In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 juni 2018, gaat het om een verzoek tot partneralimentatie na een echtscheiding die meer dan tien jaar geleden heeft plaatsgevonden. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Limburg om de man te verplichten bij te dragen in haar levensonderhoud. Dit verzoek was afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de man niet voldoende draagkracht had. De vrouw ging in hoger beroep, waarbij zij stelde dat haar huwelijksgerelateerde behoefte niet was verbleekt door het tijdsverloop sinds de echtscheiding. Het hof oordeelt dat enkel tijdsverloop niet voldoende is om te concluderen dat de behoefte van de vrouw is verbleekt. Het hof benadrukt dat de lotsverbondenheid na echtscheiding niet automatisch afneemt en dat de behoefte van de vrouw moet worden vastgesteld op basis van de omstandigheden van het geval. De vrouw had haar behoefte in 2006 vastgesteld op € 1.680,- netto per maand, en het hof oordeelt dat deze behoefte, na indexering, in 2016 op € 1.990,- per maand moet worden vastgesteld. Echter, het hof komt tot de conclusie dat de vrouw niet voldoende heeft aangetoond dat zij niet zelf in haar levensonderhoud kan voorzien. Hierdoor wordt haar verzoek om alimentatie afgewezen, en de eerdere beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, aangezien beide partijen gewezen echtgenoten zijn.