Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
- ‘medeplegen van opzettelijk een feit begaan, omschreven in artikel 68, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl zij telkens feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging’ (feiten 1, 2 en 3, telkens primair) en
- ‘medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl zij telkens feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd’ (feiten 1, 2 en 3, telkens subsidiair),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en haar veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
[Transportonderneming 1] B.V. (verder te noemen ‘de B.V.’) op drie, althans een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 30 januari 2014 te Leende in de gemeente Heeze-Leende en/of in de gemeente Apeldoorn en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting over het/de aangiftetijdvak(ken) 4e kwartaal 2009 en/of 4e kwartaal 2010 en/of 4e kwartaal 2013 (DOC-098 8/16, DOC-098 12/16 en DOC-098 16/16, DOC-017 1/2, DOC-021 1/2 en DOC-025 1/2) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft de B.V. en/of (een of meer van) haar mededader(s) toen aldaar (telkens) opzettelijk op de/het bij de bevoegde inspecteur der belastingen of de Belastingdienst ingeleverde (elektronische/digitale) aangifte(n) omzetbelasting over genoemd(e) aangiftetijdvak(ken) (telkens) een te laag bedrag aan omzetbelasting opgegeven, terwijl die/dat feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
[Transportonderneming 2] B.V. (verder te noemen ‘de B.V.’) in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 4 januari 2016 te Leende in de gemeente Heeze-Leende en/of in de gemeente Apeldoorn en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) als degene die ingevolge de belastingwet verplicht was tot het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, opzettelijk deze niet, onjuist of onvolledig heeft verstrekt, terwijl die/dat feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven, immers heeft de B.V. en/of (een of meer van) haar mededader(s) toen aldaar – zakelijk weergegeven – (telkens) nadat de B.V. als belastingplichtige had geconstateerd dat door de B.V. over het 4e kwartaal 2010 en/of het 4e kwartaal 2013 (telkens) te lage, althans onjuiste aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van de B.V. waren/was gedaan, waardoor (telkens) te weinig belasting was betaald (DOC-010 7/9), (telkens) opzettelijk niet voldaan aan de verplichting om alsnog zo spoedig mogelijk bij wijze van suppletie op de door de bevoegde inspecteur, althans de Belastingdienst aangegeven wijze, juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen te verstrekken,
[Transportonderneming 3] B.V. (verder te noemen ‘de B.V.’) in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 4 januari 2016 te Leende in de gemeente Heeze-Leende en/of in de gemeente Apeldoorn en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, opzettelijk deze niet, onjuist of onvolledig heeft verstrekt, terwijl die/dat feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven, immers heeft de B.V. en/of (een of meer van) haar mededader(s) toen aldaar – zakelijk weergegeven – (telkens) nadat de B.V. als belastingplichtige had geconstateerd dat door de B.V. over de maand december 2010 en/of de maand december 2011 en/of de maand september 2013 (telkens) te lage, althans onjuiste aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van de B.V. waren/was gedaan, waardoor (telkens) te weinig belasting was betaald (DOC-011 7/9), (telkens) opzettelijk niet voldaan aan de verplichting om alsnog zo spoedig mogelijk bij wijze van suppletie op de door de bevoegde inspecteur, althans de Belastingdienst aangegeven wijze, juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen te verstrekken,
vergelijkbaregevallen evenmin sprake zijn. Aldus faalt het beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel.
