Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 20 september 2016;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 15 november 2016;
- het proces-verbaal van (voortzetting) comparitie van partijen van 8 mei 2017;
- de memorie van grieven tevens houdende akte wijziging grondslag vordering;
- de ambtshalve door de rolraadsheer verleende akte niet-dienen van 26 september 2017;
- de akte van 7 november 2017 namens de vrouw;
- de antwoordakte van 12 december 2017 namens de man.
6.De verdere beoordeling
Artikel 1De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd.
(…)
(…)
Artikel 71 De kosten van de gemeenschappelijke huishouding (…) alsmede de kosten van ontwikkeling en ontspanning van de gezinsleden worden voldaan uit de inkomens van de echtgenoten naar evenredigheid daarvan; voor zover deze inkomens ontoereikend zijn worden deze kosten voldaan uit ieders vermogen naar evenredigheid daarvan. Onder deze kosten worden mede verstaan premies voor gebruikelijke verzekeringen, de huurprijs voor de echtelijke woning en renten van geldleningen aangegaan ten behoeve van de financiering van voor het gemeenschappelijke huishouden bestemde zaken zoals de woning.
2. De echtgenoot die over enig kalenderjaar meer heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding dan zijn aandeel ingevolge het hiervoor bepaalde, heeft het recht het te veel bijgedragene terug te vorderen van de andere echtgenoot.
(…)
- de aflossing van de lening van [schuldeiser] (€ 10.000,--) (grieven I, II, III);
- de aflossing van het flexibel krediet (€ 26.326,16) (grieven IV, V, VI, VII, VIII, IX);
- de kosten van de advocaat (grief X);
- de woonlasten (grief XI)
vrouwheeft vervolgens ter rolzitting van 7 november 2017 een akte genomen waarin zij principaal verweer voert.
mandat het hof geen acht dient te slaan op de inhoud van de akte van de vrouw. De vrouw heeft door de akte niet-dienen het recht heeft verloren om principale dan wel exceptieve verweren aan te voeren. De akte van de vrouw is in strijd met de aard en strekking van de akte niet-dienen. Indien wel acht zou worden geslagen op de inhoud van de akte van de vrouw, zou op deze wijze de akte niet-dienen worden “gerepareerd”. Dit is in strijd met de goede procesorde.
hofoverweegt als volgt.
rechtbankheeft – samengevat – geoordeeld dat de man ter onderbouwing van zijn standpunt dat sprake is van een overeenkomst van geldlening tussen hem en de vrouw, welk standpunt door de vrouw is betwist, niets heeft overgelegd. Voor zover de man een beroep heeft gedaan op ongerechtvaardigde verrijking slaagt dit beroep niet, omdat, nu de man ter zitting heeft verklaard dat hij de gelden heeft overgemaakt aan [schuldeiser] “om de vrouw uit de narigheid te halen”, voor de verrijking van de vrouw een grondslag bestond.
manbetoogt dat de rechtbank ten onrechte zijn vordering van € 10.000,-- heeft afgewezen. In hoger beroep wijzigt de man de grondslag van zijn vordering. Hij stelt thans dat de vrouw op grond van art. 4 van de huwelijkse voorwaarden verplicht is aan de man een bedrag van € 10.000,-- te vergoeden. Dit bedrag is aan zijn vermogen onttrokken ten bate van de vrouw. Subsidiair dient zijn vordering op grond van de redelijkheid en billijkheid te worden toegewezen (grief I). Ter onderbouwing van zijn grief stelt de man het volgende.
conclusie van antwoordin conventie betwist dat zij gelden heeft geleend van [schuldeiser] . Ook heeft zij geen geld geleend van de man waarmee zij enige schuld aan [schuldeiser] heeft afgelost. Als al geld van [schuldeiser] zou zijn ontvangen, dan is dat aangewend voor de kosten van de huishouding en is dit geld ook ten bate van de man aangewend. Enige terugbetaling is dan ook mede namens en voor de man geschied en kan niet tot verrekening leiden.
comparitieheeft de vrouw daarentegen erkend dat zij geld heeft geleend van [schuldeiser] :
akteheeft de vrouw ter toelichting op haar in eerste aanleg ingenomen standpunten opnieuw erkend dat zij geld heeft geleend van [schuldeiser] en vervolgens gesteld dat “deze kwestie in goed overleg met de heer [schuldeiser] (is) geregeld, zodat deze zaak verder niet meer van invloed behoeft te zijn op de beoordeling van dit geschil”. Op welke wijze de zaak “is geregeld” en in hoeverre dat niet meer van invloed behoeft te zijn op de beoordeling van het onderhavige geschil, heeft de vrouw niet toegelicht. Van het geld dat [schuldeiser] ter beschikking heeft gesteld is volgens de vrouw € 45.000,-- aangewend voor doorstorting naar de notaris en € 15.000 is gestort in de huishoudelijke kas. Het spaargeld van de vrouw is vervolgens gebruikt om de schulden van de man af te lossen omdat anders de voorgenomen aankoop van de woning onmogelijk was.
