ECLI:NL:GHSHE:2020:1211

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
200.244.668_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over geluidshinder en uitleg huishoudelijk reglement in appartementsrecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] over geluidshinder in een appartementencomplex. De appellant, eigenaar van een appartement onder dat van [geïntimeerde 1], klaagt over geluidsoverlast veroorzaakt door de laminaatvloer in het appartement van [geïntimeerde 1], dat wordt verhuurd aan haar dochter, [geïntimeerde 2]. De appellant stelt dat de laminaatvloer in strijd is met het huishoudelijk reglement van de Vereniging van Eigenaars (VvE) en vordert onder andere dat de laminaatvloer wordt verwijderd en dat de (krimp)naden van de vloer worden afgekittend. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in eerste aanleg de vorderingen van de appellant afgewezen.

Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van het vonnis van de rechtbank en de stukken van de eerste aanleg. Het hof oordeelt dat de laminaatvloer niet in strijd is met het huishoudelijk reglement, omdat deze aan de technische eisen voldoet en de geluidsoverlast niet onredelijk is. De deskundige heeft vastgesteld dat de geluidisolatie van de vloer voldoende is en dat de tapijttegels die door [geïntimeerde 2] zijn aangebracht, de geluidsoverlast verder reduceren. Het hof concludeert dat de appellant geen in rechte te respecteren belang heeft om naleving van het verbod op de laminaatvloer te eisen, omdat hij geen onredelijke hinder ondervindt.

Daarnaast oordeelt het hof dat de geluiden die de appellant ervaart, voortkomen uit het normale, dagelijkse leven van een gezin met opgroeiende kinderen en dat deze niet als onredelijk kunnen worden aangemerkt. De vorderingen van de appellant worden afgewezen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. De proceskosten worden aan de zijde van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.244.668/01
arrest van 7 april 2020
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. R.E. Izeboud te Breda,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] ,
advocaat: mr. B.H. Vader te Oost-Souburg,
op het bij exploot van dagvaarding van 27 juni 2018 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 28 maart 2018 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] als gedaagden.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/334154 / HA ZA 17-532)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met een productie;
  • de memorie van antwoord met een productie.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De feiten

3.1.
In dit hoger beroep gaat het hof uit van gaat uit van de feiten die de rechtbank heeft vastgesteld in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.7. De vaststelling van de feiten is niet betwist en wordt voor zover relevant aangevuld met enkele andere feiten die tussen partijen vaststaan. Kort gezegd gaat het om het volgende.
3.1.1.
In 1978 is een appartementencomplex aan de [adres] te [vestigingsplaats] opgeleverd. Er is een Vereniging van Eigenaars [de VvE] (hierna: de VvE).
3.1.2.
De VvE heeft op 3 juni 2003 een Huishoudelijk Reglement vastgesteld, dat op 10 april 2008 is aangepast (hierna: het reglement). Het reglement luidt onder meer:
Artikel 1 Doel
De bepalingen van dit huishoudelijk reglement beogen voor iedere bewoner van een appartement een waarborg te scheppen voor een optimaal leef- en woonklimaat. Eveneens zodanige omstandigheden te scheppen om te voorkomen dat ten gevolge van handelingen of nalatigheden van bewoners de leefbaarheid in en het aanzien van het appartementencomplex aangetast zou kunnen worden.
(…)
Artikel 2 Hinderbepalingen
2.1
Ongestoord woongenot
Het is iedere bewoner verboden last of hinder te veroorzaken aan de andere bewoners.
2.2
Voorkomen geluidshinder
  • Iedere bewoner is verplicht zich te onthouden van luidruchtigheid, opdat er geen overlast ontstaat en er geen verstoring van de rust kan optreden. In dit verband is onder ongewenst geluid in elk geval te verstaan:
  • Het geluid dat wordt voortgebracht door het verrichten van bepaalde werkzaamheden, zoals timmeren, boren, schuren en knutselen; noodzakelijke werkzaamheden mogen uitsluitend verricht worden op werkdagen tussen 08:00 uur en 21:00 uur en op zaterdag tussen 10:00 uur en tot 18:00 uur. Het verdient de voorkeur omwonenden te waarschuwen wanneer sloop- en/of boorwerkzaamheden van enige omvang (langer dan 2 weken) gaan plaatsvinden.
Dus op zon- en feestdagen is het niet toegestaan te boren, timmeren, e.d.
