Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in hoger beroep, verder te noemen: de curatoren, dan wel respectievelijk de broer en de moeder (van de betrokkene),
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de curatoren van een geestelijk beperkte betrokkene toestemming kunnen krijgen om af te zien van de aanspraak op de legitieme portie in de nalatenschap van de grootvader van de betrokkene. De betrokkene, die geestelijk beperkt is en functioneert op het niveau van een vier- of vijfjarige, is onder curatele gesteld. De curatoren, bestaande uit de broer en de moeder van de betrokkene, hadden verzocht om een machtiging om te berusten in de onterving door de grootvader, die in 2020 is overleden. De kantonrechter had dit verzoek in eerste aanleg afgewezen, waarna de curatoren in hoger beroep gingen.
Het hof heeft in zijn overwegingen gekeken naar de belangen van de betrokkene en de wettelijke bepalingen omtrent de legitieme portie, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De curatoren voerden aan dat de betrokkene geen rechtens te respecteren belang had bij het maken van aanspraak op de legitieme portie, omdat hij voldoende middelen had om in zijn behoeften te voorzien. Het hof oordeelde echter dat het belang van de betrokkene niet alleen financieel is, maar ook betrekking heeft op zijn rechten als legitimaris. De curatoren stelden dat het maken van aanspraak op de legitieme portie de familieverhoudingen zou kunnen verstoren, maar het hof oordeelde dat dit niet voldoende was om af te zien van de aanspraak.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en het verzoek van de curatoren afgewezen. Het hof benadrukte dat de legitieme portie een recht is dat de betrokkene toekomt, ongeacht de wensen van de erflater, en dat het in het belang van de betrokkene is om deze aanspraak te maken. De beslissing van het hof is genomen in het openbaar en is op 29 juni 2021 uitgesproken.