Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
wonende te [woonplaats],
hierna: [verzoekster],
New Hairstyle,
in eerste aanleg verweerster,
1.1. Het geding in eerste aanleg
15 oktober 2015 die de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, locatie Amersfoort) heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, binnengekomen bij de griffie van het hof op 28 december 2015;
- het verweerschrift, tevens incidenteel hoger beroep, met producties,
13 april 2016 of zoveel eerder als mogelijk is.
- aan haar een billijke vergoeding toe zal toekennen van € 57.699,07 bruto, althans het netto equivalent hiervan, dan wel een billijke vergoeding die het hof redelijk acht;
- New Hairstyle zal veroordelen in de kosten van (het hof begrijpt) het hoger beroep.
2.4 New Hairstyle verzoekt in het incidenteel hoger beroep dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en opnieuw (het hof leest) beschikkende:
- het verzoek van [verzoekster] (voor een billijke vergoeding en proceskosten) alsnog zal afwijzen of op een lager bedrag zal vaststellen;
- [verzoekster] zal veroordelen in de kosten van beide instanties.
3.3. De vaststaande feiten
In de CAO is onder andere het volgende bepaald.
“(…)7. VRIJE DAGEN EN BIJZONDER VERLOF
“(…)Hierbij wil ik jullie mede delen dat ik op maandag 12 januari mijn vakantie heb doorgegeven (week 31 en 32) en dat ik pas sinds gisteren iets van jullie heb gehoord.
“(…)Dank je wel voor het me te herinneren aan de datum waarop jij je vakantie hebt ingeleverd. Die datum zegt mij niet zoveel, omdat ik op de modeavond, waar ik alle mededelingen doe die belangrijk zijn, verteld heb dat ik voor einde januari alle vakanties zou willen hebben om dan zo snel mogelijk een planning rond te krijgen.Ik heb nu nog steeds niet alle medewerkers hun voorkeuren binnen, maar ben natuurlijk wel ver rond met het vrijplannen van alle kapsters in de door hun gewenste weken. Maar zoals elk jaar, kan niet iedereen op zijn gewenste weken weg uit de salon. We moeten met genoeg medewerkers blijven staan om alle klanten te kunnen helpen. En zoals je misschien weet, de zomervakantie periode is geen rustige periode. Wat ik normaal vind, is dat vrouwen met schoolgaande kinderen, voorrang krijgen met schoolvakantie periode. Maar ik kan, zoals je natuurlijk begrijpt, geen rekening houden met alle partners en kennissen die mee willen op vakantie.
“(…)Ik wil jullie Melden dat ik me beroep op de wet van de schriftelijke aanvraag voor de planning van mij vakantie.
“(…)Als jij je gaat vast houden aan 2 weken vakantie, die jezelf hebt uitgekozen en wat niet in mijn planning uitkomt, hebben we een probleem.
“(…)Ik denk doe het maar even via de mail want het is iedere keer lekker druk.In week 31 kan ik werken op maandagmiddag 27 juli en in week 32 maandag 3 aug. Ben ik op vakantie.
“(…)Zoals ik je al in ons gesprek en ook in de mail hier onder heb proberen uit te leggen maar zal het nogmaals doen.Op 12 jan. heb ik een verzoek van vakantie ingediend in de weken 31 en 32.
“(…), ik ga ervanuit dat je snapt, dat als een vakantie planning met 24 medewerkers het niet toelaat om, onder andere jou, vrij te kunnen geven in een gevraagde week, het niet handig is om toch vrij te nemen terwijl dit niet kan. Er wordt een planning gemaakt om iedereen vrij te kunnen geven om op vakantie te gaan, terwijl de salon door kan draaien met genoeg medewerkers. Als iedereen een aanvraag doet, en dan gewoon gaat wanneer zij zelf graag zou willen ook al komt dit niet uit, wordt het een zooitje volgens mij. Ik heb 2 andere weken voorgelegd aan je, waarvan er 1 was die je had gevraagd. Ik neem aan dat je consequenties begrijpt als je een eigen koers gaat varen.
“(…)Zoals eerder vermeld.Hebben jullie niet binnen twee weken gereageerd en sta ik in mijn recht om week 31 en 32 met vakantie te gaan.Dus bij deze ga ik twee weken van mijn vakantie genieten.(…)”
“(…)Beëindiging dienst verband en per direct op non-actief
“Door of namens New Hairstyle is het volgende verklaard:(…)2. Het is fout gelopen met de verlofwensen van [verzoekster]. [verzoekster] wilde in week 31 en 32 met verlof, maar dit was roostertechnisch niet mogelijk. Je kan volgens ons niet zomaar zeggen: “ik kom niet”. Iedereen houdt rekening met elkaar, je kan gewoon geen vakantie nemen wanneer je wilt. Met [verzoekster] was geen gesprek mogelijk hierover. Er ontstond vervolgens een onhoudbare situatie als gevolg van de oplopende spanningen. Andere medewerkers hadden er last van. De brief van 4 augustus 2015 is in een impuls verzonden; wij waren er klaar mee. Wij hebben er verder niet bij stilgestaan of het juridisch wel correct was, wij vonden gewoon dat het handelen van [verzoekster] echt niet kon.
