3.10.Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of Dexia bij het sluiten van de overeenkomsten op de hoogte was van deze advisering door [tussenpersoon] of daarvan op de hoogte had behoren te zijn. Volgens [geïntimeerde] dient de vraag bevestigend te worden beantwoord. Er was volgens [geïntimeerde] sprake van een nauwe samenwerking tussen Dexia en [tussenpersoon] . Ter onderbouwing van deze stellingen heeft [geïntimeerde] verwezen naar de volgende producties.
( a) Het jaarverslag 1997 (pag. 14) van destijds Bank [bank] (mva, prod. 16):
“Onder de naam Bank [bank] worden ook leaseproducten ontwikkeld voor distributie via onafhankelijke intermediairs. Deze producten zijn gericht op spaarders en beleggers die behoefte hebben aan een persoonlijk adviseur door een onafhankelijke intermediair. Dit voorziet in een duidelijke behoefte.”
( b) Een verklaring van [directeur] , van 1993 tot 2002 directeur van [tussenpersoon] , van
26 september 2013 (mva, prod. 41). Hierin verklaart [directeur] onder meer:
“
De activiteit met de grootste omzetcomponent van [tussenpersoon] was de verkoop van effectenleaseproducten die door Bank [bank] N.V. en daarna door Dexia op de markt werden gebracht. (…)
[tussenpersoon] is met de verkoop van aandelenleaseproducten van Bank [bank] begonnen in 1997. [tussenpersoon] kreeg daarbij commerciële ondersteuning van Bank [bank] . (…)
Tussen [tussenpersoon] en Bank [bank] c.q. Dexia bestond intensief contact. Ons aanspreekpunt was de heer [derde 1] , die ons wekelijks bezocht en op de hoogte was van de werkwijze van [tussenpersoon] .”
( c) Een mailbericht van 28 augustus 2014, dat voor zover relevant als volgt luidt (mva, prod. 19):
“Van: [derde 1] (…)
Geachte heer [directeur] ,
In goede orde heb ik uw mailberichten en de toegevoegde verklaring van de heer [directeur] van [tussenpersoon] (…) ontvangen. (…)
Mijn reactie op de door u gestelde vragen heb ik toegevoegd in uw onderstaande betreffende mail van 15 juli 2014 (…)
Met vriendelijke groet,
[derde 1]
(…)
Van: [derde 2]
(…)
Geachte heer [derde 1] ,
Naar aanleiding van ons recente telefoongesprek zou ik graag onderstaande vragen aan u willen voorleggen. Ik heb onlangs ook contact gehad met de heer [directeur] , die bijgesloten Verklaring heeft afgegeven.
Het gaat om de volgende vragen.
1. Is het juist dat Bank [bank] aandelenleaseproducten aanbood d.m.v. direct writing (via [onderneming 2] ) en via tussenpersonen (Bank [bank] Beleggingsproducten)?
Antw: Uiteindelijk was dit de eindsituatie. Eerst was [onderneming 2] een zelfstandige onderneming (…). [onderneming 2] werkte rechtstreeks in de markt en Bank [bank] via het financiële intermediair. Het met Bank [bank] samenwerkende intermediair verkreeg hiervoor -na goedkeuring- de status van cliëntenremissier.
2. Is het juist dat u directeur was van de afdeling die belast was met de verkoop van de producten via tussenpersonen?
Antw: Ja. Bij aanvang was ik accountmanager bij Bank [bank] en onderhield het contact met het intermediair waaronder destijds ook al [tussenpersoon] . In de loop van de jaren werd ik verantwoordelijk voor de distributie van de hiertoe geschikte producten van Bank [bank] via het intermediair. (…)
3. Is het juist dat u intensief contact had met [tussenpersoon] en dat u [tussenpersoon] in de regel eenmaal per week bezocht?
Antw: Ja.
4. Is het juist dat [tussenpersoon] van de tussenpersonen de meeste contracten verkocht?
Antw: In beginsel ja. [tussenpersoon] was voor Bank [bank] één van de belangrijkste tussenpersonen in het intermediaire afzetkanaal.
5. Was u ermee bekend dat de adviseurs van [tussenpersoon] hun klanten veelal thuis bezochten en hen, al dan niet door middel van een zgn. Financieel Plan, adviseerden om op bepaalde aandelenleaseproducten in te schrijven?
