[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [adres] .
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Verdachte wordt – zakelijk weergegeven – ten laste gelegd dat hij zich ten aanzien van diverse personen heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel en/of afpersing en/of oplichting. In eerste instantie is verdachte vrijgesproken van de en/of-ten laste gelegde oplichting in alle gevoegde zaken.
In de onderhavige zaak is sprake van een zogenoemde ‘en/of’-tenlastelegging. Dat betekent dat de tenlastelegging zowel ziet op de mogelijkheid om de beschuldiging ten aanzien van de verdachte op te vatten als een cumulatieve, dan wel een alternatieve tenlastelegging. De rechter in eerste aanleg heeft blijkens de veroordelingen voor zowel mensenhandel als afpersing de tenlastelegging opgevat als een cumulatieve tenlastelegging.
De uitleg die aan de tenlastelegging wordt gegeven, is van belang voor de omvang van de voorliggende strafzaak in hoger beroep. Immers, ten aanzien van het hoger beroep geldt op grond van art. 404 lid 5 Sv dat indien in eerste aanleg strafbare feiten gevoegd aan het oordeel van de rechtbank onderworpen zijn, de verdachte alleen hoger beroep kan instellen van die gevoegde zaken waarin hij niet van de gehele tenlastelegging is vrijgesproken. Op grond van art. 407 lid 1 Sv geldt daarbij dat hoger beroep slechts tegen het vonnis in zijn geheel kan worden ingesteld. Art. 407 lid 2 Sv stelt echter dat indien in eerste aanleg strafbare feiten gevoegd aan het oordeel van de rechtbank zijn onderworpen, het hoger beroep tot een of meer van de gevoegde zaken kan worden beperkt.
In de onderhavige zaak is door of namens verdachte onbeperkt hoger beroep ingesteld. De vraag die gezien het ingestelde hoger beroep en de onderhavige tenlastelegging voorligt, is of de verdachte volledig – dat wil zeggen ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten – ontvankelijk is in het hoger beroep en derhalve alle ten laste gelegde feiten in volle omvang ter beoordeling voorliggen, of dat de omvang van het hoger beroep beperkt is tot enkel die strafbare feiten waarvoor verdachte is veroordeeld. Dat antwoord is volgens het hof afhankelijk van de uitleg van zowel de wettelijke mogelijkheden tot het instellen van hoger beroep, als de uitleg die aan de toepasselijke tenlastelegging kan worden gegeven.
Voor wat betreft de wettelijke mogelijkheden van het instellen van hoger beroep ziet naar het oordeel van het hof het begrip ‘gevoegde zaken’ in de hiervoor genoemde bepalingen op de situatie dat verschillende, van elkaar te onderscheiden en zelfstandig te beoordelen strafbare feiten, cumulatief – en derhalve gevoegd – aan het oordeel van de rechter zijn onderworpen. Dat betekent dat het hoger beroep enkel beperkt kan worden ingesteld indien sprake is van het ten laste leggen van meerdere, dus cumulatief ten laste gelegde strafbare feiten. Indien van een cumulatieve tenlastelegging geen sprake is, is geen van beide hiervoor genoemde bepalingen van toepassing. Meer concreet; een beperking van het hoger beroep is dus niet aan de orde indien gezien de bewoordingen van de tenlastelegging, sprake is van de beoordeling van een enkel zelfstandig feit, al dan niet met verschillende juridisch te duiden alternatieven.
In de onderhavige zaak vat het hof de ‘en/of’-tenlastelegging, gezien de bewoordingen daarvan, op als een alternatieve tenlastelegging. In die uitleg is er naar de mening van het hof sprake van een zelfstandig strafbaar feit ten aanzien van elk van de genoemde personen – en in die zin impliciet cumulatief – dat in verschillende juridische varianten ter beoordeling ligt van de strafrechter. De ten laste gelegde feiten vormen telkens hetzelfde feitencomplex, dat wil zeggen zien op dezelfde gedraging van verdachte ten aanzien van diverse personen, waaraan meer kwalificaties zijn toegekend. Dat in eerste instantie is vrijgesproken ter zake van oplichting doet daaraan gezien het voorgaande niet af. De omvang van het hoger beroep in de onderhavige zaak ziet derhalve op de beoordeling van de tenlastelegging van – zakelijk weergegeven – mensenhandel, of afpersing, of oplichting van diverse personen door verdachte.
Voorts geldt dat bij vonnis, waarvan beroep, de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] is toegewezen tot een gedeelte van € 2.990,43 (€ 2.500,00 voor afgesloten abonnementen, overige kosten ad € 13,71 en 76,72, immateriële schade ad € 300,00 en eigen risico rechtsbijstand ad € 100,00), te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 2] is bij vonnis, waarvan beroep, toegewezen tot een gedeelte van € 2.336,15 (€ 1.936,15 voor afgesloten abonnementen, € 300,00 immateriële schade en kosten rechtsbijstand ad € 100,00).
De vordering van de benadeelde partij [aangever 3] is bij vonnis, waarvan beroep, in het dictum toegewezen tot een gedeelte van € 2.667,29, te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank heeft echter overwogen dat zij een bedrag van € 3.224,29 toewijst voor door de benadeelde partij afgesloten telefoonabonnementen en daarnaast € 300,00 immateriële schade en de kosten rechtsbijstand ad € 143,00, zodat het ervoor moet worden gehouden dat de rechtbank € 3.524,39 en daarnaast de kosten rechtsbijstand ad € 143,00 heeft bedoeld toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente (totaal inclusief de kosten rechtsbijstand: € 3.667,29).
Deze benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep niet opnieuw in deze zaak gevoegd. De voeging in deze zaken duurt daarmee in hoger beroep van rechtswege enkel voort voor zover de vorderingen zijn toegewezen.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf. Gevorderd is dat het hof de verdachte in de zaak met parketnummer 02-800800-13 ter zake van het medeplegen van mensenhandel, meermalen gepleegd en het medeplegen van afpersing, meermalen gepleegd, begaan in eendaadse samenloop en het in de zaak met parketnummer 02-665559-14 ter zake van het medeplegen van mensenhandel, meermalen gepleegd en het medeplegen van afpersing, meermalen gepleegd, begaan in eendaadse samenloop zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 320 dagen waarvan 270 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden als opgenomen in het reclasseringsrapport d.d. 21 februari 2018.
De advocaat-generaal heeft daarnaast ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partij gevorderd dat deze conform het vonnis van de rechtbank dienen te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met inachtneming van het volgende:
- Waar proceskosten zijn gevorderd dienen deze niet als materiële schade te worden beoordeeld maar als proceskosten. Bovendien dient de schadevergoedingsmaatregel niet te worden toegewezen over de proceskosten.
Vordering [aangever 4]: de benadeelde partij heeft rente gevorderd, maar deze is door de rechtbank niet toegewezen. Deze kan in hoger beroep niet meer worden meegenomen.
Vordering [aangever 1]: de kosten voor het eigen risico van de rechtsbijstand zijn blijkens de stukken kosten die gemaakt zijn voor bemiddeling van schulden. Die kosten zijn derhalve niet aan te merken als kosten rechtsbijstand, maar als materiële schade.
- Voor zover de vervangende hechtenis bij de op te leggen schadevergoedingsmaatregel vervangende hechtenis de maximumduur van een jaar overschrijdt is gevorderd dat deze naar rato verminderd dient te worden.
Door en namens verdachte is primair betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de vervolging in strijd is met het non-punishment- beginsel in samenhang met het gelijkheidsbeginsel en consistentiebeginsel.