4.Het verzoek aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling in hoger beroep
Het kabinet heeft naar aanleiding van het in rechtsoverweging 5.4 vermelde advies met betrekking tot de hoogte van de billijke vergoeding onder andere het volgende opgemerkt (Kamerstukken II 2013/2014, 33 818, nr 4, p. 61):
“
De VAAN merkt op dat in het wetsvoorstel op verschillende plaatsen, en totaal verschillende situaties, de term «billijke vergoeding» terugkomt en vraagt of de regering kan uitleggen of hier een uniforme uitleg wordt nagestreefd of dat per bepaling de rechter volledig vrij is invulling te geven aan wat hem «billijk» voorkomt. Naar aanleiding hiervan merkt de regering op dat op grond van het wetsvoorstel geldt dat de rechter een billijke vergoeding kan toekennen als het ontslag als zodanig het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, dan wel ernstig verwijtbaar is omdat de werkgever de voor een rechtsgeldig ontslag geldende voorschriften niet heeft nageleefd (bijvoorbeeld, heeft opgezegd zonder preventieve toets van UWV of rechter waar die wel was vereist). Het is aan de rechter om aan de hand van de individuele omstandigheden van het geval te beoordelen, of en zo ja, in welke omvang, het toekennen van een billijke vergoeding aan de werknemer in de rede ligt.”5.6 Vast staat dat New Hairstyle sinds 29 april 2013 twee nieuwe bestuurders heeft die gezamenlijk bevoegd zijn New Hairstyle te vertegenwoordigen en dat deze bestuurders ook aandeelhouder van New Hairstyle zijn. New Hairstyle heeft in januari 2014 aan [verzoekster] een vaststellingsovereenkomst voorgelegd met daarin een voorstel om het dienstverband te beëindigen, zonder toekenning van enige financiële regeling aan [verzoekster]. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [verzoekster] onbetwist gesteld dat New Hairstyle toen, evenals [verzoekster], werd bijgestaan door een advocaat. [verzoekster] heeft niet ingestemd met een beëindiging van het dienstverband. Zeer kort daarna heeft [verzoekster] haar advocaat moeten inschakelen omdat New Hairstyle [verzoekster] - het hof begrijpt - op 3 februari 2014 verbood haar gebruikelijke werkzaamheden als kapster te verrichten, maar in plaats daarvan aan [verzoekster] opdracht gaf schoonmaakwerkzaamheden te verrichten. Het hof verwijst naar de in rechtsoverweging 3.6 geciteerde brief van de advocaat van [verzoekster] aan de toenmalige advocaat van New Hairstyle. Dat tot de werkzaamheden van een kapster enige schoonmaakwerkzaamheden behoren, acht het hof aannemelijk, maar niet in de omvang zoals [verzoekster] die heeft moeten verrichten op 3 februari 2014, zoals zij onbetwist heeft gesteld, gedurende haar gehele dienst. Vervolgens heeft New Hairstyle op 5 januari 2015 wegens door haar gestelde bedrijfseconomische redenen een ontslagvergunning aangevraagd voor onder andere [verzoekster], die op 12 februari 2015 is geweigerd. [verzoekster] heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling onbetwist gesteld dat New Hairstyle ook in die procedure werd bijgestaan door een advocaat. Na deze negatieve beslissing van het UWV is tussen partijen een geschil ontstaan met betrekking tot de opname van [verzoekster] van haar zomervakantie (hierna: de vakantiekwestie). Deze kwestie wordt hierna behandeld.
12 januari 2015 schriftelijk heeft aangegeven dat zij haar zomervakantie van twee opeenvolgende weken wil genieten in week 31 en week 32, dat zij niets verneemt op haar verzoek voor de vakantieplanning en zij ervan uitgaat dat deze vakantieplanning akkoord is. Zij heeft hieraan toegevoegd dat zij is aangewezen op deze vakantieweken omdat haar echtgenoot in deze weken zijn vakantie moet genieten. [verzoekster] heeft in haar onder 3.9, 3.11, 3.13 en 3.15 vermelde e-mails van 25 februari 2015, 2 maart 2015, 6 juli 2015 en 22 juli 2015 aan New Hairstyle steeds geschreven over haar vakantie(planning) in de weken 31 en 32, dan wel in week 32. In haar e-mail van 23 juli 2015 aan New Hairstyle (zie onder 3.17) geeft [verzoekster] aan “Dus bij deze ga ik twee weken van mijn vakantie genieten”. Voorts heeft [verzoekster] zich in haar hiervoor vermelde e-mails beroepen op de “wettelijke twee weken termijn” en heeft zij zich op het standpunt gesteld dat New Hairstyle niet binnen twee weken heeft gereageerd op haar schriftelijke wens om in de weken 31 en 32 met vakantie te gaan, waardoor haar dit verlof automatisch is toegekend.
6 augustus 2015. Deze periode viel in de zomervakantie en tevens in de schoolvakantie voor de regio Midden in Nederland (de weken 29 tot en met 34).
27 februari 2015 aan [verzoekster] heeft New Hairstyle aangegeven het normaal te vinden dat vrouwen met schoolgaande kinderen voorrang krijgen in de schoolvakantie periode. Daarmee valt niet te rijmen dat New Hairstyle aan [verzoekster], die vier schoolgaande kinderen heeft, iedere vorm van voorrang heeft ontzegd. New Hairstyle heeft in haar e-mailwisseling in wisselende bewoordingen tot uitdrukking gebracht dat zij en niet de medewerkers de vakantieplanning bepaalde, hetgeen niet in overeenstemming is met het in de CAO voorgeschreven overleg en evenmin met artikel 7:638 lid 2 BW. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep, dat wil zeggen achteraf, heeft New Hairstyle aan de hand van de door haar overgelegde vakantieplanning uiteengezet waarom de vakantiewensen van [verzoekster] niet konden worden vervuld. Dat [verzoekster] deze vakantieplanning vóór haar vakantie onder ogen heeft gehad, is niet komen vast te staan.
€ 1.788,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (twee punten, tarief II in hoger beroep).
6. De beslissing