6.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. Vanaf begin 2007 drijft [appellant] een onderneming (eerst in de vorm van een vennootschap onder firma en later in de vorm van een eenmanszaak) die zich bezighoudt met het renoveren, vervaardigen en monteren van kunststof kozijnen en het vervaardigen en monteren van aluminium zonweringen, terrasoverkappingen en lichtstraten.
b. [geintimeerden c.s.] heeft als assurantietussenpersoon van [appellant] in 2007 bemiddeld bij het sluiten van een Instap arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna te noemen: Instap AOV) bij Fortis ASR. Uit het betreffende polisblad d.d. 30 juni 2007 (productie 4 bij dagvaarding) volgt onder meer dat:
de Instap AOV op 28 juni 2007 is ingegaan;
de verzekerde jaarrente € 32.500,-- bedraagt;
het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt gebaseerd op passende arbeid;
de arbeidsongeschiktheidsdrempel 35% bedraagt;
de eindleeftijd 55 jaar is;
de looptijd van de Instap AOV vijf jaar (tot 28 juni 2012) bedraagt en vervolgens telkens voor een termijn van vijf jaar wordt verlengd.
c. [geintimeerden c.s.] heeft als hypotheekadviseur van [appellant] en zijn echtgenote in 2011/2012 bemiddeld bij het afsluiten van een hypothecaire geldlening.
d. Op 18 maart 2012 is [appellant] arbeidsongeschikt geraakt als gevolg van een gescheurde enkelband, waarna hij op grond van de Instap AOV vanaf eind juni 2012 een uitkering heeft ontvangen.
e. De looptijd van de Instap AOV is op 28 juni 2012 automatisch met 5 jaar verlengd.
f. In november 2012 heeft [appellant] een ernstig ongeval met een cirkelzaag gekregen waaraan hij blijvend letsel aan zijn rechterhand heeft overgehouden. [appellant] heeft vervolgens tot medio 2015 een uitkering op grond van de Instap AOV ontvangen.
g. Bij brief d.d. 26 november 2014 heeft DAS Rechtsbijstand namens [appellant] aan [geintimeerden c.s.] te kennen gegeven dat laatstgenoemden de op hem rustende zorgplicht jegens [appellant] heeft geschonden als gevolg waarvan [appellant] schade lijdt. [geintimeerden c.s.] is bij dezelfde brief aansprakelijk gesteld voor deze reeds geleden en nog te lijden schade (onderdeel van productie 6 bij dagvaarding).
h. Op verzoek van [appellant] is de Instap AOV per november 2014 ondergebracht in de portefeuille van een andere assurantietussenpersoon.
6.2.1.In de onderhavige procedure vordert [appellant] , (samengevat):
te verklaren voor recht dat [geintimeerden c.s.] hoofdelijk toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht;
[geintimeerden c.s.] hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de door [appellant] geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
[geintimeerden c.s.] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 1.975,-- aan buitengerechtelijke incassokosten;
[geintimeerden c.s.] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding.
6.2.2.Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [geintimeerden c.s.] heeft als tussenpersoon van [appellant] (beroeps)fouten gemaakt.
De door [geintimeerden c.s.] gemaakte fouten betreffen met name de volgende.
Zij heeft nagelaten om [appellant] te wijzen op de kenmerken van een Instap AOV en de beperkte dekking hiervan ten opzichte van meer uitgebreide polissen.
Zij heeft nagelaten [appellant] te informeren over andere polissen en hun dekking.
Zij heeft nagelaten om [appellant] de betekenis uit te leggen van de termen “passende arbeid” en “beroepsdekking” en de gevolgen hiervan bij arbeidsongeschiktheid.
Zij heeft [appellant] een contractduur van vijf jaar geadviseerd.
Na 2007 heeft [geintimeerden c.s.] niet meer naar de Instap AOV van [appellant] omgekeken, terwijl de onderneming van laatstgenoemde gestaag groeide qua omzet en winst, [appellant] een gezin kreeg en hij een groter en duurder huis kocht. [geintimeerden c.s.] was in 2011/2012 als hypotheekadviseur betrokken bij het afsluiten van de hypothecaire geldlening ten behoeve van de nieuwe woning en had op die manier inzicht in het inkomen en de gezinssamenstelling van [appellant] . Zij had [appellant] actief moeten benaderen en moeten adviseren om de dekking van zijn Instap AOV aan te passen en daarmee aan te sluiten bij de werkelijke situatie waarin [appellant] verkeerde. Zo had [geintimeerden c.s.] [appellant] (onder meer) moeten adviseren om:
de verzekering om te zetten van passende arbeid naar beroepsdekking;
de eindleeftijd te verhogen van 55 naar 60 jaar;
de arbeidsongeschiktheidsdrempel te verlagen van 35% naar 25%;
de verzekerde jaarbedragen te indexeren (bijvoorbeeld met 2%);
het verzekerde bedrag te verhogen van € 32.500,-- naar ten minste € 38.995,--.
[geintimeerden c.s.] heeft aldus niet gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam tussenpersoon had mogen worden verwacht. Zij is tekortgeschoten in de zorg die op hem als goed opdrachtnemer rust (artikel 7:401 BW). Op grond van artikel 6:74 BW dan wel artikel 6:162 BW is [geintimeerden c.s.] jegens [appellant] aansprakelijk voor de door hem geleden en nog te lijden schade. Deze schade laat zich thans nog moeilijk exact becijferen. In ieder geval ontbreekt voor de onverminderd voortdurende arbeidsongeschiktheid van [appellant] een afdoende verzekeringsdekking. Hij heeft sinds medio 2015 geen uitkering meer ontvangen uit de Instap AOV.
6.2.3.[geintimeerden c.s.] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.4.In het eindvonnis van 5 oktober 2016 heeft de rechtbank de vorderingen van [appellant] afgewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld.