ECLI:NL:GHSHE:2020:1571

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
14 mei 2020
Zaaknummer
200.264.609_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor afzien van inroeping legitieme portie voor meervoudig gehandicapte erfgenaam

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een erfgenaam, die tevens executeur is, om toestemming te krijgen voor het afzien van de inroeping van de legitieme portie voor een meervoudig gehandicapte erfgenaam. De zaak betreft een geschil over de legitieme portie van de heer [de erflater], waarbij de appellante, in haar hoedanigheid als executeur en erfgenaam, de Stichting Beheer [stichting] als belanghebbende heeft betrokken. De Stichting [stichting] fungeert als bewindvoerder over de goederen van de meervoudig gehandicapte erfgenaam, [de zoon].

De tussenbeschikking van 6 februari 2020 had al vastgesteld dat het plan van aanpak van de appellante voldeed aan de eisen van het hof. Het hof had de appellante en de stichting de gelegenheid geboden om het plan ten uitvoer te leggen. De appellante heeft op 18 maart 2020 een bewijs van oprichting van de stichting [de zoon] ingediend, evenals een bewijs van storting van € 75.000,- aan deze stichting.

Het hof oordeelde dat met de oprichting van de stichting en de overboeking van het bedrag aan de stichting een op maat gemaakte oplossing was bereikt voor de meervoudig gehandicapte erfgenaam. Het hof concludeerde dat het niet langer in het belang van [de zoon] was dat de bewindvoerder de legitieme portie inroept. Daarom heeft het hof de beschikking waarvan beroep vernietigd en de Stichting [stichting] toestemming verleend om af te zien van de inroeping van de legitieme portie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
Uitspraak : 14 mei 2020
Zaaknummer : 200.264.609/01
Zaaknummer eerste aanleg : 6894539 UD VERZ 18-705 (BM 18128)
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante], in haar hoedanigheid van zowel executeur als erfgenaam in de nalatenschap van de heer [de erflater] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. H.M.P.A. Wolters,
Belanghebbende:
Stichting Beheer [stichting] ,in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan
[de zoon] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: stichting [stichting] of de bewindvoerder respectievelijk [de zoon] .

9.De tussenbeschikking van 6 februari 2020

9.1.
Bij tussenbeschikking van 6 februari 2020 heeft het hof geconstateerd dat het plan van aanpak voldoet aan de eisen die het hof eraan gesteld heeft bij tussenbeschikking van 14 november 2019. Het hof heeft vervolgens [appellante] en stichting [stichting] de gelegenheid geboden om het plan van aanpak ten uitvoer te leggen. Het hof heeft voorts aangegeven voornemens te zijn om na de effectuering van de nieuw op te richten stichting de beschikking van de kantonrechter te vernietigen. In rechtsoverweging 7.3 van de tussenbeschikking van 6 februari 2020 heeft het hof in dat verband [appellante] in de gelegenheid gesteld een afschrift van de oprichtingsakte van de nieuw op te richten stichting, en een bewijs van storting aan deze stichting van het bedrag van € 75.000,- aan het hof te doen toekomen, uiterlijk 19 maart 2020.

10.De verdere procedure

10.1
Op 18 maart 2020 is door de griffie een afschrift ontvangen van de op 10 maart 2020 opgerichte stichting [de zoon] (productie 17). Het op het voorblad aangekondigde gewaarmerkt uittreksel van de kamer van koophandel was niet bijgevoegd.
10.2.
Op 23 april 2020 is door de griffie een bewijs van overboeking ontvangen van mevrouw [appellante] van € 75.000,= aan de hiervoor genoemde stichting [de zoon] (productie 19) alsook een bevestigingsmail ter zake ontvangst van bedoeld bedrag op de rekening van de Stichting [de zoon] , zijnde [rekeningnummer] , als verstuurd door mevrouw [accountmanager] , accountmanager bij ABN AMRO alwaar de rekening van de laatstgenoemde stichting wordt aangehouden (productie 20).

11.De verder beoordeling

11.1.
Met de oprichting van de Stichting [de zoon] en met overboeking van het bedrag van € 75.000,= aan die stichting is uitvoering gegeven aan het plan van aanpak zoals door het hof bedoeld.
11.2.
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 3.7.7. van de beschikking van 14 november 2019 is het hof van oordeel dat aldus een voor [de zoon] op maat gemaakte oplossing is bereikt. Aldus is het in de gegeven bijzondere omstandigheden van het geval thans niet (meer) in het belang van [de zoon] dat de bewindvoerder (Stichting [stichting] ) ten zijne behoeve de legitieme portie inroept dan wel aan die inroeping vasthoudt.
11.3.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep vernietigen en de Stichting [stichting] alsnog toestemming verlenen af te zien van inroeping van de legitieme als toekomend aan de belanghebbende [de zoon] , althans toestemming verlenen een eerder gedane opeising (zie rechtsoverweging 3.6. van de tussenbeschikking van 14 november 2019) in te trekken en daarmee ongedaan te maken.
11.4
Voor een beoordeling van proceskosten bestaat in het onderhavige geval gezien de aard van de zaak geen aanleiding.

12.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
verleent de Stichting [stichting] toestemming om in de gegeven omstandigheden af te zien van inroeping van de aan [de zoon] toekomende legitieme portie, althans een eerder gedane opeising in te trekken en daarmee ongedaan te maken.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.R.M. de Moor, A.P. Zweers-van Vollenhoven en M. Breur en is in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2020.