ECLI:NL:GHSHE:2020:381

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 februari 2020
Publicatiedatum
6 februari 2020
Zaaknummer
200.264.609_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake machtiging bewindvoerder voor legitieme portie van meervoudig gehandicapte erfgenaam

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een erfgenaam, die tevens executeur is, om een machtiging te verlenen aan de bewindvoerder. De zaak betreft de legitieme portie van een meervoudig gehandicapte erfgenaam, die onterfd is. De appellante heeft een bedrag van € 75.000,- beschikbaar gesteld voor de oprichting van een stichting die zich richt op het welzijn van de erfgenaam. Het hof heeft eerder, in een tussenbeschikking van 14 november 2019, bepaald dat er een maatwerkoplossing moest komen voor de legitieme portie van de erfgenaam. Het hof heeft de appellante en de stichting de gelegenheid geboden om een plan van aanpak op te stellen, dat goedgekeurd moest worden door alle betrokkenen, waaronder de mentor van de erfgenaam. Het hof heeft het plan van aanpak beoordeeld en vastgesteld dat het voldoet aan de gestelde eisen. De appellante is opgedragen om het plan ten uitvoer te leggen en het hof op de hoogte te houden van de voortgang. De zaak is aangehouden tot 19 maart 2020, zodat de appellante bewijs kan leveren van de oprichting van de stichting en de storting van het bedrag van € 75.000,-.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
Uitspraak : 6 februari 2020
Zaaknummer : 200.264.609/01
Zaaknummer eerste aanleg : 6894539 UD VERZ 18-705 (BM 18128)
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante], in haar hoedanigheid van zowel executeur als erfgenaam in de nalatenschap van de heer [de erflater] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. H.M.P.A. Wolters,
Belanghebbende:
Stichting Beheer [stichting] ,in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan
[de zoon] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: stichting [stichting] of de bewindvoerder respectievelijk [de zoon] .

5.De tussenbeschikking van 14 november 2019

Bij tussenbeschikking van 14 november 2019 heeft het hof geoordeeld dat - in het kader van de vraag of de aan [de zoon] toekomende legitieme portie wel of niet zou moeten worden opgeëist - in dit bijzondere geval bij wijze van een op maat gemaakte oplossing een voorstel zou kunnen worden uitgewerkt, waarbij tenminste een bedrag van € 75.000,- door [appellante] beschikbaar zou moeten worden gesteld in het kader van de op te richten stichting ten behoeve van het welzijn van [de zoon] . Het hof wenste hiertoe van stichting [stichting] en [appellante] een concreet plan van aanpak te ontvangen dat met alle betrokkenen waaronder de mentor diende te worden afgestemd. Onderdeel van dit plan van aanpak dient ten minste te zijn:
- dat een bedrag van € 75.000,- door [appellante] beschikbaar werd gesteld;
- dat dit geldbedrag naar een speciaal daartoe op te richten stichting zou vloeien;
- dat actief zou worden onderzocht hoe en op welke manier het (extra) geld zou kunnen bijdragen aan het welzijn van [de zoon] (waarbij gedacht moest worden aan de aanschaf van materiële zaken als bubbelbuizen, technische ondersteuning als aan/uitknoppen, extra begeleiding, vaker in het snoezelbad) en dat daartoe concrete acties zouden moeten worden ondernomen;
- dat deze stichting en in het bijzonder het bestuur ervan met voldoende waarborgen zou moeten worden omkleed;
- dat bij het overlijden van [de zoon] nog overgebleven geld zou mogen vloeien naar Stichting [fonds] .
Het hof heeft daarbij bepaald dat het uiterlijk 19 december 2019 een plan van aanpak wenste te ontvangen en heeft deze zaak daartoe vervolgens aangehouden.

