Uitspraak
1.Het geding in eerdere instanties
2.Het geding in hoger beroep na verwijzing
3.De verzoeken in hoger beroep na verwijzing
Primair:
Subsidiair:
Primair: van maximaal € 4.051,13 (C=1) althans
Subsidiair: van maximaal € 5.890,50 bruto (ongeveer C= 1,5) althans
Meer subsidiair: die (veel) lager is dan [appellante] heeft verzocht
Primair en subsidiair: [appellante] te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank en de twee procedures bij het hof.”
4.De vaststaande feiten
U zult begrijpen dat dit niet acceptabel is. Indien het de bedoeling is van uw cliënte om cliënte weg te pesten, dan kan ik u aangeven dat dit niet zal lukken. Uw cliënte zorgt er in ieder geval voor dat er een situatie gaat ontstaan waardoor cliënte straks haar werkzaamheden niet meer kan uitvoeren.
5.De beoordeling na verwijzing
“Partijen zullen met het oog op deze beoordeling in de gelegenheid moeten worden gesteld hun stellingen aan te passenaan hetgeen hiervoor in 3.4.1-3.4.5 is overwogen”[onderstreping hof]
.
Waar relevant, kan ook acht worden geslagen op de mogelijkheid de loonvordering te matigen op grond van artikel 7:680a BW.”(rov. 3.4.4).
- Dat blijkt uit de wijze waarop partijen zich ten opzichte van elkaar hebben gedragen voorafgaand aan de opzegging (en die het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden al heeft beoordeeld).
- [appellante] vond zelf ook dat de verhoudingen ernstig verstoord waren geraakt, zo blijkt uit hetgeen zij meermaals in deze procedure heeft aangevoerd. Dat [appellante] al lange tijd in dienst was van New Hairstyle en dat het UWV eerder een ontslagvergunning had geweigerd, maakt dat niet anders.
- New Hairstyle had op de g-grond (artikel 7:671b lid 1 aanhef en onder a BW en artikel 7:699 lid 3 aanhef en onder g BW) ontbinding van de arbeidsovereenkomst kunnen verzoeken en het hof acht het heel aannemelijk dat dit verzoek gezien de hiervoor genoemde situatie zou zijn toegewezen.
Wanneer het hof deze situaties met elkaar vergelijkt, dan komt het hof tot de slotsom dat [appellante] door de opzegging, het loon en emolumenten heeft gemist over de periode dat de ontbindingsprocedure zou hebben geduurd en over de gemiste periode van de opzegtermijn. Voor de periode nà de (fictieve) ontbinding geldt dat daarin geen verschil is met de situatie die zich feitelijk heeft voorgedaan, althans daarin zou geen verschil hoeven te zijn. Zowel in de hypothetische als in de feitelijke situatie had [appellante] recht op een transitievergoeding en op een WW-uitkering.
afgetrokken, maar dat deze moet worden
betrokkenin de beoordeling.
nietom New Hairstyle te bestraffen, zoals [appellante] kennelijk wenst, hetgeen het hof is gebleken tijdens de mondelinge behandeling na verwijzing (de door [appellante] ter zitting afgelegde verklaringen zijn in die zin in strijd met haar eigen cassatieklacht over het punitieve karakter).