Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
-
verklaarthet hoger beroep ongegrond;
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De belanghebbende had een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) ontvangen, waartegen hij bezwaar had gemaakt. De Inspecteur had de naheffingsaanslag en de vergrijpboete verminderd, maar het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen door de Rechtbank. De belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij het Hof moest beoordelen of de redelijke termijn was overschreden. Het Hof concludeerde dat de termijn van 24 maanden, die in beginsel geldt, door bijzondere omstandigheden met 18 maanden kon worden verlengd, waardoor de totale redelijke termijn op 42 maanden kwam. Aangezien de termijn van 41 maanden niet overschreed, werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat er geen redenen waren voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.