In deze zaak gaat het om een belanghebbende die in België woont en voor een Nederlandse concernvennootschap werkt. Hij heeft zijn Belgische pensioenregeling voortgezet en is in geschil met de Inspecteur van de Belastingdienst over de fiscale behandeling van deze regeling. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de pensioenregeling als onzuiver moet worden aangemerkt, maar op basis van het belastingverdrag tussen Nederland en België wordt deze gedurende vijf jaar als zuiver aangemerkt. De Inspecteur had de aanspraak op pensioen niet tot het loon mogen rekenen, waardoor de betaalde premies in mindering op het bruto loon komen. Het Hof vernietigt de uitspraak van de Rechtbank en vermindert de aanslag tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 99.942. Tevens wordt de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de griffierechten en proceskosten van de belanghebbende.