ECLI:NL:GHARL:2021:6471

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
200.289.193/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor afzien van aanspraak op legitieme portie door curatoren van geestelijk beperkte betrokkene

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de curatoren van een geestelijk beperkte betrokkene toestemming kunnen krijgen om af te zien van de aanspraak op de legitieme portie in de nalatenschap van de grootvader van de betrokkene. De betrokkene, die geestelijk beperkt is en functioneert op het niveau van een vier- of vijfjarige, is onder curatele gesteld. De curatoren, bestaande uit de broer en de moeder van de betrokkene, hadden verzocht om een machtiging om te berusten in de onterving door de grootvader, die in 2020 is overleden. De kantonrechter had dit verzoek in eerste aanleg afgewezen, waarna de curatoren in hoger beroep gingen.

Het hof heeft in zijn overwegingen gekeken naar de belangen van de betrokkene en de wettelijke bepalingen omtrent de legitieme portie, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De curatoren voerden aan dat de betrokkene geen rechtens te respecteren belang had bij het maken van aanspraak op de legitieme portie, omdat hij voldoende middelen had om in zijn behoeften te voorzien. Het hof oordeelde echter dat het belang van de betrokkene niet alleen financieel is, maar ook betrekking heeft op zijn rechten als legitimaris. De curatoren stelden dat het maken van aanspraak op de legitieme portie de familieverhoudingen zou kunnen verstoren, maar het hof oordeelde dat dit niet voldoende was om af te zien van de aanspraak.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en het verzoek van de curatoren afgewezen. Het hof benadrukte dat de legitieme portie een recht is dat de betrokkene toekomt, ongeacht de wensen van de erflater, en dat het in het belang van de betrokkene is om deze aanspraak te maken. De beslissing van het hof is genomen in het openbaar en is op 29 juni 2021 uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.289.193/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 8819540)
beschikking van 29 juni 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
en [verzoekster],
wonende te [woonplaats2] ,
verzoekers in hoger beroep, verder te noemen: de curatoren, dan wel respectievelijk de broer en de moeder (van de betrokkene),
advocaat: mr. E.J. Luursema te Leek.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de betrokkene],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: de betrokkene.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 23 oktober 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 22 januari 2021;
- een brief van mr. Luursema van 27 mei 2021 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 31 mei 2021 plaatsgevonden. De broer is verschenen, bijgestaan door mr. Luursema. De moeder is niet in persoon verschenen.