Subsidiair is betoogd dat verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en meer subsidiair is betoogd dat een ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen omdat verdachte heeft gehandeld in een situatie van psychische overmacht. Ten slotte is een staftoemetingverweer gevoerd en zijn opmerkingen gemaakt ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover thans nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 02-800800-13:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 28 augustus 2013 te Breda en/of te Tilburg en/of te Bergen op Zoom en/of te Etten-Leur en/of te Roosendaal en/of te Rotterdam en/of te 's-Hertogenbosch en/of elders, in elk geval (telkens) in Nederland
(lid 3 sub 1) tezamen en in vereniging met een ander of anderen (een)
ander(en), te weten,
- [aangever 4] (incident 5) en/of
- [aangever 1] (incident 6) en/of
- [aangever 5] (incident 8) en/of
- [aangever 6] (incident 9) en/of
- [aangever 7] (incident 10) en/of
- [aangever 8] (incident 13) en/of
- [aangever 9] (incident 14) en/of
- [aangever 2] (incident 16) en/of
- [aangever 10] (incident 17) en/of
- [aangever 11] (incident 18) en/of
- [aangever 3] (incident 19)
(lid 1, onder 1°) door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, door fraude, afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] voornoemd;
(lid 1, onder 4°) (telkens) met één of meerdere van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, door fraude, afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten dan wel de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of diens mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten,
(lid 1, onder 6°) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] , immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (één of meermalen)
a. die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] , ertoe gebracht en/of gedwongen om één of meer telefoonabonnement(en) af te sluiten op zijn/haar/hun naam, en/of
die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] ertoe gebracht en/of gedwongen de daarbij behorende telefoon(s) (vervolgens) aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te geven, en/of
deze telefoon(s) doorverkocht aan(een) derde(n) voor enig geldbedrag, althans enig voordeel, en/of
daarbij misbruik gemaakt van de (uitbuitings)situatie waarin die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] zich bevond(en) en/of welke (uitbuitings)situatie door verdachte al dan niet samen met een ander of anderen (deels) was gecreëerd,
immers verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben
- met die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] contact gelegd en/of een of meer van hen achterin een (driedeurs) auto geplaatst en/of laten plaatsnemen en/of vervolgens met voornoemde auto hard en/of onvoorzichtig is/zijn gaan rijden en/of
- tegen die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] gezegd dat hij/zij veel geld kon/konden verdienen met het afsluiten van telefoonabonnement(en), al dan niet terwijl zij achterin voornoemde auto zaten en/of
- tegen die [aangever 5] gezegd dat hij een nieuwe telefoon zou krijgen en/of
- tegen die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] gezegd dat er (door de telecomaanbieder(s) en/of deurwaarder) geen incasso's/abonnementsgelden geïnd zouden en/of konden worden, en/of dat alles gewist zou worden en/of dat het 'legaal' was wat ze deden en/of dat zij geen problemen hiermee zouden krijgen en/of
- tegen die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] gezegd dat zij een of meer telefoonabonnementen moesten gaan afsluiten omdat er door verdachte en/of zijnmededader(s) voor een (vals) adres al geld was betaald en/of
- die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] (telkens) naar de betreffende (telecom)winkel vervoerd en/of vergezeld en/of
- die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] gezegd welk (vals) adres hij/zij moest(en) opgeven bij de telefoonwinkel(s) en/of
- door met meerdere personen gezamenlijk aanwezig te zijn en/of in de nabijheid zich op te houden bij die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] bij het aangaan van de afspraken over het/de telefoonabonnement(en) en/of bij het afsluiten van het/de telefoonabonnement(en) (zodoende) een numeriek overwicht gevormd en/of
- zich in de omgang met die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] schreeuwend en/of agressief en/of boos en/of intimiderend opgesteld en/of
- die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] , al dan niet gezeten in een driedeurs auto, een knuppel en/of een bijl en/of (namaak)pistool, althans een of meer wapen(s) getoond, althans voor hen zichtbaar aanwezig gehad en/of
- bij die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] angst ingeboezemd en/of
- die [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] al dan niet onder bedreiging met een wapen, dreigend de woorden toegevoegd:
* "Als jij dat niet doet, pak ik jou en jouw moeder ook. Als jij niet doorgaat nu, dan ga ik naar jouw huis, en dan vermoord ik jouw moeder!", terwijl daarbij dreigend (met) een gummiknuppel werd gezwaaid/getoond in de richting van die [aangever 5] ;
* dat hij in de problemen zou komen als hij niet meehielp en dat het slecht met hem zou aflopen, terwijl daarbij dreigend in de handen werd geslagen met een gummiknuppel ( [aangever 6] );
* dat er wat gebeurde met mensen die niet naar hem/hen luisterden of mee wilden werken ( [aangever 11] )
* dat ze het maar moest doen en dat hij wist waar ze woonde, waarbij hij/zij haar bij de borst en kleding vastpakte(n) en/of dat ze toch niet wilde dat haar moeder iets zou overkomen ( [aangever 3] );
althans woorden en/of gedragingen van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [aangever 1] verteld dat anderen (die aangifte hadden gedaan of hadden geweigerd mee te werken) in elkaar waren geslagen, en/of
- die [aangever 8] en/of [aangever 2] (achterin de auto zittend) toegeschreeuwd en/of daarbij een pistool gepakt en/of naar die [aangever 8] en/of [aangever 2] willen omdraaien en/of heeft omgedraaid
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] verstandelijk beperkt en/of kwetsbaar en/of gemakkelijk te beïnvloeden was/waren en/of geen werk en/of inkomen had/hadden en/of problemen thuis had/hadden en/of schulden hadden
door welke feiten en omstandigheden voor die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan hij/zij zich niet heeft/hebben kunnen onttrekken en/of ten gevolge waarvan hij/zij geen weerstand aan verdachte en zijn mededaders heeft/hebben kunnen bieden;
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 28 augustus 2013 te Breda en/of te Tilburg en/of te Bergen op Zoom en/of te Etten-Leur en/of te Roosendaal en/of te Rotterdam en/of te 's-Hertogenbosch en/of elders, in elk geval (telkens) in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
- [aangever 4] (incident 5) en/of
- [aangever 1] (incident 6) en/of
- [aangever 5] (incident 8) en/of
- [aangever 6] (incident 9) en/of
- [aangever 7] (incident 10) en/of
- [aangever 8] (incident 13) en/of
- [aangever 9] (incident 14) en/of
- [aangever 2] (incident 16) en/of
- [aangever 10] (incident 17) en/of
- [aangever 11] (incident 18) en/of
- [aangever 3] (incident 19)
heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer mobiele telefoon(s) en/of telefooncontract(en), in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of tot het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van meerdere, althans één telefoonabonnement(en)
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of diens mededader(s)
- terwijl die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] al dan niet in de auto zat/zaten bij verdachte en/of diens mededader(s), tegen die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] heeft/hebben gezegd dat hij/zij meerdere, althans een telefoonabonnement(en) moest(en) afsluiten, omdat hij/zij anders problemen zou(den) krijgen en/of
- door met meerdere personen gezamenlijk aanwezig te zijn en/of zich in de nabijheid op te houden bij die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] bij het aangaan van de afspraken over het/de telefoonabonnement(en) en/of bij het afsluiten van het/de telefoonabonnement(en) (zodoende) een numeriek overwicht heeft/hebben gevormd en/of
- zich in de omgang met die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] schreeuwend en/of agressief en/of intimiderend en/of boos opgesteld en/of
- die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] , al dan niet gezeten in een (driedeurs) auto, een knuppel en/of een bijl en/of (namaak)pistool, althans een of meer wapen(s) getoond, althans voor hen zichtbaar aanwezig gehad en/of
- bij die [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] angst ingeboezemd en/of
- die [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] , al dan niet onder bedreiging met een wapen, dreigend de woorden toegevoegd:
* "Als jij dat niet doet, pak ik jou en jouw moeder ook. Als jij niet doorgaat nu, dan ga ik naar jouw huis, en dan vermoord ik jouw moeder!", terwijl daarbij dreigend (met) een gummiknuppel werd gezwaaid/getoond in de richting van die [aangever 5] ;
* dat hij in de problemen zou komen als hij niet meehielp en dat het slecht met hem zou aflopen, terwijl daarbij dreigend in de handen werd geslagen met een gummiknuppel ( [aangever 6] );
* dat er wat gebeurde met mensen die niet naar hem/hen luisterden of mee wilden werken ( [aangever 11] )
* dat ze het maar moest doen en dat hij wist waar ze woonde, waarbij hij/zij haar bij de borst en kleding vastpakte(n) en/of dat ze toch niet wilde dat haar moeder iets zou overkomen ( [aangever 3] );
althans woorden en/of gedragingen van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [aangever 1] verteld dat anderen (die aangifte hadden gedaan of hadden geweigerd mee te werken) in elkaar waren geslagen, en/of
- die [aangever 8] en/of [aangever 2] (achterin de auto zittend) toegeschreeuwd en/of daarbij een pistool gepakt en/of naar die [aangever 8] en/of [aangever 2] willen omdraaien/ heeft omgedraaid;
