In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Supermarkt [de Supermarkt] B.V. tegen [geïntimeerde]. De zaak betreft een ongeval dat plaatsvond op 11 mei 2017, waarbij de partner van [geïntimeerde] met de auto tegen een paaltje aanreed. Dit paaltje was niet goed zichtbaar door een reclamebord dat door Supermarkt [de Supermarkt] was geplaatst. [geïntimeerde] vorderde schadevergoeding van Supermarkt [de Supermarkt] voor de schade aan zijn auto, die was begroot op € 1.719,20 aan herstelkosten en € 49,01 voor het vaststellen van de schade, plus buitengerechtelijke incassokosten.
In eerste aanleg werd de vordering van [geïntimeerde] toegewezen, maar Supermarkt [de Supermarkt] ging in hoger beroep. Het hof moest beoordelen of Supermarkt [de Supermarkt] onrechtmatig had gehandeld door het reclamebord op die locatie te plaatsen, waarbij de kelderluikcriteria als beoordelingskader werden gehanteerd. Het hof overwoog dat Supermarkt [de Supermarkt] mocht verwachten dat automobilisten de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht zouden nemen.
Het hof concludeerde dat de kans op een ongeval klein was, omdat automobilisten doorgaans langzaam rijden en goed opletten bij het inparkeren. Bovendien was het verboden om over het trottoir te rijden. Het hof oordeelde dat Supermarkt [de Supermarkt] niet aansprakelijk was voor de schade, omdat de automobilist zelf verantwoordelijk was voor het inparkeren. Het vonnis in eerste aanleg werd vernietigd en [geïntimeerde] werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.