3.De feiten

3.1
De betrokkene is geestelijk beperkt en functioneert op het niveau van een vier- of vijfjarige. Toen hij meerderjarig werd, hebben zijn ouders verzocht hem onder curatele te stellen en hen tot curator te benoemen. Daarmee heeft de kantonrechter te Groningen bij beschikking van 11 juli 2017 ingestemd. De vader is [in] 2019 overleden. Bij beschikking van 29 april 2020 is de broer tot medecurator benoemd.
3.2
De betrokkene is gerechtigd in de nalatenschap van [erflater] . Dat is zijn grootvader van vaderszijde, hierna genoemd: de grootvader. De grootvader is [in] 2020 overleden.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 15 oktober 2020, hebben de curatoren verzocht hun een machtiging te verlenen om te berusten in de onterving van de betrokkene door de grootvader.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de curatoren, een machtiging te verlenen om geen aanspraak te maken op de legitieme portie in de nalatenschap van de grootvader waarin de betrokkene gerechtigd is, afgewezen.
4.2
De curatoren zijn met één grief in hoger beroep gekomen van deze beschikking. De grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. Zij verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen en hen alsnog in hun hoedanigheid van curatoren over de betrokkene, te machtigen te berusten in de onterving door de grootvader.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De grootvader heeft voor het laatst op 9 januari 2018 bij uiterste wil over zijn nalatenschap beschikt. Uit het testament, dat zich bij de stukken bevindt, blijkt dat de betrokkene en de broer daarbij impliciet zijn onterfd. De erflater heeft een vijftal erfgenamen benoemd, onder wie de moeder van de betrokkene voor het geval de vader van de betrokkene tegelijk met of voor de erflater overleden is. Dat stemt tevens overeen met de inhoud van het ingebrachte schrijven van notaris mr. Wildeboer van 8 oktober 2020.
De broer heeft laten weten dat hij reeds heeft berust in zijn onterving. Het testament bevat een tweetrapsmaking, waarbij de broer de verwachter is van wat de moeder bij haar overlijden onverteerd van haar erfdeel uit de nalatenschap van de grootvader zal nalaten.
5.2
De curatoren vragen het hof hun toe te staan te berusten in de (impliciete) onterving van de betrokkene, oftewel af te zien van het inroepen van zijn legitieme portie. Zij voeren daartoe aan dat geen sprake is van een rechtens te respecteren belang voor de betrokkene om aanspraak te maken op de uitbetaling van de legitieme portie. De betrokkene heeft door zijn uitkeringen (en spaarrekening) voldoende middelen om in zijn behoeften te voorzien. Bovendien heeft hij geen bestedingsdoel(en), aldus de curatoren. Zij hebben ter onderbouwing van dat laatste tevens een brief van 27 mei 2021 overgelegd van de instelling waar de betrokkene verblijft.
5.3
De artikelen 4:63 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (BW) houden – kort en bondig weergegeven – in dat de legitieme portie het gedeelte betreft waarop een legitimaris in weerwil van giften en uiterste wilsbeschikkingen van de erflater aanspraak kan maken. Deze legitimarissen zijn de afstammelingen van de erflater die door de wet als erfgenamen tot de nalatenschap worden geroepen, hetzij uit eigen hoofde, hetzij bij plaatsvervulling.
De betrokkene heeft recht op een legitieme portie, een vordering die volgens de bepalingen in het testament nog niet opeisbaar is zolang de partner van de erflater leeft. Omdat de betrokkene onder curatele is gesteld, is voor afstand van de aanspraak op de legitieme portie machtiging van de kantonrechter nodig.
5.4
De vraag die het hof moet beantwoorden is niet of de betrokkene belang heeft bij het aanspraak maken op de legitieme portie, maar of het belang van de betrokkene ermee is gediend om daarvan af te zien. Het is het hof, evenals de kantonrechter, niet gebleken dat het afzien van het doen van een beroep op de legitieme portie in het belang van de betrokkene is. Het hof heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen.
5.5
De “Aanbevelingen Meerderjarigenbewind” zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton & Toezicht, die ook in geval van curatele gelden, vermelden onder E “Erfrecht”, punt 10 als uitgangspunt dat als de betrokkene in het testament van de ouder onterfd is, in beginsel aanspraak dient te worden gemaakt op de legitieme portie. Dat is niet anders bij een onterving door een grootouder, zoals in deze zaak.
5.6
Naar schatting zal de betrokkene volgens de curatoren ten minste gerechtigd zijn tot een bedrag van € 108.000,- als hij zich beroept op zijn legitieme portie. Ook wanneer hij – zoals is aangevoerd - daarover belasting moet betalen, wordt de betrokkene daardoor echter niet financieel benadeeld. Daaruit volgt dan ook niet dat het belang van de betrokkene vereist dat geen aanspraak wordt gemaakt op de legitieme portie.
Uit het feit dat de betrokkene – zoals de curatoren hebben aangevoerd - zelf reeds over vermogen beschikt en hij het vermogen uit de nalatenschap niet nodig heeft en/of daarover niet zal kunnen beschikken omdat hij, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, slechts weinig uitgaven heeft en geen bestedingsdoelen heeft, volgt op zichzelf evenmin dat afzien van de legitieme portie in zijn belang wenselijk is. Daarbij wordt opgemerkt dat niet te voorzien is wat de betrokkene, die nog jong is, in de toekomst nodig zal kunnen hebben.
5.7
De curatoren hebben verder aangegeven dat het de familieverhoudingen kan verstoren als aanspraak wordt gemaakt op de legitieme portie omdat daardoor niet iedere staak, oftewel familietak, een even grote aanspraak verkrijgt.
Aan de curatoren kan worden toegegeven dat het belang van de betrokkene uit meer dan het louter financiële belang kan bestaan, zoals zijn belang bij goede familieverhoudingen, aandacht en geregeld bezoek en in dat verband eventueel ook het draagvlak voor de beslissing bij omstanders zoals familieleden. Leidend hierin is echter het belang van de betrokkene zelf. De curatoren wijzen in dit verband weliswaar op de verhoudingen in de familie, maar niet gesteld of gebleken is dat de verhoudingen tussen de betrokkene zelf en zijn familie verstoord kunnen of zullen raken door een afwijzing van de verzochte toestemming (om af te zien van een beroep op de legitieme portie). Dit kan dan ook niet tot een andere beslissing leiden.
5.8
De curatoren hebben voorts aangevoerd dat zij de machtiging vragen omdat het beroep op de legitieme portie ingaat tegen de wens van de grootvader en zij de laatste wil van de grootvader willen volgen. Dat leidt evenwel niet tot een ander oordeel. De legitieme portie betreft immers steeds een recht waarop een legitimaris – zoals de betrokkene - aanspraak kan maken (juist) in weerwil van de uiterste wil van de erflater. Alleen al om die reden is de wil van de grootvader, wat daar verder ook van zij, niet doorslaggevend voor de beslissing in deze zaak.
5.9
Ten slotte hebben de curatoren gewezen op een uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 14 mei 2020 (ECLI:NL:GHSHE:2020:1571) waarin toestemming werd gegeven af te zien van het inroepen van de legitieme portie, nadat er een voor de betrokkene op maat gemaakte oplossing kwam. Ook deze verwijzing leidt niet tot een ander oordeel, alleen al omdat dit geen vergelijkbare situatie betreft. Anders dan in de zaak waarover het hof Den Bosch moest oordelen, is in de onderhavige zaak immers geen sprake van een lage levensverwachting van de betrokkene. Ook is niet gesteld noch gebleken dat de betrokkene in dit geval meer gebaat is bij een maatwerkoplossing. In de brief van de instelling wordt juist vermeld dat er geen bestedingsdoel is. Ook daarmee is dus niet komen vast te staan dat het in het belang van de betrokkene is om geen aanspraak te maken op de legitieme portie.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof het verzoek van de curatoren afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 23 oktober 2020;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Knot, A.P. de Jong-de Goede en S. Rezel, bijgestaan door mr. E.L.K. Bijma als griffier, en is op 29 juni 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.