Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
).
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een belanghebbende die tussen 1 januari 2014 en 2 augustus 2014 in Nederland woonde en daarna in de Verenigde Staten. De Inspecteur heeft het premie-inkomen vastgesteld op het volledige arbeidsinkomen van € 18.750 en het premiedeel van de heffingskorting tijdsevenredig toegekend. De belanghebbende is het hier niet mee eens en stelt dat het premie-inkomen tijdsevenredig berekend moet worden naar de periode van binnenlandse premieplicht van 213 dagen, wat zou neerkomen op € 11.145. De Rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep heeft ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.
Tijdens de zitting op 6 juni 2019 is de belanghebbende niet verschenen, maar haar gemachtigde was op de hoogte van de zitting. Het Hof heeft geoordeeld dat de Inspecteur het premie-inkomen terecht heeft vastgesteld op het volledige arbeidsinkomen, omdat de mogelijkheid van een tijdsevenredige berekening per 1 januari 2013 is komen te vervallen. Het Hof heeft ook geoordeeld dat de Inspecteur het premiedeel van de heffingskorting terecht tijdsevenredig heeft toegekend, omdat de premieplicht leidend is voor de heffingskorting. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd.