ECLI:NL:GHSHE:2020:1674

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
200.187.155_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en Raadsonderzoek in Hoger Beroep

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een omgangsregeling en raadsonderzoek in het kader van een hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 28 mei 2020 en is een vervolg op eerdere beschikkingen van het hof. De appellant, aangeduid als de vader, en de verweerster, aangeduid als de moeder, zijn betrokken bij een geschil over de omgang met hun minderjarige kind, geboren in 2014. De Raad voor de Kinderbescherming is ook betrokken in deze procedure.

De beschikking van 6 juni 2019 had de moeder verzocht om voor 7 november 2019 te rapporteren over haar behandeling en therapie. Het hof heeft kennisgenomen van de ontwikkelingen in de zaak, waaronder het feit dat de advocaat van de moeder zich heeft onttrokken. Het hof heeft overwogen dat beide ouders, met ondersteuning van de partner van de moeder, nu in staat en bereid moeten zijn om hun verantwoordelijkheden op te pakken. Ouderschapsbemiddeling wordt niet ingezet, omdat de motivatie bij een van de ouders ontbreekt.

Het hof heeft een informatieregeling vastgesteld waarbij de vader verantwoordelijk is voor het inwinnen van informatie over de specifieke problematiek van hun kind. De moeder zal de vader faciliteren en hen wordt gevraagd om de communicatie over hun kind te respecteren en niet met derden te delen. Het hof heeft besloten om de zaak aan te houden tot 20 december 2020, zodat de betrokkenen de kans krijgen om hun voornemens waar te maken. De Raad voor de Kinderbescherming zal de rolvervulling van de ouders evalueren en rapporteren aan het hof.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 28 mei 2020
Zaaknummer: 200.187.155/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/298917 / FA RK 15-2975
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te
[woonplaats] ,
appellant in principaal appel,
verweerder in incidenteel appe
l,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.E.J. de Hart,
tegen
[verweerster],
wonende te
[woonplaats] ,
verweerster in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F.J.I. van den Branden.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestiging] ,
hierna te noemen: de raad.
In deze zaak wordt als belanghebbende aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de partner van de moeder.
Deze beschikking gaat over
[minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] en is een vervolg op de beschikkingen van het hof van 17 november 2016, 4 mei 2017, 23 augustus 2018 en 6 juni 2019.

17.De beschikking d.d. 6 juni 2019

Bij die beschikking heeft het hof de (advocaat van de) moeder verzocht tijdig vóór 7 november 2019 het hof te berichten over het verloop en het resultaat van de behandeling/therapie van de moeder, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de overige belanghebbenden en de raad, waarna dezen gelegenheid kregen om hierop te reageren;

18.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

18.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
-het bericht van de advocaat van de moeder d.d. 7 november 2019, houdende mededeling dat deze zich aan de zaak heeft onttrokken.

19.De verdere beoordeling

In het principaal en het incidenteel appel:
Het hof overweegt als volgt:
19.1
Inmiddels is recht gedaan aan de factor tijd, die nodig was om in deze zaak een punt te vinden van waaraf een positief traject kan worden ingezet. Het hof gaat er daarom van uit dat beide ouders, de moeder daarbij ook ondersteund door haar partner, nu in staat en bereid zullen zijn om hetgeen zij realiseerbaar achten, ook daadwerkelijk in te zetten. Het hof zal niet meer dan dat verlangen. Ouderschapsbemiddeling wordt niet ingezet, nu de motivatie en / of het vermogen daartoe bij een van de ouders ontbreekt. Het hof wil dat respecteren.
Dat betekent dat de vader hetgeen de raad van hem verwacht dient op te pakken:
 de vader gaat zich bezighouden met het inwinnen van informatie over de specifieke intensieve problematiek van [minderjarige] ; de vader dient contact op te nemen met [naam] om invulling aan deze opdracht te geven;
Voor de moeder betekent dit:
 De moeder zal de vader in zijn opdracht faciliteren en daartoe, ondersteund door haar partner, met de hulpverleners rond [minderjarige] het kader vormen waarbinnen de vader zijn rol zal kunnen invullen;
Voor de moeder en de vader zal de navolgende informatieregeling gaan gelden:
 De moeder zal de vader eens per kwartaal informeren door per e-mail over [minderjarige] aan de vader te berichten over haar wel en wee, voorzien van een recente foto en of filmpje;
de vader zal de verstrekte informatie niet met derden delen, zijn huplverlener(s) uitgezonderd;
met name zal de vader er voor zorgen dat foto’s en films aangaande [minderjarige] niet met derden worden gedeeld en / of op social media worden geplaatst;
van de vader wordt verwacht dat hij met steun van zijn hulpverlener af en toe (dat hoeft niet iedere keer) aan het adres van de moeder per e-mail reageert op de door de moeder verstrekte informatie.
19.2.
Het hof acht het in het belang van [minderjarige] , de betrokken ouders en de partner van de moeder, om de zaak gedurende dit jaar aan te houden, om ieder de gelegenheid te bieden, te laten zien dat de (eigen) voornemens worden waargemaakt. Het hof vraagt daarbij van betrokkenen om zich op de eigen rol te richten en daar het beste van te maken. Hoe de ander zijn / haar rol vervult: de raad zal ieders rolvervulling in het laatste kwartaal van dit jaar kunnen evalueren en het hof over het verloop kunnen informeren.
19.3.
Op grond van het voorgaande zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden.

20.De beslissing

In het principaal en het incidenteel appel:
Het hof:
Draagt de ouders en voor zover van toepassing ook de partner van de moeder op, om met ingang van 1 juni 2020 aan de slag te gaan met hetgeen onder rechtsoverweging 19.1. staat vermeld;
verzoekt de raad, het in het raadsrapport d.d. 29 januari 2019 aangekondigde vervolg-onderzoek in te stellen in de maanden oktober en / of november van 2020;
verzoekt de raad, tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 20 december 2020.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, E.L. Schaafsma-Beversluis en H. van Winkel en is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.