3.1.In r.o. 1.1. tot en met 1.7. heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Met grief 2 wordt deze vaststelling gedeeltelijk bestreden. Het hof zal een nieuw overzicht geven van de onbetwiste feiten die in hoger beroep het uitgangspunt vormen.
a. [geïntimeerde] is op 5 januari 2001 een overeenkomst van effectenlease, nr. [effectenleasenummer] , genaamd Overwaarde Effect Maandbetaling zonder Herbelegging (verder: het contract), aangegaan met Bank Labouchère, rechtsvoorganger van Dexia. Dit is een aflossingsproduct met een looptijd van twintig jaren. Belegd is in vier aandelenfondsen met een totale aankoopsom van € 102.223,68. Verhoogd met de rente over twintig jaren ad € 159.405,12 leverde dat een leasesom op van
€ 261.628,80 te betalen in 240 termijnen van € 1.090,12 per maand. [geïntimeerde] heeft 38 maandtermijnen voldaan. De laatste termijn was die van februari 2004.
b. Het contract is tussentijds beëindigd door [geïntimeerde] . Volgens de eindafrekening van Dexia per 10 maart 2004 diende [geïntimeerde] nog € 45.014,95 aan Dexia te voldoen. Dat bedrag heeft [geïntimeerde] op 16 maart 2004 aan Dexia voldaan.
c. Door een (zogenaamde opt-out) verklaring in de zin van art. 7:908 lid 2 BW is [geïntimeerde] niet gebonden aan de Duisenbergregeling, nadat die op 25 januari 2007 algemeen verbindend was verklaard.
d. Bij brief van 21 december 2011 heeft Dexia aan [geïntimeerde] onder meer het volgende bericht:
"
(…) Dexia Nederland B.V. (hierna "Dexia") is voornemens haar financiële verplichting jegens u te voldoen. (…)
In het verleden heeft u één of meerdere effectenlease-overeenkomsten met Dexia afgesloten. Deze overeenkomsten hebben in lang niet alle gevallen tot het beoogde resultaat geleid. Dexia heeft ter compensatie van de door haar cliënten geleden schade een aantal regelingen getroffen, waaronder het Dexia Aanbod en de Duisenbergregeling. U heeft aangegeven van die regelingen geen gebruik te maken. Dexia erkent dat u desondanks aanspraak heeft op een vergoeding van de door u geleden schade en is voornemens om het daarvoor in haar boeken opgenomen bedrag ter grootte van € 42.149,90 aan u uit te betalen. (…)"
e. Op 18 januari 2012 heeft Dexia deze schadevergoeding met rente, totaal € 44.851,68, aan [geïntimeerde] uitgekeerd.
f. Bij brief van 23 januari 2012 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] (Leaseproces) namens [geïntimeerde] aan Dexia laten weten dat hij zijn rechten ten aanzien van alle vorderingen op Dexia voorbehoudt.
g. Een voorstel van Dexia om het geschil te beëindigen door een aanvullende betaling aan [geïntimeerde] van € 79,59 heeft [geïntimeerde] via Leaseproces per e-mail d.d. 8 januari 2014 afgewezen.
h. Bij brief van 2 juni 2014 heeft Dexia zich rechtstreeks tot [geïntimeerde] gewend en verzocht mee te werken aan een definitieve beëindiging van het geschil. Leaseproces heeft mede namens [geïntimeerde] gereageerd bij aangetekende brief d.d. 20 juni 2014. Daarin is meegedeeld dat de cliënten van Leaseproces hun rechten wensen voor te behouden.
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert Dexia een verklaring voor recht dat Dexia ten aanzien van de tussen haar en [geïntimeerde] gesloten overeenkomst van effectenlease met nummer [effectenleasenummer] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [geïntimeerde] verschuldigd is, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding.
3.2.2[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.