ECLI:NL:GHSHE:2018:3593

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 augustus 2018
Publicatiedatum
29 augustus 2018
Zaaknummer
200.187.155_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en Raadsonderzoek in Hoger Beroep

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep inzake een omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige dochter. De vader, vertegenwoordigd door mr. M.E.J. de Hart, heeft in hoger beroep een verzoek ingediend om contact met zijn dochter, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door mr. F.J.I. van den Branden, zich verzet tegen deze omgang. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken bij de procedure en heeft eerder een onderzoek uitgevoerd naar de situatie van de minderjarige, die een ontwikkelingsachterstand en een autistische stoornis heeft. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 juli 2018 is gebleken dat de moeder niet heeft meegewerkt aan het traject 'Ouderschapsbemiddeling', wat eerder door het hof was voorgeschreven. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende informatie is om een verantwoorde beslissing te nemen over de omgangsregeling. Daarom heeft het hof de Raad verzocht om een nieuw onderzoek in te stellen en te rapporteren over de mogelijkheden voor contact tussen de vader en de minderjarige. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot 20 december 2018, zodat het hof de resultaten van het onderzoek kan afwachten.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 23 augustus 2018
Zaaknummer: 200.187.155/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/298917 / FA RK 15-2975
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te
[woonplaats] ,
appellant in principaal appel,
verweerder in incidenteel appe
l,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.E.J. de Hart,
tegen
[verweerster],
wonende te
[woonplaats] ,
verweerster in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F.J.I. van den Branden.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestiging] ,
hierna te noemen: de raad.
In deze zaak wordt als belanghebbende aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de partner van de moeder.

9.De beschikking d.d. 4 mei 2017

Bij die beschikking heeft het hof (in het principaal en het incidenteel appel) partijen, kort gezegd en voor zover hier van belang, verwezen naar [instelling] te [plaats 2] om aldaar het traject “Ouderschapsbemiddeling” te doorlopen, en partijen verzocht het hof schriftelijk te informeren omtrent de resultaten van voornoemd traject bij [instelling] . Iedere verder beslissing is aangehouden.

10.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

10.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 juli 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
-de vader, bijgestaan door mr. De Hart;
-de moeder, bijgestaan door mr. Van den Branden;
-de raad, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de raad] .
Tijdens de voortzetting van de mondelinge behandeling hebben beide advocaten een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
10.1.1.
De heer [belanghebbende] is, hoewel opgeroepen, niet verschenen.
10.2.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
-het V-formulier van de advocaat van de vader d.d. 12 december 2017 met productie 16;
-het V-formulier en de brief van de advocaat van de moeder d.d. 23 januari 2018;
-het V-formulier en de brief van de advocaat van de vader d.d. 21 februari 2018 met producties 17 tot en met 19;
-het V-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 2 juli 2018 met productie 8 tot en met 12;
-het V-formulier van de advocaat van de vader d.d. 4 juli 2018 met productie 20 en 21.

11.De verdere beoordeling

In het principaal en het incidenteel appel:
Inhoudelijke beoordeling van het verzoek van de vader:
11.1.
Uit de onder 10.2. genoemde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de moeder niet heeft meegewerkt aan het traject “Ouderschapsbemiddeling” bij [instelling] .
11.2.
De (advocaat van de) vader heeft ter zitting toegelicht dat hij begrijpt dat er vanwege de problematiek van [minderjarige] geen reguliere omgangsregeling kan worden vastgesteld. Voor hem is duidelijk geworden dat [minderjarige] alleen met de moeder wederzijds contact kan hebben. De vader ziet echter wel mogelijkheden om [minderjarige] te zien. Daarnaast wil de vader geïnformeerd worden over de ontwikkeling van [minderjarige] en zou hij graag een rol spelen in haar verzorging.
11.3.
De (advocaat van de) moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat ontmoetingen tussen vader en [minderjarige] in strijd zijn met de belangen van [minderjarige] . Ook praktisch gezien is het niet mogelijk dat de vader [minderjarige] ziet. De zorg voor [minderjarige] is erg belastend en de moeder heeft behoefte aan rust.
Het hof overweegt als volgt:
11.4.
Uit de door de moeder overgelegde medische gegevens van [minderjarige] is het hof gebleken dat [minderjarige] een ontwikkelingsachterstand en een autistische stoornis heeft.
De moeder stelt dat er vanwege de problematiek van [minderjarige] geen ruimte is voor contact tussen de vader en [minderjarige] . De vader erkent de problematiek, maar ziet wel mogelijkheden voor (eenzijdig) contact met haar.
De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling van 23 maart 2017 afspraken met elkaar gemaakt: zij zouden het traject “Ouderschapsbemiddeling” bij [instelling] gaan volgen ter verbetering van hun onderlinge verstandhouding en communicatie. De moeder heeft zich aan deze afspraak onttrokken. Het hof heeft de moeder er op gewezen dat er voor haar verplichtingen gelden die uit de wet voortvloeien, waar zij zich niet aan mag onttrekken. Zij kan niet enkel op eigen gezag en naar eigen inzicht bepalen wat wel of wat niet goed zou kunnen werken waar het de relatie tussen [minderjarige] en haar vader betreft. In dit verband is niet zonder belang dat de moeder eerder wel een ontmoeting in haar omgeving heeft georganiseerd tussen [minderjarige] en haar halfbroertje [halfbroertje] en diens moeder (ex-partner van de vader), zoals ter zitting van 19 juli 2018 door de ouders is beschreven naar aanleiding van door de vader op 12 december 2017 overgelegde foto’s.
11.4.1.
Nu een afspraak die ouders rondom deze kwestie maakten niet is nageleefd en het hof zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht acht over de mogelijkheden van contact tussen de vader en [minderjarige] om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen zal het hof zal de raad verzoeken om een onderzoek in te stellen en te rapporteren en adviseren omtrent de volgende vragen:
- zijn er mogelijkheden voor de vader om contact te hebben met [minderjarige] ?
- zo ja, op welke wijze kan daar invulling aan worden gegeven?
11.5.
Het hof zal de verdere behandeling van de zaak vier maanden aanhouden, teneinde de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
11.6.
Op grond van het vorenstaande zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden.

12.De beslissing

In het principaal en het incidenteel appel:
Het hof:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 11.4.1.is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 20 december 2018.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, E.L. Schaafsma-Beversluis en H. van Winkel en is in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.