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 mei 2013 tot en met 28 augustus 2013 te Breda en/of Tilburg en/of Bergen op Zoom en/of Etten-Leur en/of Roosendaal en/of Rotterdam en/of 's-Hertogenbosch en/of elders, in ieder geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [aangever 4] (incident 5) en/of
- [aangever 1] (incident 6) en/of
- [aangever 5] (incident 8) en/of
- [aangever 6] (incident 9) en/of
- [aangever 7] (incident 10) en/of
- [aangever 8] (incident 13) en/of
- [aangever 9] (incident 14) en/of
- [aangever 2] (incident 16) en/of
- [aangever 10] (incident 17) en/of
- [aangever 11] (incident 18) en/of
- [aangever 3] (incident 19)
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van één of meer mobiele telefoon(s) en/of de bij deze telefoon(s) behorende abonnementen/abonnementsgegevens en/of simkaarten, in elk geval van enig goed en/of tot het aangaan van een schuld (bestaande uit het afsluiten van een of meer telefoonabonnement(en))
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk
– zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid deze [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] gezegd dat ze geld konden verdienen door een of meer telefoonabonnement(en) af te sluiten en/of
- deze [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] gezegd dat hij/zij meer geld zou(den) verdienen naarmate door hem/haar meer abonnementen werden afgesloten en/of
- deze [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] naar de betreffende telecomwinkels vervoerd en/of vergezeld en/of
- deze [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] een (vals) adres gegeven en gezegd dat zij niet traceerbaar zouden zijn voor de telecomwinkels en/of providers en/of (daarmee) hen het idee gegeven dat zij geen financiële problemen zouden ondervinden na het afsluiten van abonnementen en/of
- deze [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] verschillende (andere) instructies gegeven en/of
- met deze [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] meegegaan in de telecomwinkels en/of zich in de nabijheid van de winkel opgehouden
waardoor deze [aangever 4] en/of [aangever 1] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] en/of [aangever 7] en/of [aangever 8] en/of [aangever 9] en/of [aangever 2] en/of [aangever 10] en/of [aangever 11] en/of [aangever 3] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Zaak met parketnummer 02-665559-14 (gevoegd):
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 juni 2013 tot en met 3 juli 2013 te Breda en/of te Tilburg en/of te Roosendaal en/of te Rotterdam en/of elders, in elk geval (telkens) in Nederland
(lid 3 sub 1) tezamen en in vereniging met een ander of anderen
(een) ander(en), te weten,
(lid 1, onder 1°) door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, door fraude, afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [aangever 12] en/of [aangever 13] voornoemd;
(lid 1, onder 4°) (telkens) met één of meerdere van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, door fraude, afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, die [aangever 12] en/of [aangever 13] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten dan wel de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of diens mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangever 12] en/of [aangever 13] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten,
(lid 1, onder 6°) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van Die [aangever 12] en/of [aangever 13] ,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (één of meermalen)
a. die [aangever 12] en/of [aangever 13] , ertoe gebracht en/of gedwongen om één of meer telefoonabonnement(en) af te sluiten op zijn/haar/hun naam, en/of
die [aangever 12] en/of [aangever 13] ertoe gebracht en/of gedwongen de daarbij behorende telefoon(s) (vervolgens) aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te geven en/of
deze telefoon(s) doorverkocht aan (een) derde(n) voor enig geldbedrag, althans enig voordeel, en/of
daarbij misbruik gemaakt van de (uitbuitings)situatie waarin die [aangever 12] en/of [aangever 13] zich bevond(en) en/of welke (uitbuitings)situatie door verdachte al dan niet samen met een ander of anderen (deels) was gecreëerd,
immers verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben
- met die [aangever 12] en/of [aangever 13] contact gelegd en/of een of meer van hen achterin een (driedeurs) auto geplaatst en/of laten plaatsnemen en/of vervolgens met voornoemde auto hard en/of onvoorzichtig is/zijn gaan rijden en/of
- tegen die [aangever 12] en/of [aangever 13] gezegd dat hij/zij veel geld kon/konden verdienen met het afsluiten van telefoonabonnement(en), al dan niet terwijl zij achterin voornoemde auto zaten en/of
- tegen die [aangever 12] en/of [aangever 13] gezegd dat er (door de telecomaanbieder(s) en/of deurwaarder) geen incasso's/abonnementsgelden geïnd zouden en/of konden worden, en/of dat alles gewist zou worden en/of dat het 'legaal' was wat ze deden en/of dat zij geen problemen hiermee zouden krijgen en/of
- tegen die [aangever 12] en/of [aangever 13] gezegd dat zij een of meer telefoonabonnementen moesten gaan afsluiten omdat er door verdachte en/of zijn mededader(s) voor een (vals) adres al geld was betaald en/of
- die [aangever 12] en/of [aangever 13] (telkens) naar de betreffende (telecom)winkel vervoerd en/of vergezeld en/of
- die [aangever 12] en/of [aangever 13] gezegd welk (vals) adres hij/zij moest(en) opgeven bij de telefoonwinkel(s) en/of
- door met meerdere personen gezamenlijk aanwezig te zijn en/of in de nabijheid zich op te houden bij die [aangever 12] en/of [aangever 13] bij het aangaan van de afspraken over het/de telefoonabonnement(en) en/of bij het afsluiten van het/de telefoonabonnement(en) (zodoende) een numeriek overwicht gevormd en/of
- zich in de omgang met die [aangever 12] en/of [aangever 13] schreeuwend en/of agressief en/of boos en/of intimiderend opgesteld en/of
- die [aangever 12] en/of [aangever 13] al dan niet gezeten in een driedeurs auto, een knuppel en/of een bijl en/of (namaak)pistool, althans een of meer wapen(s) getoond, althans voor hen zichtbaar aanwezig gehad en/of
- bij die [aangever 12] en/of [aangever 13] angst ingeboezemd en/of
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die [aangever 12] en/of [aangever 13] verstandelijk beperkt en/of kwetsbaar en/of gemakkelijk te beïnvloeden was/waren en/of geen werk en/of inkomen had/hadden en/of problemen thuis had/hadden en/of schulden hadden
door welke feiten en omstandigheden voor die [aangever 12] en/of [aangever 13] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan hij/zij zich niet heeft/hebben kunnen onttrekken en/of ten gevolge waarvan hij/zij geen weerstand aan verdachte en zijn mededaders heeft/hebben kunnen bieden;
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 juni 2013 tot en met 3 juli 2013 te Breda en/of te Tilburg en/of te Roosendaal en/of te Rotterdam en/of elders, in elk geval (telkens) in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer mobiele telefoon(s) en/of telefooncontract(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 12] en/of [aangever 13] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of tot het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van meerdere, althans één telefoonabonnement(en) welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of diens mededader(s)
- terwijl die [aangever 12] en/of [aangever 13] al dan niet in de auto zat/zaten bij verdachte en/of diens mededader(s), tegen die [aangever 12] en/of [aangever 13] heeft/hebben gezegd dat hij/zij meerdere, althans een telefoonabonnement(en) moest(en) afsluiten, omdat hij/zij anders problemen zou(den) krijgen en/of
- door met meerdere personen gezamenlijk aanwezig te zijn en/of zich in de nabijheid op te houden bij die [aangever 12] en/of [aangever 13] bij het aangaan van de afspraken over het/de telefoonabonnement(en) en/of bij het afsluiten van het/de telefoonabonnement(en) (zodoende) een numeriek overwicht heeft/hebben gevormd en/of
- zich in de omgang met die [aangever 12] en/of [aangever 13] schreeuwend en/of agressief en/of intimiderend en/of boos opgesteld en/of
- die [aangever 12] en/of [aangever 13] , al dan niet gezeten in een (driedeurs) auto, een knuppel en/of een bijl en/of (namaak)pistool, althans een of meer wapen(s) getoond, althans voor hen zichtbaar aanwezig gehad en/of
- bij die [aangever 12] en/of [aangever 13] angst ingeboezemd.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 juni 2013 tot en met 3 juli 2013 te Breda en/of te Tilburg en/of te Roosendaal en/of te Rotterdam en/of elders, in ieder geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van één of meer mobiele telefoon(s) en/of de bij deze telefoon(s) behorende abonnementen/abonnementsgegevens en/of simkaarten, in elk geval van enig goed en/of tot het aangaan van een schuld (bestaande uit het afsluiten van een of meer telefoonabonnement(en)) immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid deze [aangever 12] en/of [aangever 13] gezegd dat ze geld konden verdienen door een of meer telefoonabonnement(en) af te sluiten en/of
- deze [aangever 12] en/of [aangever 13] gezegd dat hij/zij meer geld zou(den) verdienen naarmate door hem/haar meer abonnementen werden afgesloten en/of
- deze [aangever 12] en/of [aangever 13] naar de betreffende telecomwinkels vervoerd en/of vergezeld en/of
- deze [aangever 12] en/of [aangever 13] een (vals) adres gegeven en gezegd dat zij niet traceerbaar zouden zijn voor de telecomwinkels en/of providers en/of (daarmee) hen het idee gegeven dat zij geen financiële problemen zouden ondervinden na het afsluiten van abonnementen en/of
- deze [aangever 12] en/of [aangever 13] verschillende (andere) instructies gegeven en/of
- met deze [aangever 12] en/of [aangever 13] meegegaan in de telecomwinkels en/of zich in de nabijheid van de winkel opgehouden en/of waardoor deze [aangever 12] en/of [aangever 13] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie wel ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte. De verdachte stond weliswaar onder druk, maar heeft daarnaast ook zelf de keuze gemaakt om anderen te benaderen. Daarmee is verdachte niet enkel aan te merken als slachtoffer, maar ook als verdachte.
