Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 3 juni 2019 (er is geen proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg overgelegd);
- een brief van mr. Kop, ingekomen ter griffie op 13 juni 2019 met een productie en (ter completering van het procesdossier van de eerste aanleg) een als productie 6 in eerste aanleg door [verweerster] overgelegde USB-stick;
- het verweerschrift tevens houdende een voorwaardelijk ontbindingsverzoek, ingekomen ter griffie op 10 juli 2019;
3.De beoordeling
Van welke collega’s ik zeker weet dat zij goud en/of zilver hebben gezocht en hebben meegenomen? Ik wil liever geen namen noemen maar als u de namen noemt zal ik ja of nee zeggen. [naam 1] ? Ja, [appellant] ? Ja. Van [appellant] heb ik dit meerdere keren gezien, (…)”
Of ik wel eens door een collega ben aangesproken? Nee, iedereen doet het. Eén collega doet het misschien niet. De rest wel. [teamleider] , de teamleider van de andere ploeg, doet het niet. Ik denk wel dat hij weet dat het gebeurt. Zelfs als er een nieuwe medewerker kwam liep die na twee dagen ook al te zoeken. Ja, ook wij hebben een teamleider. Dat is [appellant] . [appellant] is de teamleider en hij doet het ook.
Ik graai wel eens in de bak en dan haal ik de draden eruit, ik kijk of het bed pulst. Als u zegt dat ik spullen eruit haal en meeneem dan is dat niet zo. (…) U vraagt wat ik er van vindt, als andere collega’s zouden zeggen dat ik spullen meeneem. Er wordt zoveel gezegd. Vorige week nog vroeg ik naar iets en toen ging de volgende dag het verhaal, dat ik ging solliciteren. Mensen zeggen zoveel.”