In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) en de vergoeding van belastingrente. De belanghebbende had een verzoek tot teruggaaf van BPM ingediend na de export van een auto, maar dit verzoek werd door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard. De belanghebbende betoogde dat de teruggaafregeling in strijd was met artikel 110 van het VWEU, omdat er geen compensatie werd geboden voor het rentenadeel dat hij had geleden. Het Hof oordeelde dat artikel 56 van het VWEU niet van toepassing was, omdat er geen sprake was van grensoverschrijdende dienstverlening. Het Hof toetste het BPM-systeem aan artikel 110 van het VWEU en concludeerde dat er geen strijd was met dit artikel. De belanghebbende had geen recht op vergoeding van de zogenaamde “Irimie-rente”. Echter, het Hof oordeelde dat de belanghebbende wel recht had op vergoeding van belastingrente over de teruggaaf van € 6.656 voor de periode van 1 april 2014 tot 11 juni 2015. De uitspraak van de Rechtbank werd vernietigd voor zover deze betrekking had op de beschikking belastingrente, en de Inspecteur werd veroordeeld tot vergoeding van de belastingrente en de kosten van het bezwaar en de proceskosten.