De verdediging heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte, omdat deze in strijd is met het non-punishment beginsel in combinatie met het gelijkheidsbeginsel en het consistentiebeginsel. Het non- punishment beginsel vloeit voort uit de Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011, inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers alsook uit de Aanwijzing Mensenhandel 2013A012. Deze regelgeving beoogt slachtoffers van mensenhandel te beschermen.
Volgens de verdediging is de verdachte hetzelfde overkomen als aangevers. Hij is daarmee eveneens aan te merken als slachtoffer en had niet vervolgd mogen worden; het openbaar ministerie had een andere keuze moeten maken, nu voornoemde regelgeving ook toelaat dat de zaak geseponeerd had kunnen worden. De vervolging van de verdachte in dan ook in strijd met het gelijkheidsbeginsel en het consistentiebeginsel, nu anderen die zich in een vergelijkbare situatie bevinden als de verdachte, niet zijn vervolgd en verdachte wel.
Verzocht is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging.
Het hof is van oordeel dat het in artikel 167 lid 2 Sv neergelegde opportuniteitsbeginsel met zich brengt dat de officier van justitie bevoegd is, op gronden aan het algemeen belang ontleend, af te zien van vervolging. Die beslissing kan door de rechter slechts marginaal worden getoetst. Enkel indien de vervolging in strijd is met de wettelijke of verdragsrechtelijke bepalingen of met beginselen van goede procesorde – waaronder het gelijkheidsbeginsel – kan sprake zijn van een verval van het recht tot strafvordering en van een door de rechter om die reden uit te spreken niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Artikel 8 van de Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan bepaalt:
Niet-vervolging of niet-bestraffing van het slachtoffer
De lidstaten nemen, in overeenstemming met de grondbeginselen van hun rechtsorde, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de bevoegde nationale autoriteiten gerechtigd zijn slachtoffers van mensenhandel niet te vervolgen of te bestraffen wegens gedwongen betrokkenheid bij criminele activiteiten die een rechtstreeks gevolg is van een van de in artikel 2 bedoelde, jegens hen gepleegde handelingen.
In de considerans van de richtlijn is onder punt 14 daarnaast opgenomen dat het doel van die bescherming is om de mensenrechten van de slachtoffers te beschermen, verder slachtofferschap te voorkomen en hen aan te moedigen als getuige tegen de daders op te treden in de strafprocedure. Deze bescherming belet niet dat zij kunnen worden vervolgd of gestraft voor misdrijven die zij vrijwillig hebben begaan of waaraan zij vrijwillig hebben deelgenomen.
De Aanwijzing mensenhandel zoals die gold vanaf 1 juli 2013 bepaalt:
Slachtoffers van mensenhandel hebben recht op bescherming tegen vervolging en bestraffing wegens criminele activiteiten, tot het plegen waarvan zij zijn gedwongen of bewogen, als rechtstreeks gevolg van het feit dat zij slachtoffer zijn van mensenhandel. Dit recht op bescherming staat niet in de weg aan een vervolging of bestraffing voor misdrijven die zij vrijwillig hebben begaan of waaraan zijn vrijwillig hebben deelgenomen. In de gevallen waarin het evident is dat slachtoffers gedwongen zijn tot het plegen van misdrijven kan worden gedacht aan bijvoorbeeld een sepot, het vorderen van schuldigverklaring zonder oplegging van straf (artikel 9a Sr), of het toepassen van strafuitsluitingsgronden en/of strafvermindering.
De Aanwijzing mensenhandel zoals die gold tot 30 juni 2013 was een dergelijke passage niet opgenomen.
Verdachte is aangehouden en in verzekering gesteld op 29 augustus 2013 zodat de Aanwijzing Mensenhandel d.d. 1 juli 2013 op dat moment gold. Het hof heeft die Aanwijzing dan ook tot uitgangspunt genomen bij de beoordeling van het verweer.
Het hof is van oordeel dat zowel de Richtlijn als de Aanwijzing mensenhandel uitdrukkelijk de mogelijkheid openlaten dat slachtoffers, voor zover het gaat om feiten die zij vrijwillig hebben begaan of waaraan zij vrijwillig hebben deelgenomen, worden vervolgd of gestraft.
De Aanwijzing mensenhandel bepaalt in dit verband bovendien dat in gevallen waarin het evident is dat slachtoffers zijn gedwongen tot het plegen van misdrijven voor de afdoening door de leden van het openbaar ministerie kan worden gedacht aan een sepot, het vorderen van toepassing van artikel 9a Sr of het toepassen van strafuitsluitingsgronden en/of strafvermindering. Uit de door de verdediging aangehaalde regelgeving volgt derhalve niet dat vervolging van verdachte onder geen beding toelaatbaar is wanneer hij (mede) is aan te merken als slachtoffer. In dat verband is tevens relevant dat verdachte enerzijds zelf onder dwang van [medeverdachte 1] telefoonabonnementen heeft afgesloten, maar anderzijds ook actief anderen heeft benaderd om telefoonabonnementen af te sluiten, terwijl slechts het door de verdachte werven van anderen aan hem is ten laste gelegd. Vervolging voor die laatste categorie handelingen is op zichzelf niet in strijd met voornoemde Richtlijn of Aanwijzing. De vervolging van de verdachte is evenmin in strijd met het gelijkheidsbeginsel of inconsistent. Naar het oordeel van het hof is de situatie waarin de verdachte verkeerde, in ieder geval vanaf het moment dat hij zelf is overgegaan tot het actief werven van ‘nieuwe’ slachtoffers die daadwerkelijk telefoonabonnementen hebben afgesloten, niet te vergelijken met de situatie van die ‘nieuwe’ slachtoffers. Verdachte heeft immers gedurende een aantal maanden actief slachtoffers geworven. Bovendien is gesteld noch gebleken dat het handelen van die derde(n) heeft geleid tot het afsluiten van zo’n grote hoeveelheid telefoonabonnementen als het handelen van de verdachte. In dit verband is tevens relevant dat alle personen zijn vervolgd die, naar het oordeel van de steller van de tenlastelegging destijds, niet enkel slachtoffer waren van [medeverdachte 1] , maar (ook) medepleger omdat zij actief nieuwe slachtoffers hebben geworven welke slachtoffers vervolgens een groot aantal telefoonabonnementen hebben afgesloten. Onder deze omstandigheden is het niet zo dat geen redelijk denkend lid van het openbaar ministerie tot de beslissing had kunnen komen om tot vervolging van de verdachte over te gaan en niet tot vervolging van door hem geworven personen. Het hof is dan ook van oordeel dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 02-800800-13 en in de zaak met parketnummer 02-665559-14 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 02-800800-13
hij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2013 tot en met 28 augustus 2013 te Breda en te Tilburg en te Bergen op Zoom en te Etten-Leur en te Roosendaal en te Rotterdam en te 's-Hertogenbosch
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld
heeft gedwongen tot de afgifte van mobiele telefoons
toebehorende aan die [aangever 4] en [aangever 1] en [aangever 5] en [aangever 6] en [aangever 7] en [aangever 8] en [aangever 2] en [aangever 10] en [aangever 11] en [aangever 3] ,
en tot het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van meerdere telefoonabonnementen
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en diens mededader(s)
- terwijl die [aangever 4] en [aangever 1] en [aangever 5] en [aangever 6] en [aangever 7] en [aangever 8] en [aangever 2] en [aangever 10] en [aangever 11] en [aangever 3] al dan niet in de auto zaten bij verdachte en diens mededader(s),
tegen die [aangever 4] en [aangever 1] en [aangever 5] en [aangever 6] en [aangever 7] en [aangever 8] en [aangever 2] en [aangever 10] en [aangever 11] en [aangever 3] hebben gezegd dat zij meerdere, telefoonabonnementen moesten afsluiten,
- door met meerdere personen gezamenlijk aanwezig te zijn en/of zich in de nabijheid op te houden bij die [aangever 4] en [aangever 1] en [aangever 5] en [aangever 6] en [aangever 7] en [aangever 8] en [aangever 2] en [aangever 10] en [aangever 11] en [aangever 3] bij het aangaan van de afspraken over de telefoonabonnementen en bij het afsluiten van de telefoonabonnementen zodoende een numeriek overwicht hebben gevormd en
- zich in de omgang met die [aangever 4] en [aangever 1] en [aangever 5] en [aangever 6] en [aangever 7] en [aangever 8] en [aangever 2] en [aangever 10] en [aangever 11] en [aangever 3] schreeuwend en/of agressief en/of intimiderend en/of boos opgesteld en
- die [aangever 4] en [aangever 1] en [aangever 5] en [aangever 6] en [aangever 7] en [aangever 8] en/of [aangever 2] en [aangever 10] en [aangever 11] en [aangever 3] , al dan niet gezeten in een (driedeurs) auto, een knuppel getoond, althans voor hen zichtbaar aanwezig gehad en
- bij die [aangever 4] en [aangever 1] en [aangever 5] en [aangever 6] en [aangever 7] en [aangever 8] en [aangever 2] en [aangever 10] en [aangever 11] en [aangever 3] angst ingeboezemd en
- die [aangever 5] en [aangever 6] en [aangever 11] en [aangever 3] , al dan niet onder bedreiging met een wapen, dreigend de woorden toegevoegd:
* "Als jij dat niet doet, pak ik jou en jouw moeder ook. Als jij niet doorgaat nu, dan ga ik naar jouw huis, en dan vermoord ik jouw moeder!", terwijl daarbij dreigend een gummiknuppel werd getoond in de richting van die [aangever 5] ;
* dat hij in de problemen zou komen als hij niet meehielp en dat het slecht met hem zou aflopen, terwijl daarbij dreigend in de handen werd geslagen met een gummiknuppel ( [aangever 6] );
* dat er wat gebeurde met mensen die niet naar hem luisterden of mee wilden werken ( [aangever 11] )
* dat ze het maar moest doen en dat hij wist waar ze woonde, waarbij hij haar bij de borst en kleding vastpakte en dat ze toch niet wilde dat haar moeder iets zou overkomen ( [aangever 3] );
althans woorden en/of gedragingen van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- die [aangever 1] verteld dat anderen (die aangifte hadden gedaan of hadden geweigerd mee te werken) in elkaar waren geslagen, en
- die [aangever 8] en/of [aangever 2] (achterin de auto zittend) toegeschreeuwd.
Zaak met parketnummer 02-665559-14 (gevoegd):
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 juni 2013 tot en met 3 juli 2013 te Breda en te Tilburg en te Roosendaal en te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander telkens met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld
heeft gedwongen tot de afgifte van mobiele telefoons toebehorende aan die [aangever 12] en [aangever 13] ,
en tot het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van meerdere telefoonabonnementen
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en diens mededader
- terwijl die [aangever 12] en [aangever 13] in de auto zaten bij verdachte en diens mededader, tegen die [aangever 12] en [aangever 13] hebben gezegd dat zij meerdere, telefoonabonnementen moesten afsluiten, omdat zij anders problemen zouden krijgen en
- door met meerdere personen gezamenlijk aanwezig te zijn en zich in de nabijheid op te houden bij die [aangever 12] en [aangever 13] bij het aangaan van de afspraken over de telefoonabonnementen en bij het afsluiten van de telefoonabonnementen zodoende een numeriek overwicht hebben gevormd en
- zich in de omgang met die [aangever 12] en [aangever 13] intimiderend opgesteld en
- bij die [aangever 12] en [aangever 13] angst ingeboezemd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder dwang afsluiten van telefoonabonnementen in dit geval is te kwalificeren als mensenhandel in de zin van artikel 273f Sr. Volgens de advocaat-generaal werden de slachtoffers bedreigd, waardoor de vrijwilligheid om een bewuste keuze te maken aan hen ontbrak. De aangevers zijn meegenomen in een auto waarmee hard werd gereden en waarin een gummiknuppel lag. Op het moment dat aangevers abonnementen gingen afsluiten in de winkel liep de verdachte in veel gevallen met hen mee en na het afsluiten van die abonnementen moesten de aangevers de bij het abonnement behorende telefoon direct overdragen. Deze omstandigheden brengen volgens de advocaat-generaal met zich dat sprake was van een dusdanig overwicht van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] dat gesproken kan worden van mensenhandel.
De bewezen verklaarde feiten kunnen daarnaast worden gekwalificeerd als het medeplegen van afpersing, gelijk aan het vonnis van de rechtbank.
De advocaat-generaal heeft ten slotte gevorderd dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van oplichting, omdat geen bewijs aanwezig is voor het bestaan van één van de in de tenlastelegging opgenomen oplichtingsmiddelen.
De verdediging heeft, kort gezegd, betoogd dat geen sprake was van mensenhandel, omdat geen sprake was van uitbuiting van de aangevers. De tijdspanne waarin de telefoonabonnementen werden afgesloten is te kort om uitbuiting aan te nemen. Bovendien zijn de beperkingen te gering en zijn de persoonlijke vrijheid en de geestelijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers niet in het geding geweest, terwijl ook andere omstandigheden, zoals een laag IQ van de slachtoffers, onvoldoende zijn om het feit te kwalificeren als mensenhandel.
[aangever 4] , [aangever 1] , [aangever 6] , [aangever 7] , [aangever 10] , [aangever 11] , [aangever 12] en [aangever 13] zijn allen slechts enkele uren tot een dag op pad geweest om telefoonabonnementen af te sluiten. Hetzelfde geldt voor [aangever 3] , die bovendien zelf vaak contact zocht met [medeverdachte 1] .
[aangever 5] , [aangever 8] , [aangever 9] en [aangever 2] zijn twee of meer dagen ingezet, maar zij zochten ook zelf contact. De gestelde beperkingen bij de aangevers zijn bovendien slechts in een aantal gevallen aanwezig.
De verdediging heeft voorts gesteld dat het gebruik van schakelbewijs, zoals de rechtbank dat heeft opgenomen in het vonnis, geen basis kan vormen voor een bewijsconstructie. Bovendien is geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] . De meeste uitvoeringshandelingen zoals die zijn opgenomen in de tenlastelegging zijn verricht door [medeverdachte 1] . Verdachte heeft in een aantal gevallen aan mensen gevraagd of ze geld wilden verdienen. Vervolgens heeft hij hen naar de auto begeleid en is hij meegelopen naar de telefoonwinkel. Dat is onvoldoende om te spreken van medeplegen tot afpersing dan wel oplichting.