hofoverweegt als volgt.
rechtbankheeft overwogen dat niet in geschil is dat de restschuld van de man bij de Postbank (€ 18.675,86) in 2006 is afgelost door verhoging van de hypothecaire lening van de vrouw die was verbonden aan het appartement dat zij in eigendom had. De man dient dit bedrag daarom op grond van art. 4 huwelijkse voorwaarden aan de vrouw te vergoeden. Volgens de rechtbank heeft de man dit bedrag nog niet aan de vrouw terugbetaald. Hij had bij het einde van de samenleving een schuld van ongeveer € 22.000,-- aan de vrouw (rov. 3.13.). De rechtbank vervolgt in rov. 3.14.:
manvoert ter onderbouwing van zijn grieven, samengevat, het volgende, aan.
vrouwheeft in eerste aanleg betwist dat het flexibel krediet is aangegaan om enige verplichting van haar in te lossen. Het krediet is besteed ter bestrijding van de kosten van de huishouding van partijen. Verder heeft zij in augustus 2006 een restschuld van de man bij de Postbank van € 18.675,86 afgelost door verhoging van haar hypothecaire geldlening die op het appartement rustte dat zij in eigendom had. Daarnaast heeft zij een door de man gekochte auto betaald. Het ging in totaal om een bedrag van € 22.000,--. Dit bedrag is in een door de notaris opgestelde concept-vaststellingsovereenkomst met schuldbekentenis vastgelegd. Partijen zijn daarom bij de afwikkeling van de echtscheiding overeengekomen dat de man de aflossing van het krediet zou dragen.
hofstelt op grond van de door de man overgelegde gedingstukken vast (en dit is overigens ook niet in geschil), dat de man het flexibel krediet heeft afgelost. In geschil is of de man vanwege die aflossing een regresvordering van € 26.320,16 op de vrouw heeft. Daartoe dienen de volgende vragen te worden beantwoord:
rechtbankheeft deze vordering afgewezen omdat de man ter zake niet heeft voldaan aan zijn stelplicht.
manstelt dat de kosten van de advocaat (€ 599,--) volledig door hem zijn voldaan. De echtscheiding is op gezamenlijk verzoek van partijen uitgesproken. Partijen hebben zich gezamenlijk tot een advocaat gewend en deze samen een opdracht verstrekt namens hen werkzaamheden te verrichten. Tussen partijen bestond geen afspraak dat de man de advocaatkosten zou voldoen en daarvoor de teruggave zorgtoeslag zou aanwenden dan wel het aandeel van de vrouw in deze kosten zou worden verrekend met haar aandeel in de zorgtoeslag. Partijen zijn ieder voor de helft draagplichtig voor de advocaatkosten.
vrouwontkent enig bedrag aan advocaatkosten aan de man verschuldigd te zijn. De advocaatkosten zijn verrekend met de teruggaaf zorgtoeslag die naar de bankrekening van de man is overgemaakt.
hofstelt vast dat beide partijen gezamenlijk een opdracht aan de advocaat hadden verstrekt (productie 13 memorie van grieven). Hieruit volgt dat beide partijen aansprakelijk zijn voor betaling van de kosten van de advocaat (art. 7:407 BW). De gelijke draagplicht van partijen voor deze kosten is tussen partijen niet in geschil. Verder staat vast dat de man de kosten van de advocaat volledig heeft voldaan (productie 14 bij memorie van grieven). Verder heeft de rechtbank in rov. 3.20. overwogen dat de man heeft erkend dat ongeveer € 700,00 op zijn bankrekening is overgeboekt in verband met de teruggaaf zorgtoeslag. Daartegen is geen grief gericht en het hof zal daar dan ook van uitgaan.
rechtbankheeft deze vordering afgewezen en daartoe in rov. 3.32. als volgt overwogen:
manstelt dat hij gedurende de periode april 2010 tot en met mei 2012 de woonlasten van € 1.300,-- per maand alleen heeft betaald. Het betrof een bijdrage in de hypotheek, levensverzekering(en), gemeentelijke lasten, overige eigenaarslasten en gebruikerslasten. De betalingen werden gedaan vanaf de en/of-bankrekening van partijen die door de man werd gevoed. De vrouw moet hem de helft van de woonlasten (€ 16.900,--) vergoeden. De rechtbank heeft ten onrechte het beroep van de vrouw op het vervalbeding gegrond geacht. De man voert hiertoe het volgende aan.
vrouwheeft in eerste aanleg een beroep gedaan op het vervalbeding. In hoger beroep heeft zij geen nadere toelichting gegeven op haar in eerste aanleg ingenomen standpunt.
hofoverweegt als volgt.
7.De uitspraak
- de vordering ter zake aflossing van het flexibel krediet;
- de vordering ter zake aflossing lening [schuldeiser] ;
- de vordering ter zake kosten advocaat;