In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een informatiebeschikking die door de Inspecteur van de Belastingdienst is afgegeven. De informatiebeschikking betreft het jaar 2010 en is gegeven op basis van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep gegrond verklaard en de informatiebeschikking aangepast. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Tijdens de zitting heeft belanghebbende verzocht om wraking van de rechters, maar dit verzoek is afgewezen. Het Hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak vastgesteld, waaronder de waarde van onroerende zaken die door belanghebbende zijn aangegeven in zijn aangifte inkomstenbelasting. De Inspecteur heeft verzocht om aanvullende informatie, waaronder huurcontracten, die volgens hem van belang zijn voor de belastingheffing. Het Hof heeft geoordeeld dat de Inspecteur zich in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat de huurcontracten relevant zijn voor de belastingheffing. Het Hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om alsnog aan het informatieverzoek te voldoen.