Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
hij op of omstreeks 12 november 2013 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Molenbossen, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in en/of nabij het kantoor van Stichting Woonwenz, gelegen aan de Molenbossen,
hij op of omstreeks 12 november 2013 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] tegen een bank hebben/heeft gedrukt en (vervolgens) hebben/heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
hij op 12 november 2013 te Blerick, met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in en nabij het kantoor van Stichting Woonwenz, gelegen aan de Molenbossen,
hij op 12 november 2013 te Blerick, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] tegen een bank heeft gedrukt en vervolgens heeft getrapt en geschopt en geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
'met verenigde krachten'in
'in vereniging',zoals opgenomen in het eerste lid van art. 141 Sr. Hiermee wordt de tenlastelegging in overstemming gebracht met de tekst van de delictsomschrijving van openlijke geweldpleging, zoals deze luidt sinds de inwerkingtreding van de Wet van 25 april 2000,
Stb.2000, 173 per 12 mei 2000. De genoemde wetswijziging was gericht op verruiming van het bereik van het artikel door de strafbaarstelling van openlijke geweldpleging meer op één lijn te brengen met de strafrechtelijke aansprakelijkheid wegens medeplegen van andere delicten. In de Memorie van Toelichting bij het desbetreffende wetsvoorstel wordt hierover het volgende gesteld:
Kamerstukken II1998/99, 26 519, nr. 3, p. 1 en 4).
'in vereniging'worden gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in het eerste lid van art. 141 Sr. In alle aanhangige strafzaken doet zich de vraag voor of de gedragingen van de verdachte voldoen aan de aansprakelijkheidsvoorwaarden zoals deze volgen uit de delictsomschrijving. Het gaat dan in het bijzonder om de vraag of de gedragingen van de verdachte kunnen worden opgevat als het in vereniging plegen van geweld tegen goederen en/of personen.
'in vereniging'plegen van geweld vereist de uitleg daarvan, zoals hiervoor is overwogen, twee onderling nauw samenhangende voorwaarden, namelijk dat de verdachte in samenwerking met een ander of anderen deel uitmaakt van het samenwerkingsverband dat het openlijke geweld heeft gepleegd en een bijdrage heeft geleverd aan dat geweld. Voor wat betreft de laatstgenoemde voorwaarde geldt blijkens de wetsgeschiedenis, zoals weergegeven in HR 11 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL6209, dat ter zake van het
'in vereniging'leveren van een bijdrage aan het plegen van geweld tegen personen of goederen sprake is indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die
'in vereniging'geweld pleegt.
medeplegen' vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Dat vergt dat de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. De vraag of aan deze eis is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval, zoals ook in bovengenoemde arresten is benadrukt. Het beslissingskader zoals dat is neergelegd in de hierboven genoemde arresten kan, met begrippen die niet steeds precies van elkaar af te grenzen zijn, niet anders dan globaal zijn. Dat hangt enerzijds samen met de variëteit van concrete omstandigheden in afzonderlijke gevallen, waarbij ook de aard van het delict een rol kan spelen. Anderzijds is van belang de variëteit in de mate waarin die concrete omstandigheden kunnen worden vastgesteld, in welk verband de procesopstelling van de verdachte een rol kan spelen (vgl. ECLI:NL:HR:2016:1315 en ECLI:NL:HR:2016:1323).
'in vereniging'– een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving. In art. 141 Sr is dat het geval. De rechter zal derhalve moeten beoordelen of sprake is van nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het openlijk plegen van geweld tegen personen of goederen. Daarbij kan van belang zijn dat openlijke geweldpleging in vereniging zich, zoals hiervoor is overwogen, gelet op de aard van het delict, in verschillende vormen kan voordoen (vgl. HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1320).
en
medeplegen van mishandeling.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
€ 1.363,50 (duizend driehonderddrieënzestig euro en vijftig cent) bestaande uit € 363,50 (driehonderddrieënzestig euro en vijftig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Vordering van de benadeelde partij Stichting Woonwenz
€ 4.880,67 (vierduizend achthonderdtachtig euro en zevenenzestig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.