  • Het geluid dat wordt veroorzaakt door het verrichten van handelingen, zoals klussen, hard dichtslaan van deuren, onrustig gebruik van de gemeenschappelijke ruimten, luid afstellen van geluidsapparatuur en storend gebruik van muziekinstrumenten.
  • Alle overige lucht- en contactgeluiden, die voor bewoners in algemene zin onredelijke hinder veroorzaken.
2.3
Vloeren
De vloerbedekking van de privé gedeelten dient van een zodanige samenstelling te zijn, dat contactgeluiden zo veel mogelijk worden tegengegaan. Met name is het NIET TOEGESTAAN LAMINAAT, PARKET OF STENEN VLOEREN AAN TE BRENGEN, met uitzondering van keuken, bijkeuken en sanitaire ruimte waar wel tegelvloeren mogen worden aangelegd. Deze tegelvloeren moeten dan wel vrij van de wanden gelegd worden. Onder de volgende voorwaarden is het leggen van een parket- c.q. laminaatvloer in de woonkamer, hal, gang en/of slaapkamer(s) toegestaan:
  • De vloer moet zwevend worden gelegd, d.w.z. vrij van de wanden en voorzien van een isolerende onderlaag, deze dient te worden doorgezet tegen de opgaande wanden;
  • Het leggen dient te geschieden met de garantie dat er een verbetering van de isolatie-index voor contactgeluid (lco) wordt bereikt van tenminste 10DB, beoordeeld op basis van de norm NEN 1070/NEN 5077 dan wel de meest recente norm op dit terrein;
  • De bewoner blijft er voor verantwoordelijk, dat aan de vereiste isolatiewaarde wordt voldaan, tevens dient de bewoner het garantiecertificaat te kunnen overleggen aan de VvE danwel, in geval van huur, aan de eigenaar;
  • Voor het aanbrengen van tegelvloeren, parketvloeren en laminaatvloeren dient vooraf schriftelijk goedkeuring te worden aangevraagd bij de bestuurder.
(…)
2.5
Huisdieren
Het houden van huisdieren is uitsluitend toegestaan zolang deze geen overlast bezorgen. Huisdieren dienen buiten de privé-gedeelten te allen tijde aangelijnd te zijn.
3.1.3.
[geïntimeerde 1] is in 2014 eigenaar geworden van het appartement [appartement 1] . In dat appartement lag op dat moment een laminaatvloer. [geïntimeerde 1] verhuurt het appartement sindsdien aan haar dochter, [geïntimeerde 2] . [geïntimeerde 2] bewoont het appartement met haar vier kinderen. Ze heeft tevens een mopshond.
3.1.4.
[appellant] is eind 2014 eigenaar geworden van het appartement [appartement 2] . Dat appartement is gelegen onder het appartement van [geïntimeerde 1] .
3.1.5.
[appellant] heeft op enig moment bij [geïntimeerde 2] geklaagd over geluidsoverlast. [geïntimeerde 2] heeft vervolgens tapijttegels over de laminaatvloer gelegd.
3.1.6.
Bij beschikking van 4 mei 2016 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op verzoek van [appellant] een voorlopig deskundigenonderzoek bevolen ter beantwoording van onder meer de volgende vragen:
Voldoet de laminaatvloer in het appartement [appartement 1] te [woonplaats] aan de in art. 2.3 van het Huishoudelijk Reglement gestelde eisen, zowel qua voorgeschreven isolatiewaarde als wijze van leggen?
Is sprake van zodanige lucht- en contactgeluiden afkomstig uit het appartement [appartement 1] te [woonplaats] , dat deze voor de bewoner van [appartement 2] te [woonplaats] onredelijke hinder in de zin van art. 2.2. van het Huishoudelijk Reglement veroorzaken?
3.1.7.
De deskundige heeft op 1 februari 2017 zijn definitieve rapport uitgebracht.
Het rapport luidt onder meer:
3.2
Contactgeluid (…)
(…)
Aan de minimale eis voor de isolatie-index van contactgeluid lco=0 dB, wordt ruim voldaan. Tussen de slaapkamer van het woonappartement 68 en de onderliggende slaapkamer van het woonappartement 40, met het hamerapparaat opgesteld op het de ‘laminaatparket’, bedraagt lco= 3 dB (Rekenmethodiek: NEN 1070; f3=125 t/m f7=2000 Hz).
Gemeten met het hamerapparaat op tapijttegels, komt de isolatie-index van contactgeluid minimaal uit op lco=14 dB. De tapijttegels zijn dus effectief tegen het veroorzaken van contactgeluid jegens de onderburen.
