Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
6.3.6 Aftrek bij mede-eigendom
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende was opgelegd. De belanghebbende, een BV, was buiten gemeenschap van goederen gehuwd en was voor de helft eigenaar van een perceel grond. Het Hof oordeelde dat de aftrek voorbelasting terecht was beperkt tot de helft van de totale voorbelasting die gemoeid was met de bouw van een woning op dat perceel. Belanghebbende had in haar aangiften omzetbelasting een bedrag van € 60.082 aan voorbelasting in aftrek gebracht, maar het Hof oordeelde dat zij slechts recht had op de helft daarvan, omdat de eigendom van de grond en de woning in mede-eigendom was verworven. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalde, omdat de uitlatingen van de inspecteur niet als een toezegging zonder voorbehoud konden worden beschouwd. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die eerder de naheffingsaanslag had verminderd, maar niet in de door belanghebbende gewenste mate. De uitspraak van het Hof houdt belangrijke implicaties in voor de aftrekbaarheid van voorbelasting in situaties van mede-eigendom, vooral in het licht van huwelijkse voorwaarden.