In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de schuldsaneringsregeling van een vrouw, hierna te noemen [appellante]. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had op 15 januari 2014 geoordeeld dat [appellante] toerekenbaar tekortgeschoten was in haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, waardoor haar geen 'schone lei' werd verleend. [appellante] ging hiertegen in beroep. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 februari 2014 is de bewindvoerder, mevrouw P.W. Kaarsbaan, gehoord, maar [appellante] zelf was niet verschenen.
Het hof heeft vastgesteld dat [appellante] in de periode van de schuldsaneringsregeling, die op 11 februari 2011 was ingegaan, niet voldoende had gesolliciteerd. De bewindvoerder had haar niet adequaat gewezen op haar sollicitatieverplichtingen, wat leidde tot een passieve houding van [appellante]. Het hof oordeelde dat de bewindvoerder tekortgeschoten was in haar toezichthoudende taak, zoals bedoeld in artikel 316 lid 1 sub a van de Faillissementswet (Fw).
Het hof concludeerde dat hoewel [appellante] deels tekort was geschoten in haar sollicitatieverplichtingen, deze tekortkomingen in de gegeven omstandigheden niet aan haar konden worden toegerekend. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verleende alsnog de 'schone lei' aan [appellante]. Dit arrest benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de schuldenaar als de bewindvoerder in het kader van de schuldsaneringsregeling en de noodzaak van adequate communicatie over verplichtingen.
De uitspraak van het hof is van belang voor de interpretatie van de sollicitatieverplichtingen binnen de schuldsaneringsregeling en de rol van de bewindvoerder in het toezicht daarop. Het hof heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd na het verbindend worden van de slotuitdelingslijst, zoals bepaald in artikel 358 lid 1 Fw.