Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/03/203280 HA ZA 15-133)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
“Wat achtertuinen betreft, ook hier kan uit de plaatselijke gewoonte voortvloeien dat een doorzichtige muur toelaatbaar is. Ook kan dit volgen uit een gemeenteverordening. Maar artikel 5.4.11 gaat ervan uit dat bij gebreke van een dergelijk aanknopingspunt de eigenaar van een perceel binnen de bebouwde kom niet moet kunnen worden gedwongen mee te werken aan en in de kosten bij te dragen van een muur die hem niet de privacy geeft die hij verlangt, en dat hij vrij moet zijn door zijn buurman bekostigde doorzichtige muur aan zijn eigen zijde ondoorzichtig te maken.”
4.De uitspraak
- verwijderen van de coniferenhaag, althans het terugplaatsen van de coniferenhaag tot op een afstand van minimaal twee meter van die erfgrens;
- (doen) oprichten van een mandelige scheidsmuur van twee meter hoog op de juridische erfgrens tussen de percelen van partijen;