Antw: Ja. De adviseurs van [tussenpersoon] c.q. [tussenpersoon] bemiddelden bij de klanten thuis op afspraak. Met het oog op de zorgvuldigheid, de controlemogelijkheid en de zoveel mogelijke eenduidigheid in zo’n grote organisatie als [tussenpersoon] vonden de klantgesprekken thuis bij de klanten van [tussenpersoon] plaats volgens een gereguleerde gespreksopzet en verslaglegging.
(…)“
( d) Een mailbericht van 2 september 2014, dat voor zover relevant, als volgt luidt (mva, prod. 29):
“Van: [derde 3]
(…)
Beste [derde 4] ,
Bij deze bevestig ik hetgeen je in je mail over Bank Labochere en [derde 1] heb aangegeven.
Ik ben 6 jaar werkzaam geweest bij [tussenpersoon] in verschillende functies:
Accountmanager
Hoofd Basisopleiding
Franchisemanager
Districtsmanager
Hoofd Sales & Operations
Projectmanager Reorganisatie
(…)
Van: [derde 4]
(…)
Geachte mevrouw [derde 3] ,
Vanmiddag spraken wij elkaar telefonisch.
Ik heb u enkele vragen gesteld over uw kennis van de relatie tussen Bank [bank] / Dexia en [tussenpersoon] (in de tijd dat [tussenpersoon] aandelenleaseproducten van Bank [bank] / Dexia verkocht).
Zoals afgesproken geef ik kort weer wat u mij hierover vertelde.
Bank [bank] / Dexia en [tussenpersoon] werkten veel samen. [tussenpersoon] was de tussenpersoon die de meeste aandelenleaseproducten van Bank [bank] / Dexia verkocht.
De heer [derde 1] van Bank [bank] / Dexia kwam frequent bij [tussenpersoon] langs voor overleg.
De algemene werkwijze van [tussenpersoon] bestond erin dat de adviseurs van [tussenpersoon] bij de klanten langsgingen voor een persoonlijk advies. Nadat zij de persoonlijke situatie van de klant in kaart hadden gebracht, werd een op de persoonlijke situatie van de klant afgestemd advies uitgebracht. De producten die werden geadviseerd, werden toegelicht aan de hand van een presentatiemap, dit gold ook voor de aandelenleaseproducten.
De heer [derde 1] was bekend met de algemene werkwijze van [tussenpersoon] , zoals hiervoor omschreven.
(…)”
( e) De volgende tekst van de websites van Dexia (mva, prod. 43):
“[bank] Beleggingsproducten
Met de effectenleaseproducten van [bank] Beleggingsproducten is het voor iedereen mogelijk kansrijk te beleggen. Ze zijn bestemd voor particulieren die op basis van hun financiële situatie deskundig advies van gespecialiseerde onafhankelijke financiële adviseurs wensen.” (mei 2000)
De producten worden uitsluitend aangeboden via onafhankelijke, gespecialiseerde financiële adviseurs in ons land. Hun kwaliteit en kennis van zaken garandeert hun cliënten een met zorg omkleed, persoonlijk advies. Door training en begeleiding van de financiële adviseurs houden de accountmanagers van [bank] Beleggingsproducten hen uitvoerig op de hoogte van de verschillende producten.”
Deze bieden wij u aan via gespecialiseerde, onafhankelijke financieel adviseurs. De zorgvuldig geselecteerde financieel intermediairs kunnen u in deze fiscaal ingewikkelde tijden deskundig begeleiden bij de snelle en efficiënte opbouw van een aantrekkelijk kapitaal. De financieel intermediairs van Bank [bank] Beleggingsproducten worden continue getraind, ondersteund en op de hoogte gehouden van nieuwe ontwikkelingen en producten.”