[Transportonderneming 1] B.V. (verder te noemen ‘de B.V.’) op drie tijdstippen in de periode van 1 oktober 2009 tot en met 30 januari 2014 te Leende in de gemeente Heeze-Leende en/of in de gemeente Apeldoorn, telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften omzetbelasting over de aangiftetijdvakken 4e kwartaal 2009 en 4e kwartaal 2010 en 4e kwartaal 2013 onjuist heeft gedaan, immers heeft de B.V. toen aldaar telkens opzettelijk op de bij de inspecteur der belastingen ingeleverde aangiften omzetbelasting over genoemde aangiftetijdvakken een te laag bedrag aan omzetbelasting opgegeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
[Transportonderneming 2] B.V (verder te noemen ‘de B.V.’) in de periode van 1 januari 2012 tot en met 4 januari 2016 te Leende in de gemeente Heeze-Leende en/of in de gemeente Apeldoorn, als degene die ingevolge de belastingwet verplicht was tot het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, opzettelijk deze niet heeft verstrekt, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, immers heeft de B.V. toen aldaar – zakelijk weergegeven – telkens nadat de B.V. als belastingplichtige had geconstateerd dat door de B.V. over het 4e kwartaal 2010 en het 4e kwartaal 2013 onjuiste aangiften omzetbelasting ten name van de B.V. waren gedaan, waardoor te weinig belasting was betaald, telkens opzettelijk niet voldaan aan de verplichting om alsnog zo spoedig mogelijk bij wijze van suppletie op de door de inspecteur aangegeven wijze, juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen te verstrekken,
[Transportonderneming 3] B.V. (verder te noemen ‘de B.V.’) in de periode van 1 januari 2012 tot en met 4 januari 2016 te Leende in de gemeente Heeze-Leende en/of in de gemeente Apeldoorn, als degene die ingevolge de belastingwet verplicht was tot het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, opzettelijk deze niet heeft verstrekt, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, immers heeft de B.V. toen aldaar – zakelijk weergegeven – telkens nadat de B.V. als belastingplichtige had geconstateerd dat door de B.V. over de maand december 2010 en de maand december 2011 en de maand september 2013 onjuiste aangiften omzetbelasting ten name van de B.V. waren gedaan, waardoor te weinig belasting was betaald, telkens opzettelijk niet voldaan aan de verplichting om alsnog zo spoedig mogelijk bij wijze van suppletie op de door de inspecteur aangegeven wijze, juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen te verstrekken,
A.
B.
opzettelijkniet voldoen aan de suppletieplicht, overweegt het hof als volgt. Hoewel verdachtes fiscale en boekhoudkundige kennis naar haar eigen zeggen beperkt is, stelt het hof op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor onder B.3 is overwogen vast dat de verdachte wist dat de aangiften omzetbelasting onjuist werden gedaan, dat te weinig omzetbelasting werd betaald en dat deze belasting op een later moment alsnog zou moeten worden voldaan. Onder die omstandigheden had redelijkerwijs van haar mogen worden gevergd dat zij controleerde of de onjuiste aangiften omzetbelasting later alsnog door [accountant] waren ‘rechtgetrokken’ door middel van suppleties. Dat heeft zij echter nagelaten. Ook heeft zij op een later moment niet (alsnog) extra bedragen aan omzetbelasting aan de fiscus betaald; evenmin heeft zij daarvoor geld gereserveerd.
latersuppleties in te dienen ipso facto volgt dat niet aan de suppletieplicht van artikel 10a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) jo. artikel 15 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 is voldaan. Deze suppletieplicht houdt immers in dat de belastingplichtige,
zodrahij constateert dat een aangifte over een tijdvak in de afgelopen vijf kalenderjaren onjuist of onvolledig is gedaan waardoor te veel of te weinig belasting is betaald, gehouden is alsnog bij wijze van suppletie de juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen te verstrekken. Nu de verdachte wist dat er onjuiste aangiften werden ingediend, ontstond de suppletieplicht telkens onmiddellijk vanaf het moment dat de aangiften (onjuist) zijn gedaan. De met [accountant] gemaakte afspraak om later suppleties in te dienen disculpeert verdachte daarom geenszins.
C.
D.
eigenerbeweging mededeling te doen van onjuistheden of onvolledigheden in voor de belastingheffing van belang zijnde gegevens en inlichtingen die hem bekend zijn of zijn geworden. Zodra de belastingplichtige constateert dat hij een aangifte over een tijdvak in de afgelopen vijf kalenderjaren onjuist of onvolledig heeft gedaan waardoor te veel of te weinig belasting is betaald, is hij gehouden alsnog bij wijze van suppletie de juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen te verstrekken. Deze inlichtingen, gegevens of aanwijzingen zijn van de wil van de belastingplichtige afhankelijk, omdat de voor de suppletie benodigde inlichtingen, gegevens of aanwijzingen (over één of meer tijdvakken) voor die suppletie op de door de inspecteur aangegeven wijze (artikel 15, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968) moeten worden verzameld en opgesteld. [14]
nadatsprake is van een redelijk vermoeden van schuld ter zake van een ‘criminal charge’ als bedoeld in artikel 6 van het EVRM, zou het verbod van zelfincriminatie zijn betekenis verliezen als zou worden aanvaard dat
vóórdatbij de overheid een redelijk vermoeden van schuld is ontstaan iemand bij wet kan worden verplicht uit eigener beweging te melden dat een feit is begaan, dat aanleiding geeft tot het bij de overheid ontstaan van een redelijk vermoeden van schuld, waaruit een ‘criminal charge’ kan voortvloeien.
‘Vermoeden van onschuld en rechten van de verdediging
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt;
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.