(…)
3.3
Kwaliteitsbeoordeling
Binnen het kader van de éénwording van Europa geeft NEN 1070 (maart 1999) een uniformering van de gehanteerde geluidsisolatie grootheden tot ééngetalsaanduidingen. Hieraan is tevens, volgens NEN 1070 en NPR 5079 @ NEN-EN-ISO 717-2, een beoordelingssysteem met een kwaliteitscijfer (Gk=1 t/m Gk=5) voor het bepalen van de geluidsweringklasse (Gk) van verblijfsruimten binnen een appartement van een woongebouw / woning gekoppeld.
(…)
3.4
Indeling geluidsweringsklassen
Klasse I:
een hoge mate van bescherming en rust. Geluiden en buiten zijn nauwelijks waarneembaar. Zeer luide spraak is in het algemeen niet verstaanbaar; gewone spraak en muziek niet hoorbaar; luide muziek en feestjes wel hoorbaar maar nauwelijks hinderlijk. Loopgeluiden zijn niet storend waarneembaar en installatiegeluid slechts zelden storend.
Gehinderden (indicatief): <5%
Klasse II;
onder normale omstandigheden een goede bescherming zonder al teveel beperkingen aan bewonersgedrag. Gewone spraak niet hoorbaar, hardere spraak en muziek soms hoorbaar maar niet verstaanbaar. Zeer luide spraak en muziek, feestjes duidelijk hoorbaar maar niet verstaanbaar, harde muziek goed hoorbaar. Loopgeluiden e.d. zijn het algemeen niet storend hoorbaar. Installatiegeluiden soms storend.
Gehinderden (indicatief): 5% tot 10%
Klasse III:
Bescherming tegen ontoelaatbare storing, uitgaande van een gedrags- / leefpatroon waarbij men rekening houdt met elkaar. Spraak soms waarneembaar, maar niet verstaanbaar. Zeer luide spraak verstaanbaar, harde muziek goed hoorbaar. Loopgeluiden e.d. soms storend.
Ontoelaatbare storing door installatiegeluid wordt in het algemeen voorkomen.
Gehinderden (indicatief): 10% tot 25%
Klasse IV:
Ook bij gelijksoortige teefpatronen en aangepast gedrag, za! regelmatig storing optreden. Spraak en muziek is vaak hoorbaar. Zeer luide spraak goed verstaanbaar en muziek storend. Loopgeluiden zijn veelal hinderlijk. Regelmatig storing van installatiegeluiden.
Gehinderden (indicatief): 25% tot 50%
Klasse V:
Er wordt feitelijk geen bescherming geboden tegen geluiden. Gewonen spraak is vaak verstaanbaar, muziek en luide spraak, loopgeluiden en installatiegeluid veelvuldig hinderlijk.
Gehinderden (indicatief): > 50%
4. Samenvatting en Conclusie
De wettelijke minimale eis voor het isolatie-index van luchtgeluid llu = 0 dB, wordt tussen de woonkamer met open keuken van het woonappartement [appartement 1] en de onderliggende woonkamer met open keuken van het woonappartement [appartement 2] juist gehaald;. llu = 0 dB (Rekenmethodiek: NEN 1070; f3=125 t/m f7=2000 Hz).
Volgens de ISO-meetmethode NEN-EN-ISO 717-1/A1 ‘Geluidsisolatie in gebouwen’ (f=100 t/m f=3150 Hz) voor het vaststellen van de luchtgeluidsisolatie voor woon- en leefactiviteiten waaronder praten, muziek- radio- en tv-geluid, bedraagt de isolatie-index voor luchtgeluid llu = -2 dB.
De vloer- / (voor)gevelaansluiting is hiervoor verantwoordelijk; met het deugdelijk afkitten van de aanwezige (krimp)naden en kieren met elastisch blijvende acryllaatkit kan mogelijk de luchtgeluidsisolatie tussen de beide woonkamers verbeteren.
Inzake vraag 1 (uit Huishoudelijk Reglement VvE [de VvE] te [vestigingsplaats] ) kan worden gesteld, dat:
a. bij het leggen van de ‘harde’ laminaatvloerbedekking met bijbehorende ondervloer de minimaal vereiste verbetering van Δlco
>10 dB
nietis behaald.
