Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
GESCHIL
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant over een belastingaanslag voor het jaar 2007. Belanghebbende en haar echtgenoot zijn betrokken bij de handel in onroerende zaken en hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten met de Belastingdienst. De kern van het geschil betreft de vraag of er sprake is van vervreemding van een onroerende zaak binnen vier jaar na verkrijging, en of het behaalde voordeel als resultaat uit overige werkzaamheden moet worden aangemerkt. Het Hof oordeelt dat er inderdaad sprake is van vervreemding binnen de vierjaarstermijn, ondanks dat de juridische levering is uitgesteld. Dit betekent dat het behaalde voordeel belast is als resultaat uit overige werkzaamheden. Belanghebbende kan het voordeel niet in 2006 in aanmerking nemen, omdat de Inspecteur niet meer in staat is om het voordeel in dat jaar te verwerken. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.