In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) die aan de belanghebbende is opgelegd voor het jaar 2012. De belanghebbende, die in Turkije woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag, omdat hij meent recht te hebben op aftrek van specifieke zorgkosten en levensonderhoud van zijn kinderen. De Inspecteur heeft echter geoordeeld dat de bewijsstukken die de belanghebbende heeft overgelegd onvoldoende zijn om deze aftrekken te rechtvaardigen. De Rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij hoger beroep heeft ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.
Het Hof heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem opgevoerde kosten. De belanghebbende heeft weliswaar enkele bankafschriften en andere documenten overgelegd, maar het Hof oordeelt dat deze niet aantonen dat hij daadwerkelijk heeft bijgedragen aan de kosten van levensonderhoud van zijn kinderen of dat de specifieke zorgkosten de drempel voor aftrek overschrijden. Het Hof concludeert dat de navorderingsaanslag terecht is opgelegd en bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
De uitspraak van het Hof benadrukt het belang van voldoende bewijs bij het indienen van belastingaangiften en het recht op aftrekken van kosten. De belanghebbende heeft niet aangetoond dat hij aan de wettelijke vereisten voldoet, waardoor zijn hoger beroep ongegrond wordt verklaard.