De geluidisolatie-index voor contactgeluid (lco) tussen de woonkamer van het woonappartement a/d [appartement 1] en dito tussen woonkamer van het woonappartement a/d [appartement 2] is vastgesteld op lco=7 dB. Idem bedraagt de geluidisolatie-index voor contactgeluid (lco) tussen beide slaapkamers (vz balkonzijde) binnen voornoemde woonappartementen lco=5 dB;
b. de geluidweringsklasse (Gk) voor contactgeluid tussen de boven- / onderliggende woon- en slaapkamer van het woonappartement a/d [appartement 1] en het woonappartement a/d [appartement 2] , komt uit op Gk=3 (loopgeluiden e.d. zijn soms storend);
c. de ‘harde’ laminaatvloer binnen de woon- en slaapkamer van het woonappartement a/d [appartement 1] zwevend is gelegd;
d. de ‘harde’ laminaatvloer is voorzien van een ondervloer, met het doel om daarmee het ontstane contactgeluid te reduceren;
e. de ondervloer
nietis doorgezet
tegende opgaande wanden, met andere woorden en zijn geen kantstroken toegepast. De ondervloer ligt ‘akoestisch’ los van de opgaande wanden
(…)
f. bij het leggen is vooraf
geen(akoestisch) onderzoek uitgevoerd om middels een ‘proefveld’ te bepalen of het te leggen ‘harde’ vloersysteem inclusief een geschikte ondervloer redelijkerwijs een verbetering van Δlco
>10 dB ten opzichte van de ‘kale’ constructievloer (zandcement) zou kunnen opleveren. Bewoner / opdrachtgever is louter afgegaan op de ervaring van de verkoper/ parketteur en de aan haar aangeboden ‘garantie-certificaat’ voor NOMA parkett met een ‘Gold Roll Plus’-ondervloer. Het bedoelde certificaat stelt dat met het vloersysteem een contactgeluidisolatie van (...?)=20 dB kan worden behaald. Uit de uitgevoerde contactgeluidisolatiemetingen blijkt dat de vermeende contactgeluidverbetering feitelijk en zeker
nietwordt behaald;
g. de bewoner heeft een garantiecertificaat kunnen overleggen;
h. de bewoner heeft aanvullend op de ‘vaste - en harde’ laminaatvloerbedekking tapijttegels aangebracht. Met het nu aanwezige vloerbedekkingssysteem wordt de minimaal vereiste verbetering van Δlco
>10 dB behaald en komt de geluidweringsklasse tussen de betrokken woonkamers uit op Gk=1 (= loopgeluiden zijn niet storend waarneembaar) en tussen de betrokken slaapkamers uit op Gk=2 (loopgeluiden zijn in het algemeen niet storend hoorbaar).
Vraag 2 houdt in of er tijdens het verrichten van bepaalde werkzaamheden waaronder timmeren, boren, schuren en knutselen sprake is van een zodanig optredend lucht- en contactgeluid, opdat deze geluidsemissie binnen verblijfsruimten van woonappartementen van derden als onredelijke (geluids)hinder in de zin van artikel 2.2. van het Huishoudelijk Reglement VvE [de VvE] te [vestigingsplaats] ) beschouwd dient te worden.
Als antwoord op bovenstaande vraag kan worden gesteld, dat:
i. er is vastgesteld dat er sprake kan zijn van een niet-te-definiëren ‘onredelijke’ geluidshinder. Immers bij een ongelijksoortig leefpatroon (gezin met opgroeiende kinderen binnen het woonappartement aan de [appartement 1] vs een alleen-bewoner binnen het woonappartement aan de [appartement 2] ) zullen er regelmatig storingen kunnen optreden;
j. er praktisch aan de destijds geldende wettelijke minimale eis van 0 dB (uit NEN 1070 september 1976) wordt voldaan, aangaande de isolatie-index van luchtgeluid (llu in dB) tussen de aangrenzende - resp. onder- / bovenliggende woonkamer en komt voor de aangrenzende woonkamers uit op llu = 0 dB;
k. de geluidweringsklasse voor luchtgeluid tussen de boven- / onderliggende woonkamer van het woonappartement a/d [appartement 1] en het woonappartement [adres] onderliggende woonkamer van het woonappartement a/d [appartement 1] en het woonappartement a/d [appartement 2] , komt uit op Gk=4 (= ook bij gelijksoortige leefpatronen en aangepast gedrag, zal regelmatig storing optreden. Spraak en muziek is vaak hoorbaar. Zeer luide spraak is goed verstaanbaar en muziek is storend);
l. er voor de isolatie-index van luchtgeluid (l in dB) tussen de aangrenzende - resp. onder- 1 bovenliggende slaapkamers wordt voldaan aan de minimale eis van la=O dB. De isolatie-index van luchtgeluid (llu dB) komt, voor de aangrenzende slaapkamers uit op l3 dB en
m. de geluidweringsklasse voor luchtgeluid tussen de boven- / onderliggende slaapkamer van het woonappartement a/d [appartement 1] en het woonappartement a/d [appartement 2] , komt uit op Gk=3 (= bescherming tegen ontoelaatbare storing, uitgaande van een gedrags-/ leefpatroon waarbij men rekening houdt met elkaar. Spraak is soms waarneembaar, maar niet verstaanbaar en muziek is storend).

