciteitstarief, administratiekosten, kosten afsluiting en kosten voor werkzaamheden van de fraude-inspecteur) gevoerd. Ook deze posten zijn derhalve door de kantonrechter terecht toegewezen.
Slotsom
6.33.
De slotsom is dat de grieven tegen het bestreden vonnis falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
6.34.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal het hof [appellant] veroordelen in de kosten van het hoger beroep. Deze kosten worden aan de zijde van Enexis vastgesteld op
€ 726,00 aan griffierecht en € 1.897,50 voor salaris van de advocaat volgens het liquidatietarief (2,5 punten, tarief I in hoger beroep à € 759,00 per punt).

7.De uitspraak

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het bestreden vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, van 12 oktober 2017;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de
zijde van Enexis vastgesteld op € 726,00 aan griffierecht en € 1.897,50 voor salaris van de advocaat volgens het liquidatietarief;
wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. van Sandick, O.G.H. Milar en J.N. de Blécourt en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 juli 2020.
griffier rolraadsheer