ECLI:NL:HR:1996:AA2013
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Van der Linde
- Bellaart
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de winstbepaling bij overdracht van een onderneming en de keuze van het belastingjaar
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 13 maart 1995. De zaak betreft de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1990, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen van ƒ 405.910,-- had, waarvan ƒ 359.219,-- belast was naar het tarief van artikel 57, lid 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. In cassatie is vastgesteld dat belanghebbende een appartementencomplex exploiteerde en winst uit onderneming genoot. Hij verkocht dit complex op 22 december 1989, met de eigendomsoverdracht op 7 mei 1990. De centrale vraag in deze procedure is of het Hof terecht heeft geoordeeld dat het resultaat van de overdracht als winst van het jaar 1990 in aanmerking moet worden genomen. Belanghebbende betoogt dat hij de keuze had om dit resultaat in het jaar 1989 te verantwoorden, het jaar waarin de verkoopovereenkomst werd gesloten.
De Hoge Raad oordeelt dat belanghebbende, nadat de aanslag voor 1989 was vastgesteld, niet meer terug kon komen op zijn keuze om het resultaat in 1990 in aanmerking te nemen. Het middel van cassatie kan daarom niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verwerpt het beroep. Dit arrest is op 1 mei 1996 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Van der Linde en Bellaart, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.