Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, waaronder het procesdossier van de eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 3 maart 2017;
- het V6-formulier met producties van de zijde van [appellant] , ingekomen ter griffie op 20 maart 2017;
- het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 5 april 2017;
- een brief van de zijde van [appellant] met producties, ingekomen ter griffie op 8 mei 2017;
- de ter zitting door beide advocaten overgelegde pleitaantekeningen;
- het ter zitting door mr. Bloemendal overgelegde volledige exemplaar van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 31 augustus 2016.
3.De beoordeling
- te oordelen dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ten onrechte is toegewezen;
- TSC te veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen met terugwerkende kracht tot 1 februari 2017, althans een datum die het hof juist acht en daarbij de door haar voorgestelde voorzieningen te treffen omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst;
- TSC te verplichten binnen 24 uur na betekening van de te geven beschikking de arbeidsovereenkomst met [appellant] te herstellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Artikel 7:670 lid 1 BW bepaalt dat de werkgever niet kan opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, tenzij de ongeschiktheid:
a ten minste twee jaren heeft geduurd, of
7:671a door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of door de
commissie, bedoeld in artikel 7:671, lid 2 BW is ontvangen.
“Met het bepaalde in het nieuwe lid 1, onderdeel b, wordt bereikt dat ziekte die intreedt nadat de ontslagvergunning is aangevraagd, niet in de weg staat aan opzegging op het moment dat de ontslagvergunning is verkregen. (…) Opgemerkt wordt nog, dat indien de ontslagvergunning wordt geweigerd daarmede ook het opzegverbod zijn volle werking herkrijgt en de zieke werknemer derhalve gedurende de eerste twee jaar van arbeidsongeschiktheid niet kan worden opgezegd.”(Kamerstukken II 1996/1997, 25263, 3, p. 27).
Door de invoering van artikel 7:671 b lid 7 BW bij de Wet Werk en Zekerheid is deze volle werking begrensd. Zoals het hof aan de orde heeft gesteld ter gelegenheid van de mondelinge behandeling, bepaalt artikel 7:671b lid 7 BW dat het opzegverbod, bedoeld in artikel 7:670 lid 1 BW, niet geldt indien de ziekte een aanvang heeft genomen nadat het verzoek om ontbinding door de kantonrechter is ontvangen. Voor de beantwoording van de vraag of er een opzegverbod wegens ziekte geldt, dat in de weg staat aan een ontbinding van de arbeidsovereenkomst, is derhalve bepalend het moment waarop het verzoek tot ontbinding door de kantonrechter is ontvangen. Het verzoek tot ontbinding in eerste aanleg is door de kantonrechter ontvangen op 24 juni 2016. TSC heeft niet aangevoerd dat de arbeidsongeschiktheid van [appellant] pas een aanvang heeft genomen nadat het verzoek tot ontbinding door de kantonrechter is ontvangen. Voorts volgt uit de als productie 2 bij het beroepschrift overgelegde rapportage van de bedrijfsarts, waarvan de inhoud door TSC niet is betwist, genoegzaam dat de arbeidsongeschiktheid van [appellant] een aanvang heeft genomen vóór 24 juni 2016. Er is geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat [appellant] misbruik heeft gemaakt van het bepaalde in artikel 7:671 b lid 7 BW door zich ziek te melden. Dit betekent dat het opzegverbod wegens ziekte is blijven gelden. Dit opzegverbod staat op grond van artikel 7:671b lid 2 BW in de weg aan een ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. De uitzonderingsmogelijkheden van artikel 7:671b lid 6 BW zijn in het onderhavige geval niet van toepassing, nu er sprake is van een verzoek tot ontbinding op de grond vermeld in artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder a BW. De eerste grief van [appellant] slaagt derhalve.