( f) Een memorandum, opgesteld door Dexia, met als titel:
de niet-aansprakelijkheid van Dexia voor gedragingen van tussenpersonen,pag. 2 (mva, prod. 20):
“1.5 Tussenpersonen kwalificeerden onder de werking van de toenmalige Wet Toezicht Effectenverkeer 1995 (‘Wte’) als cliëntenremisiers. De werkzaamheden van de tussenpersonen zijn zelden beperkt gebleven tot de werkzaamheden van een cliëntenremisier in strikte zin, namelijk tot het aanbrengen van een cliënt bij een effecteninstelling. Doorgaans is er daarnaast sprake geweest van het geven van beleggingsadvies. (…)”
En in 5.1 van bedoeld memorandum:
“Hierboven is aan de orde geweest dat tussenpersonen die hebben bemiddeld terzake van effectenleaseproducten in de praktijk ook doorgaans hebben gefungeerd als beleggingsadviseur van de desbetreffende lessee. (…)”
3.10.1.Dexia heeft bij gebrek aan wetenschap betwist dat bovengenoemd mailbericht onder (c) afkomstig is van de heer [derde 1] . Verder voert Dexia aan dat niet valt te controleren dat [derde 3] (mailbericht onder d) een voormalig medewerker is van [tussenpersoon] . Ook betwist Dexia bij gebrek aan wetenschap dat [derde 3] de genoemde functie(s) heeft gehad. Voor het overige heeft Dexia samengevat aangevoerd dat bovengenoemde citaten onder (a) tot en met (f) niet de door [geïntimeerde] getrokken conclusies rechtvaardigen. Zij verwijst in dat verband naar de getuigenverklaring van [derde 5] , waaruit volgens Dexia blijkt dat zij niet bekend was met de werkwijze van tussenpersonen (mva inc appel, prod. 10).
3.10.2.De door Dexia naar voren gebrachte betwisting van de mailberichten onder (c) en
(d) is - mede in het licht van de hiervoor onder (b) genoemde verklaring van [directeur] - slechts algemeen geformuleerd en niet onderbouwd, terwijl dit wel op de weg van Dexia had gelegen. Uit niets blijkt dat Dexia geprobeerd heeft om enig onderzoek te doen, ter staving van haar betwisting. Het hof neemt dan ook als vaststaand aan dat het hier daadwerkelijk gaat om mailberichten van [derde 1] en van [derde 3] en dat [derde 3] daadwerkelijk de door haar genoemde functies heeft gehad. Daarbij is mede gelet op de hiervoor onder (b) vermelde verklaring van [directeur] , die inhoudelijk niet is weersproken door Dexia.
Voor het overig heeft Dexia de inhoud van de citaten onder (a) tot en met (f) als zodanig verder niet betwist. Zij wijst er weliswaar op dat de tekst van de website die [geïntimeerde] heeft overgelegd dateert van mei 2000, terwijl de overeenkomsten eerder zijn gesloten (namelijk op 24 maart 2000), maar zij voert niet ter betwisting aan dat de in de tekst genoemde werkwijze ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten met [geïntimeerde] op 24 maart 2000 wezenlijk anders was, terwijl dat in het licht van de overige producties wel op haar weg had gelegen.
Naar het oordeel van het hof volgt uit bovengenoemde citaten onder (a) tot en met (f) dat Dexia in de periode dat [geïntimeerde] de overeenkomsten sloot: (i) nauw samenwerkte met [tussenpersoon] bij de verkoop van de producten van Dexia door [tussenpersoon] en (ii) dat Dexia er mee bekend was dat [tussenpersoon] standaard, althans op grote schaal, beleggingsadvies gaf aan de cliënten die zij als remisier vervolgens bij Dexia aanbracht als afnemers van effectenleaseproducten.
De getuigenverklaring van [derde 5] , die Dexia als prod. 10 bij mva in inc appel heeft overgelegd, is van onvoldoende gewicht om daarin verandering te brengen. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat de verklaring van [derde 5] betrekking heeft op een andere tussenpersoon ( [risicobeheer] Risicobeheer) en hij expliciet aangeeft dat hij zich niet veel meer kan herinneren van de gebeurtenissen van destijds (periode tot 2000/2001).
Alles overziend, komt het hof tot het volgende oordeel. Dexia heeft in het licht van de uitvoerige onderbouwing door [geïntimeerde] , onvoldoende betwist dat zij er op het moment dat [tussenpersoon] [geïntimeerde] als cliënt bij Dexia aanbracht van op de hoogte was of behoorde te zijn dat [tussenpersoon] beleggingsadvies aan [geïntimeerde] had gegeven. Voor bewijslevering op dit punt is dan ook geen plaats.