Voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de
vennootschap gelden aldus hogere eisen dan in het algemeen het geval is. Een hoge drempel
voor aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover een derde wordt gerechtvaardigd door
de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van
de vennootschap en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders
hun handelen in onwenselijke mate laten bepalen door defensieve overwegingen (HR 20
betrokkene bij zijn taakvervulling als bestuurder van een vennootschap, dient de vraag of hij
ook persoonlijk aansprakelijk is voor de schade die de wederpartij lijdt ten gevolge van
wanprestatie of een onrechtmatige daad van de vennootschap, steeds overeenkomstig de
hiervoor bedoelde verzwaarde maatstaf te worden beantwoord (HR 5 september 2014,
ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de
normschending en de overige omstandigheden van het geval, de aard van de door de
rechtspersoon uitgevoerde activiteiten, de in het algemeen daaruit voortvloeiende risico’s,
de gegevens waarover de bestuurder beschikte en behoorde te beschikken ten tijde van de
hem verweten beslissingen of gedragingen, alsmede het inzicht en de zorgvuldigheid die
mogen worden verwacht van een bestuurder die voor zijn taak berekend is en deze
nauwgezet vervult. Op zichzelf is voor onrechtmatig handelen van de bestuurder in persoon
niet voldoende dat hij er niet op toeziet dat de rechtspersoon tijdig haar financiële
verplichtingen nakomt (HR 13 juni 1986. ECL1:NL:PHR:1986:AC3112). Er moet sprake
zijn van bijvoorbeeld betalingsonwil (HR 3 april 1992. ECLI:NL:HR: 1992:ZC0564) of het
bewust bewerkstelligen van een toestand die betaling van een schuld verhindert, zoals het
leeghalen van de vennootschap en overdracht van activa (Hof Den Haag 20 augustus 1998,
JOR 1999, 39; Hof Den Haag 8 juni 1999, JOR 2000, 93).”