Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaarthet hoger beroep ongegrond; en
- bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de waarde van een vrijstaande woning uit de jaren '60 werd vastgesteld door de Heffingsambtenaar van de gemeente Goirle. De Heffingsambtenaar had de waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2015 vastgesteld op € 339.000, maar na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 284.000. De belanghebbende, eigenaar van de woning, was het niet eens met deze vaststelling en heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Tijdens de zitting op 17 januari 2019 zijn zowel de gemachtigde van de belanghebbende als de taxateur van de Heffingsambtenaar gehoord.
Het Hof heeft vastgesteld dat de Heffingsambtenaar de waarde aannemelijk heeft gemaakt door middel van een waardematrix, waarin vergelijkingsobjecten zijn opgenomen. Het Hof heeft de argumenten van de belanghebbende, die stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld, niet overtuigend geacht. De referentieobjecten die door de Heffingsambtenaar zijn aangedragen, zijn als voldoende vergelijkbaar beoordeeld, met uitzondering van enkele objecten die niet aan de vergelijkingscriteria voldeden. Het Hof concludeert dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
De beslissing van het Hof houdt in dat het hoger beroep ongegrond is verklaard en dat de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd. Er zijn geen redenen om de Heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van griffierechten of proceskosten. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.