4.De procedure in eerste aanleg

4.1.
In de onderhavige procedure vordert [appellant] , kort gezegd en voor zover in hoger beroep nog van belang:
  • dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hoofdelijk worden veroordeeld om de laminaatvloer in het appartement [appartement 1] te verwijderen en de vloeren volledig te voorzien van zachte, aaneengesloten hoogpolige vloerbedekking;
  • dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hoofdelijk worden veroordeeld om de (krimp)naden en kieren van de vloer-/(voor)gevelaansluiting in het appartement af te kitten;
  • dat [geïntimeerde 2] wordt geboden de onredelijke hinder die bestaat uit onder andere hoorbare loop-, ren- en springgeluiden en stemgeluiden van haar en haar gezinsleden te staken ,
  • dat [geïntimeerde 2] wordt veroordeeld haar hond uit het appartement te verwijderen en [geïntimeerde 2] wordt verboden een nieuwe hond in haar appartement te laten verblijven,
telkens op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per overtreding,
- dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hoofdelijk worden veroordeeld om buitengerechtelijke kosten, deskundigenkosten en proceskosten te betalen.
4.2.
Daaraan heeft [appellant] in hoofdzaak het volgende ten grondslag gelegd.
De laminaatvloer is volgens art. 2.3 van het reglement verboden en voldoet ook niet aan de eisen die dit artikel stelt. [geïntimeerde 2] en haar kinderen veroorzaken geluidsoverlast die onredelijke hinder voor [appellant] oplevert. De hond is volgens art. 2.3 van het reglement niet toegestaan, omdat die blaft en daardoor overlast bezorgt.
4.3.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
4.4.
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank de onder 4.1 genoemde vorderingen afgewezen.

5.De beoordeling in hoger beroep

5.1.
[appellant] heeft in hoger beroep vier grieven aangevoerd. Hij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot het alsnog toewijzen van al zijn vorderingen.
Laminaatvloer
5.2.
Grief 1 heeft betrekking op de laminaatvloer. Volgens [appellant] kent art. 2.3 van het reglement een absoluut verbod op het toepassen van een laminaatvloer. [appellant] meent dat hij een redelijk belang heeft om het naleven van het verbod te eisen, zonder te worden opgezadeld met de bewijslast dat de vloer onredelijke geluidshinder veroorzaakt.
De vloer voldoet volgens [appellant] bovendien niet aan de eisen die art. 2.3 van het reglement. Het afdekken van de vloer met tapijttegels leidt niet tot een duurzame oplossing, omdat de tegels op elk moment kunnen worden verwijderd. Bovendien staat niet vast dat de vloer volledig met tapijttegels is afgedekt, aldus [appellant] .
5.3.
De grief raakt de uitleg van het reglement. Dit reglement moet evenals een splitsingsakte worden uitgelegd overeenkomstig de geobjectiveerde variant van de Haviltex-maatstaf. Aan de bewoordingen van de regeling, gelezen in het licht van de gehele inhoud daarvan, komt daarbij in beginsel doorslaggevend gewicht toe (zie onder meer HR 2 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:148 en hof 's-Hertogenbosch 22 februari 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:760). Bij deze uitleg kan ook acht worden geslagen op de elders in het reglement gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de verschillende, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden (zie onder meer HR 8 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9621).
5.4.
Anders dan [appellant] , leest het hof in art. 2.3 van het reglement geen 'absoluut' verbod om een laminaatvloer aan te leggen. Parket- en laminaatvloeren zijn in woonkamer, hal, gang en slaapkamers toegestaan, indien deze aan de in art. 2.3 van het reglement genoemde eisen voldoen. Die eisen hebben de kennelijke strekking om overlast en hinder door de aanwezigheid van een parket- of laminaatvloer te voorkomen. Art. 2.3 is immers een van de zogenoemde 'hinderbepalingen'. De hinderbepalingen zijn weer terug te voeren op het doel van het reglement, zoals omschreven in art. 1: het scheppen van omstandigheden die voorkomen dat handelen of nalaten van bewoners de leefbaarheid in het appartementencomplex aantasten. Het 'verbod' op een parket- of laminaatvloer moet dus wel worden bezien in het licht van de overlast of hinder die het ‘'verbod'’ beoogt te voorkomen.