Ten aanzien van de verschillende aangevers kan volgens de verdediging bovendien ook niet tot een bewezenverklaring ter zake van (het medeplegen van) afpersing dan wel (het medeplegen van) oplichting worden gekomen. In dat verband is, kort gezegd, het volgende betoogd:
[aangever 4]: Aangever is alléén naar de telefoonwinkel gelopen. Er is geen sprake van bedreiging met geweld of het toepassen van geweld, zodat van afpersing geen sprake is. [aangever 4] nam vervolgens € 500,00 aan toen hij het goed had afgegeven. Van enig oplichtingsmiddel is derhalve evenmin sprake. Vervolgens heeft [aangever 1] ‘geregeld’.
[aangever 1]: Aangever is benaderd door [aangever 4] en niet door verdachte. Bovendien was geen sprake van geweld of bedreiging met geweld. De rol van verdachte is onvoldoende om hem aan te merken als medepleger van afpersing. [aangever 1] nam uiteindelijk € 700,00 aan. Van enig oplichtingsmiddel is geen sprake zodat geen bewezenverklaring ter zake van oplichting kan volgen.
[aangever 5] :Aangever is benaderd door [medeverdachte 2] . Van enige bedreiging door verdachte is geen sprake geweest volgens aangever. [medeverdachte 2] liep de eerste dag met aangever mee. De tweede dag liep verdachte mee, maar aangever kwam wel terug, zodat onwaarschijnlijk is dat hij zich bedreigd voelde. De intellectuele en materiële bijdrage van verdachte is te gering om van medeplegen van afpersing te spreken.
[aangever 6] :Aangever is benaderd door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] liep met hem mee naar de telefoonwinkel. [aangever 6] nam € 200,00 aan voor het afsluiten van 6 abonnementen. De rol van verdachte was niet noemenswaardig en van geweld of bedreiging met geweld leek geen sprake, zodat vrijspraak dient te volgen van medeplegen van afpersing. Het door de rechtbank gebezigde schakelbewijs is onvoldoende voor een bewezenverklaring. Ook van oplichting was geen sprake, nu geen van de oplichtingsmiddelen aanwezig was, maar geld de reden was voor afgifte van de bij de telefoonabonnementen behorende telefoons.
[aangever 7] :Verdachte heeft aangever niet op enigerlei wijze bedreigd geweld of geweld jegens aangever toegepast. De abonnementen zijn afgesloten uit angst voor [medeverdachte 1] . Verdachte dient van afpersing te worden vrijgesproken. Verdachte gaf bovendien geen opdracht om abonnementen af te sluiten en legde de gang van zaken niet uit; ook kwamen de telefoons niet bij hem terecht. Dit is van belang voor de beoordeling of sprake is van oplichting.
[aangever 8] :Verdachte heeft aangever niet op enigerlei wijze bedreigd geweld of geweld jegens aangever toegepast. Verdachte was volgens aangever minimaal 1 dag en maximaal 3 dagen aanwezig bij het afsluiten van de abonnementen. De abonnementen zijn afgesloten uit angst voor [medeverdachte 1] en onduidelijk is of verdachte aanwezig was tijdens bedreigingen door [medeverdachte 1] . Verdachte dient van afpersing te worden vrijgesproken. Ten aanzien van de oplichting geldt dat verdachte niet het plan van aanpak uitlegde, maar enkel 1 dag met aangever meeliep. Hij genoot geen voordeel. De verdediging refereert zich aan het oordeel van het hof met betrekking tot de oplichting.
[aangever 9] :De eerste dag is aangever omgepraat en was van intimidatie geen sprake. De intimidatie op de tweede dag was afkomstig van [medeverdachte 1] en niet van verdachte. De bijdrage van verdachte was dan ook te gering voor wat betreft het medeplegen van afpersing. Aangever nam bovendien € 250,00 aan en van één van de oplichtingsmiddelen genoemd in de tenlastelegging is geen sprake.
[aangever 2] :Aangever is niet benaderd door verdachte. Verdachte was bovendien niet aanwezig toen [medeverdachte 1] aangever ophaalde. Van bedreiging met geweld of enige bijdrage van verdachte daaraan kan niet worden gesproken, zodat verdachte van medeplegen van afpersing dient te worden vrijgesproken. [aangever 2] is evenmin opgelicht; hij nam € 700,00 aan en is niet bewogen tot afgifte van telefoons door één van de genoemde oplichtingsmiddelen.
[aangever 10]: Aangever is niet door verdachte benaderd. Hij is alléén naar de winkel gegaan voor het afsluiten van telefoonabonnementen en heeft niets verklaard over de bijdrage van verdachte aan de afpersing. [aangever 10] kreeg bovendien een financiële tegemoetkoming voor de auto die hij van [medeverdachte 1] kocht als beloning. Dat lijkt de reden te zijn geweest voor het afsluiten van telefoonabonnementen en niet de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen.
[aangever 11]: De verklaringen van aangever zijn ongeloofwaardig. Niet blijkt dat verdachte enige bedreiging heeft geuit; verdachte is zelf slachtoffer volgens aangever. Van afpersing of oplichting lijkt geen sprake te zijn.
[aangever 3]: Aangeefster ging mee met een vriendin en is niet benaderd. Zij had een relatie met [medeverdachte 1] en ging vrijwillig mee. Bovendien nam zij € 150,00 van [medeverdachte 1] aan. De rol van verdachte is niet noemenswaardig. Van afpersing is geen sprake. Ook is gen sprake van oplichting omdat de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen niet aan de rode zijn.
Ten aanzien van de aan de verdachte ten laste gelegde mensenhandel stelt het hof het volgende voorop. In artikel 273f eerste lid Sr is mensenhandel strafbaar gesteld. Dat artikel luidt, voor zover van belang, als volgt:
Als schuldig aan mensenhandel wordt met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie gestraft:
1°
degene die een ander door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft, werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met inbegrip van de wisseling of overdracht van de controle over die ander, met het oogmerk van uitbuiting van die ander of de verwijdering van diens organen;
4°
degene die een ander met een van de onder 1° genoemde middelen dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten of zijn organen beschikbaar te stellen dan wel onder de onder 1° genoemde omstandigheden enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten of zijn organen beschikbaar stelt;
6°
degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat, hoewel in de tekst van sub 4 niet is opgenomen dat het oogmerk van uitbuiting is vereist, de wetsgeschiedenis van het artikel en in aanmerking genomen dat handelen in strijd met sub 4 wordt gekwalificeerd als mensenhandel, aangenomen moet worden dat de onder sub 4 omschreven gedragingen alleen strafbaar zijn als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld.
Meer bepaald, gedragingen kunnen eerst dan als ‘mensenhandel’ worden bestraft indien uit de bewijsvoering volgt dat voldaan is aan voormelde voorwaarde dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Voor bewezenverklaring van een op art. 273f, eerste lid onder 4o, Sr toegesneden tenlastelegging is dan ook vereist dat op grond van de omstandigheden van het geval uitbuiting komt vast te staan.
Voorts volgt uit rechtspraak van de Hoge Raad dat bij de vraag of van uitbuiting sprake is onder meer betekenis toekomt aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van die, en andere relevante factoren, dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven te worden gehanteerd. In het geval van minderjarige slachtoffers kan de beoordeling van de relevante factoren tot een andere uitkomst leiden dan wanneer het slachtoffer meerderjarig is.
Het hof zal telkens, onder meer aan de hand van voornoemde factoren, beoordelen of bij het afsluiten van de telefoonabonnementen door de in de tenlastelegging genoemde aangevers sprake is van uitbuiting.
Tevens zal het hof per aangever bespreken of voldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van het ten laste gelegde (medeplegen van) afpersing en oplichting.
In het kader van de ten laste gelegde afpersing geldt het volgende. Voor een veroordeling ter zake van afpersing door bedreiging met geweld is in een geval als het onderhavige vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.Daarvan kan reeds sprake zijn indien de dader een dermate dreigende situatie heeft gecreëerd, dat de vrees van de slachtoffers voor geweld van hun zijde gerechtvaardigd is.