6.Het vervolg

6.1.
Nadat het hof tussentijds uitstel had verleend voor het indienen van genoemd plan van aanpak tot en met 15 januari 2020, is bij “akte in geding brengen stukken”, ingekomen op 9 januari 2020 een plan van aanpak (productie 12) ingekomen ter griffie van het hof.
6.2.
In dit plan van aanpak staat (onder meer) het volgende.
Stichting [stichting] en [appellante] richten een stichting op met als doelstelling om het welzijn van [de zoon] te verhogen. [appellante] stort daartoe € 75.000,- op de bankrekening van de nieuwe stichting. Indien [de zoon] overlijdt, zal het eventuele restantbedrag naar de rekening van de stichting Fonds [fonds] te [plaats] gaan.
Het bestuur bestaat uit drie personen, waarbij de voorzitter wordt aangewezen door stichting [stichting] , de penningmeester/secretaris wordt aangewezen door [appellante] en een derde bestuurslid gezamenlijk wordt aangewezen. [appellante] zal zelf de functie van penningmeester/secretaris op zich nemen.
Er dient jaarlijks, te weten uiterlijk 1 april, een verslag van het voorgaande jaar te worden opgesteld. Ook dient er jaarlijks een kascontrole plaats te vinden. Zowel stichting [stichting] als [appellante] wijst één persoon aan voor een tweekoppige kascontrole. De personen worden benoemd voor de duur van twee jaar, waarna nieuwe leden worden benoemd.
Om het welzijn van [de zoon] te verhogen zullen de volgende activiteiten ontplooid worden:
  • 1 uur extra begeleiding per week voor wandelen/snoezelen etc (52 uur/jaar)
  • 1x/maand zwemmen (12x6 uur=72 uur/jaar)
  • Eenmalige aanschaf van snoezelmateriaal à € 1.500,-
  • Eenmalige aanschaf van een muziek/trilbed à € 3.000,-.
Deze activiteiten zijn besproken met de hoofdbehandelaar en unit-manager van [de zoon] . Beiden gaan akkoord met de realisatie van deze activiteiten. Ieder jaar zullen binnen het bestuur alle activiteiten of materialen geëvalueerd worden zodat het welzijn van [de zoon] gewaarborgd blijft.
Naast de kosten voor het eerste jaar (oprichtingskosten en de aanschaf van materiaal) zijn er de jaarlijks terugkerende kosten voor begeleiding van [de zoon] en bestuurskosten.
6.3.
Bij het plan van aanpak is gevoegd een stuk genaamd “Inzet [de zoon] ” en daaronder “Onderbouwing hoofdbehandelaar met handtekening” van [regiebehandelaar] , Regiebehandelaar, en [clustermanager] , Clustermanager en getekend 10 december 2019.
In deze onderbouwing staat (onder meer) dat [de zoon] een zeer ernstige verstandelijke beperking en een therapieresistente epilepsie heeft. Een goede afwisseling tussen inspanning en ontspanning is belangrijk voor hem om goed te functioneren. [de zoon] geniet erg van trillingen en muziek en hierdoor kan hij zich ontspannen. Met een muziek/trilbed kan hij uit zijn rolstoel komen. Dit is goed voor zijn houding en gezondheid. Ook snoezelmaterialen dragen bij aan het kunnen ontspannen maar ook aan het prikkelen van [de zoon] . Dit bevordert zijn alertheid en maakt het voor hem mogelijk te genieten. Middels individuele begeleiding kan er volledig op hem worden afgestemd en kunnen er ook activiteiten buiten de woning worden aangeboden. Dit is een verrijking van het leven van [de zoon] . Zwemmen is voor hem een topper. Hij kan in het water tot meer beweging komen, hetgeen goed is voor zijn spieren en zijn algehele gezondheid. Daarnaast geniet hij hier erg van. Zwemmen is wel intensief voor hem waardoor één keer per maand voldoende is.

7.De beoordeling

7.1.
Het hof constateert dat het plan van aanpak voldoet aan de eisen die het hof eraan gesteld heeft bij tussenbeschikking van 14 november 2019.
7.2.
Het hof zal – gelet op het bovenstaande – [appellante] en stichting [stichting] gelegenheid bieden om het plan van aanpak ten uitvoer te leggen. Het hof is voornemens om na de effectuering van de nieuw op te richten stichting (zie ook hieronder 7.3) de beschikking van de kantonrechter te vernietigen.
7.3.
Het hof zal de zaak hiertoe aanhouden tot 19 maart 2020 opdat [appellante] een afschrift van de oprichtingsakte van de nieuw op te richten stichting en een bewijs van storting aan deze stichting van het bedrag van € 75.000,- aan het hof zal doen toekomen.

8.De beslissing

Het hof:
bepaalt dat [appellante] uitvoering geeft aan het onder overweging 7.2 en 7.3. bepaalde;
bepaalt dat [appellante] het hof uiterlijk 19 maart 2020 zal berichten;
houdt iedere beslissing verder aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.R.M. de Moor, A.P. Zweers-van Vollenhoven en M. Breur en is in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2020.