Uitspraak
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord met het procesdossier van de eerste aanleg.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarin hij niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzet tegen een eerder verstekvonnis. Het verstekvonnis was gewezen op vordering van de rechtsvoorgangster van [geïntimeerde], Crediet Maatschappij "[crediet maatschappij]" B.V., die [appellant] had veroordeeld tot betaling van een geldlening. Het hof heeft vastgesteld dat het verzet te laat is ingesteld, omdat [appellant] niet binnen de vereiste termijn van veertien dagen na betekening van het verstekvonnis verzet heeft aangetekend. Het hof heeft daarbij overwogen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen strijd was met artikel 6 EVRM, omdat [appellant] voldoende op de hoogte was van de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis. Het hof heeft de grieven van [appellant] gezamenlijk behandeld en geconcludeerd dat het verstekvonnis geacht wordt ten uitvoer gelegd te zijn na de eerste betaling onder het gelegde derdenbeslag. De uitspraak van de rechtbank is bekrachtigd, en [appellant] is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.