3.5.De bewindvoerder heeft in haar brief van 11 maart 2020 - zakelijk weergegeven – onder meer het volgende aangevoerd.
“(…) Het is de schuldenaar die een beroep doet op de WSNP en van hem wordt een en ander verwacht; hem wordt ook uit en te na uitgelegd wat er van hem verwacht wordt:
1. Hij krijgt spelregels voorgelegd en hem worden de regels ter zake de arbeidsplicht voorgelegd. Hij tekent daarvoor ter zitting voor akkoord.
2. Ook bij het huisbezoek wordt aan hem uitgelegd welke informatie hij moet geven, hoe vaak en op welke wijze. En dan gaat het over informatie betreffend financiën, arbeid, gezondheid. Dat is ook met dhr. [appellant] besproken en hij heeft daarvoor ook voor akkoord getekend (zie vragenlijst huisbezoek 17-2- 20 17, bijlage 2).
3. hr. [appellant] krijgt van mij het eerste verslag en daar staat onder het kopje “Informatieplicht” nog eens benoemd wat er (ongevraagd, spontaan en uit eigener beweging) aangeleverd moet worden. (zie bijlage 1)
4. Ook krijgt hij bij het huisbezoek én bij de mail aankondiging huisbezoek een boekje mee dat ik aanreik bij een WSNP. Ook daar staat nog een benoemd welke informatie er zondermeer moet worden aangereikt. (bijlage 2)
5. Als laatste wordt in ieder verslag benoemd hoe het gaat met informeren. En dan blijkt dat er wel eens wat mist (4 verslag), ik te weinig verneem (5 verslag) en het beter gaat na een waarschuwingsbrief(6e verslag). (bijlage 1)
Mij lijkt dat dhr. [appellant] moet weten waarover hij moet informeren en hoe vaak. Dat hij pas op het einde een waarschuwingsbrief van de RC krijgt, doet er niet aan af, tenzij mr. van der Linden meent dat alleen opdrachten, vragen en waarschuwingen van de RC serieus genomen hoeven te worden.(….)
Dhr. [appellant] beroept zich in eerste instantie niet op volledige arbeidsongeschiktheid (zie eerste verslag), maar beroept zich wel op fysieke beperkingen. Kort na het eerste verslag verzoekt hij vrijstelling arbeidsplicht en sollicitatieplicht vanwege mantelzorg voor de familie. Die krijgt hij ook tot 1-6-20 17. Daarna solliciteert hij, weliswaar matig en toont geen vacatures e.d., maar verzoekt (nog) geen vrijstelling. Hij laat daarna ook weten eerdaags een gesprek te hebben bij de Gemeente omtrent zijn arbeidsmogelijkheden (zie mailcorrespondentie
augustus/september 2017, bijlage 3) Daarna pas stelt hij zodanig klachten te hebben dat hij niet kan werken en overlegt daartoe een rapportage cliëntdiagnose dd 21-11-2017 in opdracht van de sociale dienst (mr. van der Linden meent dat die in de loop van
2018 is opgesteld) en verzoekt vrijstelling van de sollicitatieplicht. Dat verzoek wordt afgewezen en dhr. [appellant] gaat daarvan niet in beroep. (zie bijlage 3, rapportage cliëntdiagnose en afwijzing vrijstelling sollicitatieplicht). Er valt overigens nog wel wat af te dingen op de inhoud en conclusie van die rapportage cliëntdiagnose. Ik acht de conclusie zondermeer tegenstrijdig; “Cliënt is momenteel niet matchbaar op passende arbeidsplaatsen. Cliënt is PARTTIME beschikbaar voor werk of activiteiten voor 29-32 uur per week.” Is er dan nog een reden voor de bewindvoerder en de RC om een arbeidsdeskundige te laten rapporteren? Dat lijkt me niet. Er ligt een rapportage. En er wordt rekening gehouden met de beperkingen van dhr. [appellant] . Ook lukt het dhr. [appellant] om zelf met rapportages te komen. Het lijkt er alleen op dat de inhoud van die rapportages niet het gewenste resultaat hebben voor dhr. [appellant] ; namelijk volledige vrijstelling van de arbeids- en sollicitatieplicht. Ook de rapportage van UWV (november 2018) die dan opnieuw tot een gedeeltelijke vrijstelling van de sollicitatie- en arbeidsplicht leidt wordt pas aangereikt eind 2018. De WSNP is dan al bijna 2 jaar opwegen in die 2 jaar heb ik, als ik heel gunstig tel voor meneer [appellant] maximaal 15 activiteiten aangetoond gekregen. Afgezien van de vrijstelling tot 1-6-20 17 hadden er dat toen tenminste (17 maanden = 4 per maand) 68 sollicitaties moeten zijn.
Dan nog het beperkt solliciteren op enkel taxi-banen. Ik wijs er uitdrukkelijk op dat dit de keuze en beslissing was en is van dhr. [appellant] . Ik meld in het eerste verslag inderdaad dat dhr. [appellant] aangeeft dat hij alleen in de taxibranche aan het werk komt. Er wordt echter nergens gesteld dat dhr. [appellant] enkel en alleen op functies in de vervoerswereld hoeft te solliciteren.
(…) Ik meen dat uit de verslagen evident te lezen is dat dhr. [appellant] zijn verplichtingen niet nakwam. Mij lijkt dat het achterwege blijven van een verhoor, tussentijdse beëindiging en/of waarschuwingsbrief geen reden is om dan de schone lei niet te mogen weigeren. Uit mijn eindverslag kunt u opmaken dat ik opteerde voor beëindiging dan wel verlenging van de looptijd. Het verloop op de zitting was echter zodanig, dat voor de rechter ter plekke praktisch geen andere keus dan beëindiging zonder schone lei mogelijk was. De ingenomen stellingen van dhr. [appellant] cq zijn raadsman was/zijn alles behalve bereidwillig om een verlengde schuldsanering tot een goed einde te brengen.Dhr. [appellant] was/is niet tekortgeschoten in zijn verplichtingen. Het was/is de schuld van de rechter commissaris die niet eerder duidelijk maakte aan dhr. [appellant] dat hij in troebel water zwom. Het was/is de schuld van de bewindvoerder die niet eerder wees op de mogelijkheid een deskundige rapportage te (laten) opmaken waaruit arbeidsvrijstelling zou blijken. Het was/is in ieder geval niet de schuld van dhr. [appellant] dat hij niet voldoende had gesolliciteerd, dat hij niet eerder aantoonde niet te kunnen werken. Enige toezegging om in een verlengde looptijd alsnog ‘vol aan de bak’ te gaan, wordt (ook nu!) niet gedaan.”