5.5.
Het gaat in dit geval om een laminaatvloer die er al lag, toen partijen in 2014 eigenaar werden van hun appartementen. Uit het deskundigenrapport blijkt dat de vloer in overeenstemming met de eisen van art. 2.3 van het reglement zwevend is gelegd en is voorzien van een isolerende onderlaag, en verder dat een garantiecertificaat met betrekking tot de isolatiewaarde is overgelegd. De betwisting door [appellant] dat het garantiecertificaat bij de laminaatvloer behoort, is onvoldoende toegelicht, nu de deskundige kennelijk geen reden heeft gezien om daaraan te twijfelen. Tevens blijkt uit het deskundigenrapport dat de onderlaag niet is doorgezet tegen de opgaande wanden en dat ondanks het garantiecertificaat geen verbetering van de isolatie-index voor contactgeluid is bereikt van ten minste 10 dB. In zoverre voldoet de laminaatvloer niet aan de technische eisen van het reglement.
5.6.
De deskundige heeft echter ook het effect van de tapijttegels, die [geïntimeerde 2] heeft aangebracht, in aanmerking genomen. Met het aldus 'aanwezige vloerbedekkingssysteem' is volgens de deskundige de minimaal vereiste verbetering van 10 dB behaald. De loopgeluiden in de woonkamers van de appartementen zijn niet storend waarneembaar en in de slaapkamers in het algemeen niet storend hoorbaar (geluidweringsklasse Gk=1 en Gk=2).
Of de laminaatvloer volledig is bedekt met tapijttegels, waaraan [appellant] twijfel heeft zonder die twijfel deugdelijk te onderbouwen, is kennelijk in dit opzicht niet relevant.
De conclusie kan op grond van de bevindingen van de deskundige niet anders zijn dan dat [appellant] door het aanwezige vloerbedekkingssysteem geen ontoelaatbare overlast of hinder ondervindt die is toe te schrijven aan de aanwezigheid van de laminaatvloer.
In aanmerking genomen dat het verbod om een laminaatvloer aan te leggen overlast en hinder wil voorkomen, mist [appellant] in zoverre een in rechte te respecteren belang om van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] te eisen dat het verbod wordt nageleefd, daargelaten dat zij deze vloer niet zelf hebben aangelegd.
5.7.
[appellant] heeft hier nog tegen ingebracht dat hij een dergelijk belang wel heeft, omdat de tapijttegels eenvoudig zijn te verwijderen en dus geen duurzame oplossing bieden tegen overlast en hinder door de laminaatvloer. Het hof gaat hieraan voorbij.
De veronderstelling van [appellant] , dat de tapijttegels los op de laminaatvloer liggen, is niet méér dan een veronderstelling. Volgens [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zijn de tegels verlijmd. [appellant] heeft verder geen afdoende argumenten aangedragen die reden geven om aan te nemen dat [geïntimeerde 1] of [geïntimeerde 2] de tapijttegels willen verwijderen. Zij hebben de tapijttegels immers juist aangebracht om overlast en hinder voor [appellant] te voorkomen. Ten slotte is 'duurzaam' een relatief begrip. Elk tapijt valt te verwijderen.
[appellant] heeft zijn belang bij het naleven van het verbod, ondanks het ontbreken van overlast of hinder door de aanwezigheid van de laminaatvloer, onvoldoende toegelicht.
5.8.
De conclusie is dat grief I faalt.
Onredelijke hinder
5.9.
[appellant] stelt dat hij van het gezin van [geïntimeerde 2] onredelijke hinder ondervindt door geluid van lopen of rennen en stemmen. [appellant] wijt dit aan de opgroeiende kinderen van [geïntimeerde 2] . De onredelijke hinder verplicht [geïntimeerde 2] volgens [appellant] tot het leggen van een hoogpolig tapijt, dat het contactgeluid dempt met ten minste 25 dB.
De hinder rechtvaardigt volgens [appellant] tevens een verbod op het veroorzaken van geluidsoverlast. Hierover gaat grief II.
