Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
primair:
te bepalen dat de man indien hij deze woning binnen één jaar na datum overdracht aan hem, verkoopt en levert, dan wel verkocht en geleverd zal hebben aan derden, hij de helft van het verschil tussen het bedrag waartegen de man de woning heeft overgenomen (€ 285.000,--) en het bedrag waartegen hij de woning verkoopt/levert dan wel verkocht en geleverd heeft aan derden, bij helfte verdeeld wordt tussen partijen en de man derhalve de helft van deze winst dient te voldoen aan de vrouw en wel bij datum notariële overdracht van de woning door de man aan derden, dan wel binnen 10 dagen na het schriftelijke verzoek daartoe, per aangetekende post door de vrouw aan de man gedaan, indien de woning al zal zijn verkocht en geleverd aan derden voorafgaand aan de door het hof in deze te nemen beslissing.
5.De motivering van de beslissing
manbetoogt door middel van grief 1 dat de uitermate grievende gedragingen van de vrouw een onherroepelijk einde hebben gemaakt aan de lotsverbondenheid tussen partijen, waardoor van de man in redelijkheid niet, althans niet ten volle kan worden gevergd bij te dragen aan het levensonderhoud van de vrouw. De gedragingen van de vrouw hebben er toe geleid dat er sinds oktober 2015 geen (fatsoenlijke) omgang meer tussen hem en [minderjarige] heeft kunnen plaatsvinden en dat er sinds januari 2016 zelfs helemaal geen contact meer tussen hen is. De vrouw is op geen enkele wijze bereid om een einde te maken aan haar strijd met de man. Zij spant zich geenszins in om het conflict op te lossen. Zij weigert gerechtelijke uitspraken na te komen, weigert mee te werken aan een traject bij een kindbehartiger, weigert een mediationtraject en weigert gesprekken met de Raad voor de Kinderbescherming of Bureau Jeugdzorg. De vrouw overlegt niet met de man omtrent zaken die [minderjarige] aangaan noch informeert zij de man daarover. De man kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de vrouw probeert hem helemaal uit het leven van [minderjarige] te weren. Zij verstoot de man in zijn rol als ouder, hetgeen voor de man zeer schrijnend en kwetsend is. De man functioneert hierdoor niet meer naar behoren op zijn werk.
vrouwheeft het volgende verweer gevoerd. Het is niet zo dat zij elk contact tussen de man en [minderjarige] tegenhoudt, maar zij kan [minderjarige] niet tot contact met de man bewegen. Bij [minderjarige] is er veel weerstand jegens de man. Door meerdere professionals is geconstateerd dat de man daar zelf debet aan is. Het feit dat de man als gevolg van de echtscheiding en de strijd tussen partijen geen contact meer heeft met [minderjarige] , betekent niet dat de lotsverbondenheid daardoor is komen te vervallen en de man geen partneralimentatie meer aan de vrouw verschuldigd is.
hofstelt voorop dat de rechter bij het vaststellen van de alimentatieplicht rekening kan houden met omstandigheden van niet financiële aard; in uitzonderlijke gevallen kan grievend gedrag van één der gewezen echtgenoten ten opzichte van de ander tot de conclusie leiden dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om van de gewezen echtgenoot een (volledige) bijdrage in het levensonderhoud te verlangen (vgl. HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2058 ( [link 1] ) en HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:695 ( [link 2] )).
manstelt dat hij op grond van een door hem met de vrouw gesloten overeenkomst recht heeft op betaling door haar van de door hem betaalde gebruikerslasten. Ter toelichting voert hij het volgende aan.
vrouwheeft daartegen het volgende verweer gevoerd.
hofoverweegt als volgt.
manvoert aan dat de vrouw van de gezamenlijke Postbankrekening van partijen zonder zijn toestemming op 6 oktober 2015 een bedrag van € 850,-- heeft opgenomen en voor zichzelf behouden en dat hij zelf van diezelfde rekening op dezelfde dag een bedrag van € 570,-- heeft opgenomen en voor zichzelf behouden. Het totaal door partijen op 6 oktober 2015 opgenomen bedrag bedroeg derhalve € 1.420,-- en behoorde toe aan de gemeenschap van partijen. Partijen hebben dit bedrag aan de gemeenschap onttrokken. Zij hadden ieder recht op de helft van dit bedrag, derhalve had ieder recht op een bedrag van 710,--. Aldus heeft de vrouw een bedrag van € 140,-- te veel aan zichzelf toegedeeld. Dit bedrag dient de vrouw aan de man te vergoeden.
vrouwvoert daartegen het volgende aan. Er is geen grond voor toewijzing van deze vordering. Het door de vrouw op 6 oktober 2015 van de gezamenlijke rekening opgenomen bedrag van € 850,-- betreft haar WW-uitkering, die op deze rekening is gestort en door haar is opgenomen om te kunnen voorzien in haar levensonderhoud. De opname is voorafgaand aan de peildatum van 14 oktober 2015 gedaan en partijen hebben de saldi van hun bankrekeningen in onderling overleg verdeeld.
hofoverweegt als volgt.
manvoert aan dat hij op 14 december 2015 (dus na de peildatum) de gemeenschappelijke Postbankrekening waarmee de kosten van de huishouding werden voldaan, heeft aangezuiverd. De man heeft een bedrag van € 2.500,-- op de rekening gestort onder vermelding van “tijdelijke aflossing roodstand rekening door [voornaam van de man] ”. Volgens hem was het de bedoeling van partijen “dat het aandeel van de vrouw in deze roodstand later met de man verrekend zou worden”, waardoor hem de helft van € 2.500,--, derhalve een bedrag van € 1.250,-- toekomt.
vrouwheeft daartegen het volgende aangevoerd. Van een debetsaldo op de Postbankrekening was geen sprake. Omdat de storting van de man dateert van na de peildatum en partijen de saldi al in onderling overleg hadden verdeeld, bestaat voor toewijzing van de vordering aangaande het aanzuiveren van het debetsaldo geen grond.
hofoverweegt als volgt. De man heeft tegenover de betwisting van de vrouw niet aangetoond dat hij met het overgemaakte bedrag het debetsaldo van de gemeenschappelijke rekening heeft aangezuiverd, in die zin dat de vrouw de helft daarvan aan de man dient terug te betalen. Ook in zoverre faalt de grief van de man.
manheeft verweer gevoerd. Volgens hem is er geen enkele (juridische) grond voor toewijzing van het verzoek van de vrouw.
hofoverweegt als volgt.