Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
- (elektronische) aangifte voor de omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2008 (D-051, p. 15/34) en/of
- (elektronische) aangifte voor de omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2010 (D-051, p. 20/34) en/of
- (elektronische) aangifte voor de omzetbelasting over het derde kwartaal van 2011 (D-051, p. 26/34) en/of
- (elektronische) aangifte voor de omzetbelasting over het derde kwartaal van 2012 (D-051, p. 30/34),
hebbende die onjuistheid en/of onvolledigheid hierin bestaan – zakelijk weergegeven – dat hij (telkens) opzettelijk ten onrechte op voornoemde aangifte(n) (telkens) (een) gefingeerd(e), althans onjuist(e), bedrag(en) aan omzet en/of voorbelasting heeft opgegeven en/of vermeld, waardoor het/de bedrag(en) aan terug te vragen omzetbelasting (telkens) te hoog, althans onjuist was/waren en/of het/de bedrag(en) aan af te dragen omzetbelasting (telkens) te laag, althans onjuist was/waren,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
hij, al dan niet handelend onder de naam [administratiekantoor verdachte] , op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 april 2007 tot en met 4 juli 2012 te Best en/of Eindhoven en/of Apeldoorn, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één of meer aangifte(n) voor de omzetbelasting, op naam van [echtgenote verdachte] (handelend onder de naam [bedrijf 1 van echtgenote] en/of [bedrijf 2 van echtgenote] en/of [bedrijf 3 van echtgenote] ), waaronder respectievelijk:
hebbende die onjuistheid en/of onvolledigheid hierin bestaan – zakelijk weergegeven – dat hij (telkens) opzettelijk ten onrechte op voornoemde aangifte(n) (telkens) (een) gefingeerd(e), althans onjuist(e), bedrag(en) aan voorbelasting heeft opgegeven en/of vermeld, waardoor het/de bedrag(en) aan terug te vragen omzetbelasting (telkens) te hoog, althans onjuist was/waren en/of het/de bedrag(en) aan af te dragen omzetbelasting (telkens) te laag, althans onjuist was/waren,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
- (elektronische) aangifte voor de omzetbelasting over het derde kwartaal van 2011 (D-052, p. 25/33) en/of
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, bij de Inspecteur der Belastingen of de Belastingdienst (kantoor Eindhoven),
Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 12 september 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte ten aanzien van het opzettelijk doen van onjuiste of onvolledige belastingaangiften en valsheid in geschrift, telkens meermalen gepleegd en zoals bewezen is verklaard.
A.
B.
C.
D.
E.
F.
door het Openbaar Ministerieeen strafvervolging als bedoeld in het Wetboek van Strafvordering zal worden ingesteld. In casu was daarvan pas sprake na het tripartiete overleg. De verdachte wist immers pas nadat hij voor de eerste keer door de politie was gehoord, namelijk op 25 maart 2014, dat tegen hem een strafrechtelijk onderzoek was gestart.
Whilst “charge”, for the purpose of Article 6 para. 1, may in general be defined as “the official notification given to an individual by the competent authority of an allegation that he has committed a criminal offence”, it may in some instances take the form of other measures which carry the implication of such an allegation and which likewise substantially affect the situation of the suspect (…).’ [5] Het hof is van oordeel dat dit materiële criterium ruimer is dan het hiervoor genoemde strafrechtelijk toetsingskader en niet expliciet verwijst naar een vervolging in strafrechtelijke zin door het Openbaar Ministerie. Volgens het hof is leidend of de verdachte aan een vanwege een overheidsorgaan jegens hem verrichte handeling een redelijk vermoeden kon ontlenen dat tegen hem zou worden opgetreden met het oog op bestraffing, los van de vraag of deze handeling in een bestuursrechtelijk of strafrechtelijk kader is geschied. Nu de verdachte in het onderhavige geval op 9 november 2012 bekend werd met de omstandigheid dat hij van overheidswege mogelijkerwijs zou worden bestraft voor geconstateerde onregelmatigheden in de aangiften omzetbelasting en hij sinds die tijd daarover in onzekerheid verkeerde, is het hof van oordeel dat vanaf dat moment de redelijke termijn is aangevangen. De omstandigheid dat op een later tijdstip op grond van het
una via-beginsel [6] is besloten de zaak strafrechtelijk en niet bestuursrechtelijk af te doen, doet daar niet aan af. Evenmin doet daar aan af, dat de op 9 november 2012 gegeven cautie betrekking heeft op het beboetbare feit dat omzetbelasting niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn, is betaald [7] , terwijl de verdachte in deze strafzaak ten laste is gelegd opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig te hebben gedaan [8] . Er is immers sprake van hetzelfde feit [9] en bovenal is doorslaggevend, dat de op 9 november 2012 gegeven cautie betrekking heeft op de in artikel 6 EVRM bedoelde ‘criminal charge’.
G.
H.
I.
J.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;