Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond; en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek om ambtshalve vermindering van belastingaanslagen voor de jaren 2010 en 2011. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) die door de Inspecteur waren opgelegd. De Inspecteur had het verzoek om vermindering afgewezen omdat dit verzoek na de wettelijke vijfjaarstermijn was ingediend. De belanghebbende stelde dat de Rechtbank had gehandeld in strijd met de beginselen van behoorlijke rechtspleging en dat het belastingverdrag met Marokko voorrang zou moeten hebben boven de nationale regelgeving. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet tijdig had verzocht om vermindering en dat de Inspecteur het verzoek terecht had afgewezen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De belanghebbende had onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat de termijn voor het indienen van het verzoek om ambtshalve vermindering anders zou moeten worden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van de vijfjaarstermijn in belastingzaken en de noodzaak voor belastingplichtigen om tijdig te handelen.