Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
verdeling huwelijksgoederengemeenschapis overwogen.
5.De motivering van de beslissing
manheeft aan de orde gesteld dat door het gedrag van de vrouw jegens hem de lotsverbondenheid is verbroken als gevolg waarvan de vrouw haar recht op alimentatie is vervallen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de vrouw hem tijdens het huwelijk zowel psychisch als lichamelijk heeft mishandeld. De vrouw heeft hem diverse malen bedreigd met een mes en opzettelijk meerdere malen met een mes, althans met een scherp voorwerp, gestoken, waarbij zij bewust het risico op de koop toenam dat zij de man levensbedreigend zou kunnen verwonden. Het is louter toeval dat de verwondingen van de man niet levensbedreigend waren en de aard van het uiteindelijke letsel doet niets af aan de ernst van de gepleegde feiten. De man ontkent dat hij de vrouw zou hebben mishandeld. Als gevolg van het feit dat de man zich heeft moeten verweren tijdens een steekincident waarbij hij door de vrouw in zijn onderbuik is gestoken, is de vrouw door de man aan haar neus geraakt. De man heeft aangifte gedaan van laatstgenoemd steekincident, maar de vrouw wordt – ondanks een door de man ingezette art. 12 Sv procedure – niet vervolgd. De man verwijst naar enkele uitspraken (ECLI:NL:GHARL:2015:8558, ECLI:NL:GHARL:2015:3378 en ECLI:NL:GHAMS:2015:481) waarbij geen sprake was van strafbare feiten, althans ernstig grievend gedrag, zoals in deze zaak, maar waarbij wel is geoordeeld dat sprake was van het ontbreken van lotsverbondenheid, dan wel matiging passend werd geoordeeld.
vrouwbetwist met klem dat zij de man psychisch of lichamelijk mishandeld heeft. Zij heeft dat juist andersom ervaren. De vrouw mocht van de man geen baan zoeken, waardoor zij in Nederland niet haar eigen identiteit heeft kunnen ontwikkelen en zelfstandig kon zijn. De vrouw stelt ook lichamelijk mishandeld te zijn, waarvan zij ook aangifte heeft gedaan. Zij geeft aan nu nog door de man te worden opgezocht. Partijen hebben dus ieder hun eigen lezing van de wijze waarop zij met elkaar omgingen tijdens het huwelijk en dan vooral in de laatste jaren. De man heeft jegens de vrouw aangifte gedaan van mishandeling en andersom, maar geen van partijen is voor mishandeling vervolgd. Het hof heeft ook de klacht van de man ex art. 12 Sv ongegrond verklaard. Op geen enkele wijze is vast komen te staan dat sprake is geweest van grievend gedrag van de vrouw jegens de man.
hofoverweegt als volgt.
manis, verkort weergegeven, van mening dat aan de vrouw een dusdanige verdiencapaciteit kan worden toegekend dat zij daarmee, althans deels, in eigen levensonderhoud zou moeten kunnen voorzien. De vrouw woont inmiddels elf jaar in Nederland en zij heeft de Nederlandse nationaliteit, beheerst de Nederlandse taal en heeft een rijbewijs B. Hoewel zij daartoe in staat kan worden geacht, is gesteld noch gebleken dat de vrouw heeft gesolliciteerd naar een baan. De man heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij geacht kan worden minimaal € 500,-- netto per maand aan inkomsten te genereren naast haar opleiding.
vrouwis van mening dat geen rekening gehouden kan worden met enige verdiencapaciteit. Daartoe voert zij aan dat zij al wel lange tijd in Nederland verblijft, maar dat zij gedurende het huwelijk niet heeft gewerkt of zichzelf anderszins heeft kunnen ontwikkelen. In het kader van de Participatiewet wordt zij thans door de gemeente ondersteund bij het vinden naar een passende baan. Ook de gemeente verlangt van de vrouw dat zij zich inspant om zo spoedig mogelijk een eigen inkomen te verwerven. De vrouw heeft echter geen diploma’s of werkervaring. Zij kan zich prima verstaanbaar maken, maar zij dient nog een basisdiploma Nederlands te behalen, voordat zij een beroepsopleiding mag gaan volgen. De vrouw doet vrijwilligerswerk om in het arbeidsproces te geraken, maar gelet op haar opleidingsniveau en arbeidsverleden zijn haar kansen op de arbeidsmarkt beperkt.
hofoverweegt als volgt.