5.10.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben met klem bestreden dat [geïntimeerde 2] en haar gezin overlast voor [appellant] veroorzaken. [geïntimeerde 2] leeft met haar gezin als een normaal gezin, zoals miljoenen anderen in Nederland doen. De kinderen moeten thuis hun schoenen uit doen, ze mogen niet rennen of luid met speelgoed spelen en geen vriendjes uitnodigen. Het appartementencomplex voldoet aan de normen voor een gebouw uit 1978, maar is gehorig. Het geluid verspreidt zich langs alle kanten en het geluid dat [appellant] hoort, kan ook van andere buren afkomstig zijn, of van personen die over de galerij lopen.
5.11.
Het is in de eerste plaats de vraag wat onredelijke hinder is in de zin van het reglement. Onredelijk is naar het oordeel van het hof in het algemeen de hinder die vermijdbaar is en die aanmerkelijk verdergaat dan de hinder die een normaal, dagelijks leefpatroon meebrengt. Er is geen grondslag om aan te nemen dat het reglement het normale, dagelijkse leven wil beperken. Integendeel, ook activiteiten zoals het maken van muziek is binnen redelijke grenzen toegelaten, ook al kan het voorkomen dat omwonenden daarvan iets vernemen. Geluiden die behoren tot het normale, dagelijkse leven van een gezin met opgroeiende kinderen, zullen niet als onredelijk kunnen worden beschouwd. In het normale, dagelijkse leven van een gezin met opgroeiende kinderen, is het niet te voorkomen dat kinderen overdag af en toe rennen, stampen, bonken of gillen, zoals [appellant] stelt.
Dat het gedrag van het gezin van [geïntimeerde 2] het normale, dagelijkse leefpatroon vermijdbaar en aanmerkelijk te buiten gaat, heeft [appellant] niet voldoende concreet gemaakt.
De verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] , die [appellant] in eerste aanleg heeft overgelegd, wijzen daar ook niet op. Het is dus niet voldoende dat [appellant] geluiden hoort, en evenmin dat hij die als onredelijk ervaart.
5.12.
[appellant] heeft er nog op gewezen dat de deskundige heeft geconstateerd dat sprake is van onredelijke hinder. Dat heeft de deskundige echter niet vastgesteld. Zijn bevinding luidt dat er 'sprake kan zijn van een niet-te-definiëren 'onredelijke' geluidshinder'. Het hof merkt hierover in de eerste plaats op dat het niet aan de deskundige is om vast te stellen hoe het reglement op dit punt moet worden uitgelegd. Het hof leest in het deskundigenrapport echter niet dat de deskundige dit heeft willen doen. De deskundige heeft in wezen alleen maar geconstateerd, zoals een ieder kan doen, dat bij het ongelijksoortige leefpatroon van enerzijds [appellant] als alleenwonende en anderzijds [geïntimeerde 2] met haar opgroeiende kinderen er 'regelmatig storingen kunnen optreden'. Met 'een niet te definiëren 'onredelijke' geluidshinder' heeft de deskundige, naar het hof begrijpt, kennelijk willen aangeven dat [appellant] dit ervaart als onredelijke geluidshinder, maar dat die ervaring voortkomt uit het ongelijksoortige leefpatroon en niet objectiveerbaar is. Het is dus geen onredelijke hinder in de zin van het reglement.
5.13.
De conclusie is dat hetgeen [appellant] aanvoert over de geluiden die hij hoort, onvoldoende is om aan te nemen dat er sprake is van onredelijke hinder in de zin van het reglement. Dit brengt mee dat er geen reden is [appellant] toe te laten tot het leveren van bewijs dat hij geluiden hoort of dat die geluiden afkomstig zijn van [geïntimeerde 2] en haar gezin. Grief II treft geen doel.
Kitten van naden en kieren
5.14.
[appellant] heeft uit het deskundigenrapport opgemaakt dat het deugdelijk afkitten van de aanwezige (krimp)naden en kieren met elastisch blijvende acryllaatkit mogelijk de luchtgeluidisolatie tussen de woonkamers van de appartementen kan verbeteren. Hij is van mening dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] verplicht zijn om de naden en kieren af te kitten.
Het verweer van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] dat daarvoor sloopwerk nodig is, vindt hij onvoldoende gemotiveerd. Daarop heeft grief III betrekking.
5.15.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben in eerste aanleg (bij de mondelinge behandeling) aangevoerd dat zij geen hinder veroorzaken en dat er daarom geen grondslag is om hen te verplichten de naden en kieren af te kitten. Bovendien is het volgens hen niet mogelijk om de naden en kieren zomaar af te kitten. Daarvoor moet sloopwerk aan de constructie van het gebouw plaatsvinden.
