Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
20 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding. De vrouw had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Arnhem, waarin het hof had geoordeeld dat de peildatum voor de samenstelling en omvang van de huwelijksgoederengemeenschap, met betrekking tot aandelen en opties van Philips, op 1 februari 2011 moest worden gesteld. De vrouw betoogde dat de peildatum 15 juni 2011 moest zijn, de datum waarop de echtscheidingsbeschikking was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Het hof verwierp dit betoog en oordeelde dat de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrachten dat de peildatum eerder moest worden vastgesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de peildatum voor de samenstelling en omvang van de huwelijksgoederengemeenschap in geval van echtscheiding het tijdstip is waarop de echtscheidingsbeschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, zoals vastgelegd in artikel 1:149 en 163 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat van deze peildatum kon worden afgeweken op grond van redelijkheid en billijkheid. Dit leidde tot de conclusie dat de beschikking van het hof niet in stand kon blijven.
De Hoge Raad heeft de beschikking van het gerechtshof vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing. Deze uitspraak benadrukt het belang van de wettelijke bepalingen omtrent de peildatum in het huwelijksgoederenrecht en de onmogelijkheid om hiervan af te wijken, zelfs niet op basis van redelijkheid en billijkheid.