Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[betrokkene],
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 23 januari 2018 waarbij het hof een comparitie van partijen heeft gelast;
- de akte van [geïntimeerde] van 15 juni 2018 houdende overlegging producties met toelichting;
- het proces-verbaal van comparitie van 2 juli 2018;
- de akte van uitlating van [geïntimeerde] ;
- de antwoordakte van de bewindvoerder.
6.De beoordeling
in relatie tot de kredietovereenkomst staande, kosten heeft [betrokkene] niet hoeven te betalen. Het hof beschouwt dat bedrag van € 20,00 als onbetekenende kosten. Nu niet in debat is dat het krediet binnen drie maanden moest worden afgelost, staat daarmee vast dat er sprake is van een krediet als bedoeld in artikel 1:20 lid 1 aanhef en onder e, Wft en dat artikel 4:34 Wft niet van toepassing is op de onderhavige overeenkomst.