5.16.
Of het zonder ingrijpende voorzieningen te treffen, mogelijk is om de naden en kieren deugdelijk af te kitten, heeft [appellant] niet voldoende toegelicht. Zo heeft hij geen beschrijving gegeven van de werkzaamheden die [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zouden moeten uitvoeren en welke inspanningen en kosten daaraan zijn verbonden. Mede in aanmerking genomen dat de deskundige niet tot de conclusie komt dat de isolatie-index voor luchtgeluid door het afkitten verbetert, maar slechts dat deze mogelijk kan verbeteren, heeft [appellant] hiermee onvoldoende aangedragen om de conclusie te kunnen dragen dat hij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] kan vergen om deze maatregel te treffen. Belangrijker is nog dat er onvoldoende is aangevoerd om aan te nemen dat [geïntimeerde 2] en haar gezin onredelijke hinder voor [appellant] veroorzaken, zoals het hof hiervoor heeft overwogen. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben daarom geen verplichting jegens [appellant] , op grond van de jegens hem in acht te nemen zorgvuldigheid of de redelijkheid en billijkheid die hun onderlinge verhouding als appartementseigenaren beheerst, om de maatregel te treffen die [appellant] verlangt. Grief III is vergeefs voorgesteld.
Hond
5.17.
[appellant] wenst dat [geïntimeerde 2] haar hond wegdoet en geen andere hond meer toelaat. Volgens [appellant] blaft de hond en brengt dit overlast voor hem mee.
Grief IV heeft hierop betrekking.
5.18.
[geïntimeerde 2] heeft aangevoerd dat haar mopshond een platte snuit heeft en niet kan blaffen. Zij weerspreekt dat de hond overlast veroorzaakt. Het is volgens haar mogelijk dat [appellant] een van de honden van de andere buren hoort. Veel van de buren hebben volgens haar een of meer honden.
5.19.
Het reglement verbiedt de appartementseigenaren niet om een hond in hun appartement te hebben. Een huisdier is volgens het reglement toegestaan zolang deze geen overlast bezorgt. Het gaat er dus om of de hond van [geïntimeerde 2] overlast bezorgt. Het enkele feit dat de hond van [geïntimeerde 2] volgens [appellant] blaft, en hij dit hoort, kan niet worden aangemerkt als overlast. Enig blaffen is in het algemeen eigen aan een hond. Dit kan geen overlast zijn in de zin van art. 2.5 van het reglement, omdat dit erop zou neerkomen dat honden in het geheel niet zijn toegestaan. Feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de hond van [geïntimeerde 2] méér, langduriger, harder of op andere tijden blaft dan behoort tot het normale, dagelijkse leefpatroon van iemand die een hond houdt, heeft [appellant] niet naar voren gebracht. In de kern komt zijn redenering erop neer dat honden nu eenmaal blaffen en daarom overlast veroorzaken en dat dit niet is toegestaan, zoals namens [appellant] bij de mondelinge behandeling door de rechtbank is verklaard. Dat is onvoldoende om van [geïntimeerde 2] te eisen haar hond weg te doen en geen hond meer toe te laten, mede gezien het feit dat het reglement het hebben van een hond juist niet verbiedt. Ook grief IV faalt dus.
Overig
5.20.
Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd, behoeft het hof niet te bespreken. Het kan immers niet tot een andere uitkomst leiden.
5.21.
Ook aan het bewijsaanbod van [appellant] gaat het hof voorbij. Er zijn geen feiten of omstandigheden te bewijzen aangeboden die een andere beslissing kunnen opleveren.
Proceskosten
5.22.
Het hof heeft [appellant] in het ongelijk gesteld. De proceskosten komen om die reden ten laste van [appellant] . Het hof stelt de proceskosten tot heden aan de zijde van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] als volgt vast:
- griffierecht € 318,00
- salaris advocaat € 1.074,00
totaal € 1.392,00
Slotsom
5.23.
De grieven falen. Het hof zal het bestreden vonnis daarom bekrachtigen.

6.De uitspraak

Het hof:
6.1.
bekrachtigt het bestreden vonnis;
6.2.
veroordeelt [appellant] in de proceskosten, tot heden aan de zijde van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] vastgesteld op € 1.392,00.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, H.A.G. Fikkers en J.P. de Haan en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 april 2020.
griffier rolraadsheer