3.8.[appellant] heeft in hoger beroep twaalf grieven aangevoerd en een nieuwe/aanvullende eis ingesteld. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] . In hoger beroep vordert [appellant] om [geïntimeerde] bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan [appellant] de navolgende bedragen te betalen:
1. een bedrag van € 35.253,30 exclusief BTW ten titel van retour genomen goederen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van het beslag;
2. een bedrag van € 154,- ten titel van in beslag genomen kasgeld te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van het beslag;
3. een bedrag van € 53.200,-.inclusief BTW ten titel van retour genomen winkelinventaris te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van het beslag;
4. een bedrag van € 164,-- per maand voor de kosten van opslag vanaf de dag van het in beslag nemen van de goederen tot aan de dag dat de in de opslag opgeslagen goederen door [geïntimeerde] zijn opgehaald;
5. een bedrag van € 5.600,- vanwege ten onrechte in beslag genomen goederen welke geen eigendom waren van [geïntimeerde] ;
6. de door [appellant] geleden schade ten gevolge van het voorhouden van onjuiste omzetprognose als ook het niet nakomen van de tussen partijen gesloten franchiseovereenkomst c.q. de verplichting tot levering van goederen, op te maken bij staat te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van het leggen van conservatoir beslag subsidiair per datum van de conclusie van antwoord in eerste aanleg tot aan de dag der algehele voldoening;
alsmede bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [geïntimeerde] te veroordelen
7. tot het opmaken van een creditfactuur voor de bedragen als genoemd in punten 1 en 3 van dit petitum en wel binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [geïntimeerde] nalaat gevolg te geven aan de inhoud van het in deze te wijzen vonnis (het hof begrijpt, ook hierna: arrest);
8. tot het opmaken van een creditfactuur ter zake de facturen als genoemd in punt 58 en 68 t/m 71 van het lichaam van de memorie van grieven;
9. tot afgifte van de matrixprints over de jaren 2010 en 2012 gelijk tussen partijen was overeengekomen en waarvoor [appellant] een bedrag had betaald van € 500,-- en wel binnen 14 dagen na het in deze te wijzen arrest op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [geïntimeerde] nalaat gevolg te geven aan de inhoud van het in deze te wijzen arrest;
10. tot opheffing van het gelegde beslag en wel binnen 14 dagen na het in deze te wijzen arrest op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [geïntimeerde] nalaat gevolg te geven aan de inhoud van het te wijzen arrest;
11. nietig te verklaren de op 21 april 2010 afgegeven borgtocht waarbij de heer [betrokkene 1] en mevrouw [betrokkene 2] zich als borg hebben gesteld voor een bedrag van € 100.000,-;
12. met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van deze procedure in beide instanties.
3.8.1.[geïntimeerde] concludeert tot bevestiging van het beroepen vonnis en tot veroordeling van [appellant] in de werkelijke kosten van de procedure in beide instanties.
Grieven 1 tot en met 5: lening en geleverde goederen en diensten