Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In de zaak met nummers 17/00865 en 17/00866 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep. Het geschil betreft de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2012, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.266 is opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, evenals tegen de afwijzing van een verzoek om toekenning van een dwangsom. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
Het Hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak vastgesteld en de grieven van belanghebbende beoordeeld. De belangrijkste geschilpunten zijn of het eigenwoningforfait terecht is gecorrigeerd, of belanghebbende recht heeft op aftrek van scholingsuitgaven en zorgkosten, of er sprake is van verrekenbare verliezen, en of de afwijzing van het verzoek om een dwangsom terecht is. Het Hof concludeert dat de Inspecteur de aanslag terecht heeft opgelegd en dat de afwijzing van de dwangsom ook juist is. Het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste vaststelling van de WOZ-waarde en de noodzaak voor belanghebbende om voldoende bewijs te leveren voor zijn claims. Het Hof wijst erop dat de belastingplichtige niet alleen moet vertrouwen op informatie van de Belastingdienst, maar ook zelf verantwoordelijk is voor het aanleveren van bewijs voor zijn stellingen. De beslissing van het Hof is definitief en kan worden aangevochten bij de Hoge Raad der Nederlanden.