Uitspraak
[de zoon] ,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een erfgenaam, die tevens executeur is, om toestemming te krijgen voor het afzien van de inroeping van de legitieme portie voor een meervoudig gehandicapte erfgenaam. De zaak betreft een geschil over de legitieme portie van de heer [de erflater], waarbij de appellante, in haar hoedanigheid als executeur en erfgenaam, de Stichting Beheer [stichting] als belanghebbende heeft betrokken. De Stichting [stichting] fungeert als bewindvoerder over de goederen van de meervoudig gehandicapte erfgenaam, [de zoon].
De tussenbeschikking van 6 februari 2020 had al vastgesteld dat het plan van aanpak van de appellante voldeed aan de eisen van het hof. Het hof had de appellante en de stichting de gelegenheid geboden om het plan ten uitvoer te leggen. De appellante heeft op 18 maart 2020 een bewijs van oprichting van de stichting [de zoon] ingediend, evenals een bewijs van storting van € 75.000,- aan deze stichting.
Het hof oordeelde dat met de oprichting van de stichting en de overboeking van het bedrag aan de stichting een op maat gemaakte oplossing was bereikt voor de meervoudig gehandicapte erfgenaam. Het hof concludeerde dat het niet langer in het belang van [de zoon] was dat de bewindvoerder de legitieme portie inroept. Daarom heeft het hof de beschikking waarvan beroep vernietigd en de Stichting [stichting] toestemming verleend om af te zien van de inroeping van de legitieme portie.