3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.[verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1969, is op 1 september 2016 bij Office Depot in dienst getreden in de functie van Senior Director Business Intelligence tegen een loon van € 155.375,- bruto per jaar inclusief vakantiebijslag en exclusief andere emolumenten.
3.1.2.In 2017 is Office Depot, na overgenomen te zijn door Investeringsmaatschappij Aurelius Group, gestart met een reorganisatie genaamd Reduction in Work Force. [verweerder] heeft in het kader van deze reorganisatie de opdracht gekregen om enkele maatregelen door te voeren op de afdeling Business Intelligence (BI). Door [verweerder] zijn de aan hem gestelde doelen behaald.
3.1.3.Op 23 augustus 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] en de directie van Office Depot waar, onder andere, is gesproken over de gewijzigde business omgeving. Namens Office Depot is de wens geuit om te komen tot een einde van het dienstverband met [verweerder] .
3.1.4.Op 24 augustus 2017 is een concept-vaststellingsovereenkomst aan [verweerder] gezonden, die niet door [verweerder] is ondertekend.
3.1.5.Door de toenmalige gemachtigde van [verweerder] is verzocht om de redenen waarom Office Depot de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen, op schrift te stellen. Dit heeft geresulteerd in een brief van de gemachtigde van Office Depot van 21 september 2018.
3.1.6.Uiteindelijk zijn partijen niet tot een beëindigingsovereenkomst gekomen.
3.1.7.Op 16 november 2017 heeft de bestuurder van Office Depot een adviesaanvraag ingediend bij haar ondernemingsraad aangaande de voorgenomen veranderingen in Marketing & Merchandising. Dit reorganisatieverzoek hield - kort en zakelijk weergegeven - in dat niet langer de Senior Director BI verantwoordelijk is voor de analyse en prioritering van de taken van de teams. Het betreft een verandering in de rapportagelijnen. Op 28 november 2018 heeft de ondernemingsraad positief geadviseerd.
3.1.8.Op 28 november 2017 heeft Office Depot bij het UWV toestemming verzocht om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op te zeggen op grond van bedrijfseconomische redenen.
3.1.9.In een e-mail van 1 december 2017 heeft [verweerder] aan [leidinggevende bij Office Depot] , zijn leidinggevende bij Office Depot, gevraagd of hij zijn ziekmelding op 27 november 2017 wel via de voicemail had ontvangen. In reactie daarop heeft [leidinggevende bij Office Depot] laten weten dat hij zijn telefoons heeft gecontroleerd maar niet zo’n bericht op die datum op zijn voicemail had ontvangen en dat hij als datum van ziekmelding 1 december 2017 zal aanhouden.
3.1.10.Op 9 maart 2018 heeft het UWV de verzochte toestemming geweigerd.
3.1.11.Na de in eerste instantie gevoerde procedure (waarover hierna meer), is [verweerder] met ingang van 23 augustus 2018 hersteld verklaard.
3.1.12.Partijen hebben mediation betracht, maar zij zijn niet tot overeenstemming gekomen.
3.1.13.Op 26 november 2018 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [verweerder] , [personeelslid van Office Depot 1] en [personeelslid van Office Depot 2] om te spreken over een hervatting van werkzaamheden. Office Depot heeft [verweerder] een takenpakket aangeboden waarop [verweerder] met een e-mail van 28 november 2018 afwijzend heeft gereageerd.
de procedure in eerste aanleg
3.2.1.Office Depot heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 onderdeel 1 sub b, in verbinding met artikel 7:669 lid 3 onderdeel a BW.
3.2.2.[verweerder] heeft verweer gevoerd. Subsidiair heeft [verweerder] verzocht dat de kantonrechter Office Depot veroordeelt om aan hem te betalen (kort weergegeven):
1. een billijke vergoeding van € 1.144.233,- bruto;
2. de transitievergoeding ten bedrage van € 12.061,-;
3. een ten onrechte op de bonus van 2017 ingehouden bedrag van € 13.595,13;
4. een bedrag van € 42.213,45 bruto als pro rata bonus over 2018;
5. immateriële schadevergoeding ten bedrage van € 20.000,-;
6. een eindafrekening conform hetgeen in het verweerschrift is vermeld;
7. de volledige kosten van rechtsbijstand bedragende € 11.671,66;
8. € 10.000,- ter zake kosten voor het verwerven van een nieuwe baan;
9. de proceskosten.
3.2.3.Office Depot heeft verweer gevoerd tegen de zelfstandige verzoeken van [verweerder] .
3.2.4.Bij beschikking van 29 juni 2018 heeft de kantonrechter geoordeeld dat het opzegverbod wegens ziekte in de weg staat aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Bij de bestreden beschikking zijn alle verzoeken afgewezen en is Office Depot veroordeeld in de proceskosten.
de verzoeken in hoger beroep
3.3.1.Office Depot heeft in hoger beroep verzocht dat het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, oordeelt dat haar in eerste aanleg gedane verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] ten onrechte is afgewezen en dat het hof, opnieuw rechtdoende, met inachtneming van artikel 7:683 lid 5 BW bepaalt op welk tijdstip de arbeidsovereenkomst eindigt.
3.3.2.[verweerder] heeft in hoger beroep (samengevat) verzocht primair het hoger beroep van Office Depot af te wijzen en subsidiair Office Depot te veroordelen om aan hem te betalen:
1. een billijke vergoeding van € 1.144.233,- bruto;
2. een ten onrechte op de bonus van 2017 ingehouden bedrag van € 13.595,13;
3. een bedrag van € 42.213,45 bruto als pro rata bonus over 2018, uitgaande van een ontbinding per 1 oktober 2018;
4. de pro rata bonus vanaf 1 oktober 2018;
5. immateriële schadevergoeding ten bedrage van € 20.000,-;
6. een eindafrekening conform hetgeen in het verweerschrift in eerste aanleg is vermeld;
7. de volledige kosten van rechtsbijstand bedragende € 23.475,19;
8. € 10.000,- ter zake kosten voor het verwerven van een nieuwe baan;
9. de proceskosten.
3.4.1.Office Depot heeft twee grieven aangevoerd. Met de eerste grief betoogt Office Depot dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat het opzegverbod tijdens ziekte zoals bedoeld in artikel 7:670 BW, na afwijzing van een verzoek om toestemming door het UWV als bedoeld in artikel 7:671a BW herleeft, en om die reden in de weg staat aan een ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671b lid 1 sub b BW. Volgens grief II is de kantonrechter ten onrechte niet meer toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
3.4.2.Kern van het geschil in hoger beroep is de vraag of sprake is van een opzegverbod wegens ziekte in een situatie dat ziekmelding heeft plaatsgevonden nádat een verzoek op de a-grond (van artikel 7:699 lid 3 BW) bij het UWV is ingediend, maar vóórdat (wegens afwijzing van dat verzoek door het UWV) een verzoek tot ontbinding op de a-grond bij de kantonrechter is ingediend. Volgens Office Depot heeft de kantonrechter ten onrechte geoordeeld dat in zo’n situatie het opzegverbod wegens ziekte in de weg staat aan een ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft voor dat oordeel aansluiting gezocht bij de beschikking van dit hof van 22 juni 2017 (ECLI:NL:GHSHE:2017:2820). Volgens Office Depot dient richtinggevend te zijn hetgeen de kantonrechter te Roermond daarna heeft beslist in een beschikking van 30 januari 2018 (ECLI:NL:RBLIM:2018:947). devolutieve werking van het hoger beroep