Ten aanzien van de vraag of sprake is van medeplegen wordt voorop gesteld dat medeplegen een nauwe en bewuste samenwerking vereist tussen de plegers van een strafbaar feit, waarbij de plegers een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht leveren aan dat strafbare feit. Bij zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Ten aanzien van parketnummer 02-800800-13
Aangever [aangever 4] (incident 5)
Uit de aangifte van [aangever 4] volgt dat hij jeugdhulpverlening ontving van [jeugdhulpverlening Y] en dat hij gemakkelijk te beïnvloeden was. [medeverdachte 1] had [aangever 4] op enig moment benaderd om snel geld te verdienen met het afsluiten van abonnementen, maar [aangever 4] was toen nog geen 18 jaar. Toen [aangever 4] dat zei werd [medeverdachte 1] boos. Later kwam [aangever 4] in contact met [verdachte] , die hem had verteld over het verdienen van geld. [aangever 4] stapte met [verdachte] in de auto van [medeverdachte 1] en zag daar een gummiknuppel.
[medeverdachte 1] legde uit hoe [aangever 4] te werk moest gaan bij het afsluiten van abonnementen. [aangever 4] werd door [medeverdachte 1] bang gemaakt door middel van zijn gedrag en de manier waarop hij er uit zag en omdat hij wist waar [aangever 4] woonde. [aangever 4] werd verteld dat al zijn gegevens gewist zouden worden nadat hij telefoonabonnementen zou hebben afgesloten en dat hij er niets van te zien zou krijgen. [aangever 4] heeft op 18 mei 2013 in totaal 9 abonnementen afgesloten en de daarbij behorende telefoons aan [medeverdachte 1] gegeven.
Uit de verklaring van [aangever 4] bij de rechter-commissaris volgt dat [aangever 4] door [verdachte] was benaderd en dat [verdachte] tegen hem had gezegd dat [verdachte] zelf een abonnement zou gaan afsluiten. [aangever 4] kende [verdachte] al jaren en dat gaf hem vertrouwen.
Later bleek hetgeen [verdachte] had gezegd niet te kloppen en moest [aangever 4] zelf abonnementen afsluiten. [aangever 4] durfde aanvankelijk geen aangifte te doen omdat [medeverdachte 1] had gezegd dat hij toch binnen een dag vrij zou zijn; [aangever 4] was bang dat [medeverdachte 1] dan achter hem aan zou komen omdat hij wist waar [aangever 4] woonde.
Hij zag de gummiknuppel in de auto en dacht dat als hij niet zou doen wat [medeverdachte 1] zei, de gummiknuppel dan gebruikt zou worden. Daarbij speelde ook dat hij [medeverdachte 1] al kende van de eerdere ontmoeting waarbij [aangever 4] was benaderd om geld te verdienen. [aangever 4] wist derhalve dat [medeverdachte 1] agressief kon zijn. [verdachte] had tegen [aangever 4] gezegd dat hij [medeverdachte 1] niet moet ‘nakken’, oftewel voor de gek houden.
Verdachte heeft verklaard dat hij [aangever 4] heeft benaderd om telefoonabonnementen af te sluiten. [verdachte] zag dat [aangever 4] en [medeverdachte 1] elkaar al kenden en dat [aangever 4] bang was. [aangever 4] heeft onder dwang telefoonabonnementen afgesloten. [medeverdachte 1] heeft bekend dat hij de telefoons die bij die abonnementen horen heeft ingenomen.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 4] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 9 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van een dag, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 4] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [medeverdachte 1] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [medeverdachte 1] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 4] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 4] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 4] afgelegde verklaringen volgt dat [medeverdachte 1] agressief was, een gummiknuppel in de auto had en tegen [aangever 4] heeft gezegd dat hij, als aangifte tegen hem zou worden gedaan, toch binnen een dag vrij zou zijn. [aangever 4] was bang dat [medeverdachte 1] achter hem aan zou komen omdat hij wist waar [aangever 4] woonde.
Voorts volgt uit de aangifte dat [aangever 4] contact had met de jeugdhulpverlening , via [jeugdhulpverlening Y] begeleid woonde en makkelijk te beïnvloeden was.
Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat sprake is van een kwetsbare benadeelde tegenover een zich agressief opstellende volwassene, [medeverdachte 1] , die werd vergezeld van één of meer andere jongeren met wie hij het feit heeft gepleegd. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de medeverdachte [medeverdachte 1] , waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 4] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] , na een eerdere poging van [medeverdachte 1] , [aangever 4] heeft benaderd voor het afsluiten van telefoonabonnementen. [verdachte] heeft daarbij gebruik gemaakt van het vertrouwen dat [aangever 4] in hem had. [verdachte] is aan te merken als initiator. [verdachte] was de gehele dag aanwezig en heeft aldus bijgedragen aan het creëren van een numeriek overwicht.
Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat [verdachte] niet alleen een intellectuele bijdrage heeft geleverd aan het feit door [aangever 4] te benaderen en bloot te stellen aan de bedreiging door [medeverdachte 1] , maar ook een materiële bijdrage door gedurende de gehele dag aanwezig te zijn bij de uitvoering van afpersing van [aangever 4] . Gedurende die dag heeft [verdachte] zich op geen enkel moment teruggetrokken, zelfs niet toen hij zag dat [aangever 4] bang was van [medeverdachte 1] . Dat hij zelf geen bedreigingen heeft geuit doet daaraan dan ook niet af. Het hof is van oordeel dat voldoende bewijs aanwezig is voor een bewezenverklaring van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 4] vanwege de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
heeft in zijn aangifte verklaard dat hij door [aangever 4] werd benaderd met de vraag of hij op een eerlijke manier veel geld wilde verdienen. Ze spraken af bij de [winkel A] in Breda. Ze reden naar Rotterdam. Ze stapten daarna in een auto met, naar later bleek: [medeverdachte 1] en [verdachte] . [medeverdachte 1] was erg intimiderend. [verdachte] liep met [aangever 1] mee om een abonnement af te sluiten. In de auto deed [medeverdachte 1] vervolgens dreigend, dan weer ‘poeslief’ en vervolgens weer dreigend. Toen [aangever 1] met [verdachte] naar telefoonwinkels liep vertelde [verdachte] dat [medeverdachte 1] mensen die niet deden wat hij zei naar de grond sloeg en in het gezicht spuugde. [verdachte] was bij het door [aangever 1] afsluiten van de abonnementen aanwezig zodat [aangever 1] nietss verkeerd zou doen. [aangever 1] sloot 5 abonnementen met betrekking tot mobiele telefoons af. In de auto van [medeverdachte 1] lag een knuppel met een leren touw met knoopjes eraan.
[medeverdachte 1] zocht meestal jongeren uit die niet zo veel met hun ouders van doen hadden.
[aangever 1] heeft tevens verklaard dat hij een IQ van 81 heeft en niet goed de gevolgen van zijn handelen kan inschatten. Ook zou hij hoog sensitief zijn en paranormaal begaafd. Hij heeft demonen in zich en liet daarbij zijn pols zien. Daarop was volgens [aangever 1] te zien welk kwaad de demonen hadden aangericht. Desgevraagd zei hij dat hij dat zelf had gedaan, maar dat het kwam omdat er demonen in hem zitten.
[verdachte] heeft verklaard dat [aangever 1] volgens hem niet helemaal 100% is en dat [aangever 4] [aangever 1] had geregeld om abonnementen af te sluiten. Ze zijn met hem in Breda en Rotterdam geweest. [verdachte] moest van [medeverdachte 1] met [aangever 1] meelopen en hem vertellen wat hij moest doen. Er zijn meerdere abonnementen afgesloten en de telefoons zijn aan [medeverdachte 1] gegeven.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 1] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 5 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van een dag, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 1] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [medeverdachte 1] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [medeverdachte 1] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 1] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 1] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 1] afgelegde verklaring volgt dat hij werd geïntimideerd door het gedrag van [medeverdachte 1] en de in zijn auto aanwezige gummiknuppel. Ook heeft [verdachte] hem gezegd dat [medeverdachte 1] mensen die niet naar hem luisterden naar de grond sloeg. Uit de aangifte volgt ook dat [aangever 1] een laag IQ heeft, hoog sensitief is en dat hij meent dat hij paranormaal begaafd is en dat in hem demonen aanwezig zijn.
Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat sprake is van een kwetsbare benadeelde tegenover een zich agressief opstellende volwassene, [medeverdachte 1] , die werd vergezeld van één of meer andere jongeren met wie hij het feit heeft gepleegd. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de medeverdachte [medeverdachte 1] , waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 1] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] [aangever 1] de gehele dag heeft begeleid bij het afsluiten van telefoonabonnementen, nadat [aangever 4] met [aangever 1] had afgesproken. Daarbij heeft [verdachte] verteld over geweld dat [medeverdachte 1] pleegt tegen mensen die niet naar hem luisteren.
Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat [verdachte] een materiële bijdrage heeft geleverd bij de uitvoering van de afpersing van [aangever 1] . Gedurende die dag heeft [verdachte] zich op geen enkel moment teruggetrokken, ook niet toen hij dacht dat [aangever 1] ‘geen 100%’ was. Dat hij zelf geen bedreigingen heeft geuit doet daaraan dan ook niet af. Het hof is van oordeel dat voldoende bewijs aanwezig is voor een bewezenverklaring van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 1] vanwege de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 5] (incident 8)
Uit de aangifte die de moeder van [aangever 5] namens [aangever 5] heeft gedaan (pg. 1175 e.v.) volgt dat [aangever 5] via [medeverdachte 2] in contact is gekomen met [medeverdachte 1] . Vervolgens heeft [aangever 5] op 5, 6 en 7 juni 2013 onder dwang bij telefoonwinkels contracten voor telefoonabonnementen afgesloten. [aangever 5] zou daarbij zijn bedreigd volgens zijn moeder en ook zou [medeverdachte 1] hebben gezegd dat hij naar het huis zou gaan waar de moeder van [aangever 5] en [aangever 5] woonden en dat hij de moeder van [aangever 5] zou vermoorden als [aangever 5] geen abonnementen zou afsluiten.
Uit bankafschrijvingen blijkt dat [aangever 5] in telefoonwinkels is geweest in Tilburg, Roosendaal en Breda. Uit de verklaring die [aangever 5] zelf heeft afgelegd (pg. 1179 e.v.) volgt dat [medeverdachte 2] daarbij alleen op 5 juni 2013 aanwezig was. [medeverdachte 1] heeft uitgelegd hoe een en ander in zijn werk ging. [aangever 5] moest gebruikmaken van een vals adres bij het afsluiten van de abonnementen. [medeverdachte 2] is die dag meegelopen naar de telefoonwinkel terwijl [medeverdachte 1] en [verdachte] in de auto bleven wachten. Toen [aangever 5] na het afsluiten van een abonnement in de auto zei dat hij er toch geen fijn gevoel bij had, werd [medeverdachte 1] erg boos en agressief. Hij dreigde de moeder van [aangever 5] te vermoorden als [aangever 5] zou stoppen met het afsluiten van abonnementen. [aangever 5] moest doorgaan tot hij tien abonnementen had afgesloten. [medeverdachte 1] reikte ook naar de gummiknuppel die in de auto aanwezig was toen hij dat zei en [aangever 5] dacht toen dat [medeverdachte 1] hem daarmee wilde bedreigen of mishandelen. [aangever 5] ging daarom verder met het afsluiten van telefoonabonnementen. Op 5 juni 2013 heeft [aangever 5] in 5 verschillende telefoonwinkels in Tilburg in totaal 5 abonnementen afgesloten. Op zijn verzoek is hij aan het einde van de dag in Breda afgezet. Zij spraken af dat [aangever 5] de volgende dag opgehaald zou worden bij een speeltuintje achter de woning waar [aangever 5] woonde. [medeverdachte 2] was er de volgende dag niet bij, maar wel [medeverdachte 1] en [verdachte] . Die dag zijn ze in Tilburg geweest en in Roosendaal. De derde dag ging hetzelfde als de tweede dag en toen zijn ze in Bergen op Zoom en Breda geweest.
[medeverdachte 2] heeft de verklaring van [aangever 5] bevestigd en [verdachte] heeft verklaard dat [aangever 5] in Tilburg abonnementen heeft afgesloten en de telefoons aan [medeverdachte 1] heeft gegeven. Volgens [verdachte] schreeuwde [medeverdachte 1] veel en kon hij erg boos worden. [medeverdachte 1] had altijd een gummiknuppel in zijn auto liggen. [verdachte] heeft bevestigd dat [aangever 5] naar huis wilde.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 5] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van tien telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van 3 dagen, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 5] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [medeverdachte 1] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [medeverdachte 1] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 5] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 5] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 5] afgelegde verklaring volgt dat [medeverdachte 1] heeft gedreigd om de moeder van [aangever 5] thuis te vermoorden. Tevens heeft [medeverdachte 1] naar de gummiknuppel gereikt toen hij de bedreiging uitte, waardoor [aangever 5] dacht dat [medeverdachte 1] hem daarmee iets wilde aandoen.
Uit de aangifte van de moeder van [aangever 5] volgt dat [aangever 5] licht autistisch is; zijn aandoening (N.L.D.) valt binnen het autistisch spectrum en houdt onder meer in dat [aangever 5] te goed van vertrouwen is. Hij kan goed en kwaad onvoldoende onderscheiden en zal een ander niet verdenken van iets dat hij zelf niet zou doen. Het inzicht ontbreekt op dat vlak bij [aangever 5] .
Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat sprake is van een kwetsbare benadeelde tegenover een zich agressief opstellende volwassene, [medeverdachte 1] , die werd vergezeld van één of meer andere jongeren met wie hij het feit heeft gepleegd. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de medeverdachte [medeverdachte 1] , waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 5] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] bij het afsluiten van de abonnementen door [aangever 5] alle dagen voortdurend aanwezig was en ook meerdere keren met [aangever 5] is meegelopen toen hij abonnementen afsloot. [verdachte] was ook aanwezig toen [aangever 5] en zijn moeder werden bedreigd met geweld en heeft aldus bijgedragen aan het creëren van een numeriek overwicht. Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat [verdachte] een wezenlijke materiële bijdrage heeft geleverd aan het feit door alle drie de dagen waarop [aangever 5] is afgeperst bij de uitvoering daarvan aanwezig te zijn. [verdachte] heeft zich op geen enkel moment teruggetrokken, zelfs niet toen [medeverdachte 1] [aangever 5] en zijn moeder met de dood bedreigde. Dat hij zelf geen bedreigingen heeft geuit doet daaraan dan ook niet af. Het hof is van oordeel dat voldoende bewijs aanwezig is voor een bewezenverklaring van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 5] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 6] (incident 9)
[aangever 6] heeft verklaard (pg. 1189 e.v.) dat hij in de stad werd aangesproken door [medeverdachte 2] met de vraag of hij op een simpele en niet risicovolle manier geld wilde verdienen. [aangever 6] stapte in een auto. Daarin zaten behalve [medeverdachte 2] en [aangever 6] nog twee andere jonge jongens. In Breda stapte een man in, naar later bleek: [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zei dat [aangever 6] nu geld zou gaan verdienen, waarop [aangever 6] antwoordde dat het er wel van zou afhangen op welke manier dat zou gaan. [aangever 6] werd overvallen door de snelheid waarmee een en ander ging; hij sloot een abonnement af terwijl [medeverdachte 2] met hem mee liep en tegen hem zei dat hij een duur toestel moest nemen. [medeverdachte 2] was met [aangever 6] meegegaan om [aangever 6] in de gaten te houden en te zien of [aangever 6] wel de goede dingen deed. Buiten rukte [medeverdachte 1] het tasje waarin de telefoon zat uit de handen van [aangever 6] . Toen [aangever 6] zei dat hij er wel klaar mee was, pakte [medeverdachte 1] uit de auto een gummiknuppel waarmee hij in zijn eigen hand sloeg. Hij zei tegen [aangever 6] dat [aangever 6] in de problemen zou komen als hij niet door zou gaan met het afsluiten van telefoonabonnementen en dat het slecht zou aflopen met hem. [medeverdachte 1] verhief ook zijn stem. [aangever 6] werd daardoor, en door het feit dat ‘de anderen’ met z’n vieren waren erg bang en sloot die dag nog meer abonnementen af. In totaal heeft [aangever 6] 6 abonnementen afgesloten in Breda en Etten-Leur. Op zijn verzoek is hij bij een tankstation in de buurt van de woning van zijn ouders afgezet. Hij kreeg € 200 van [medeverdachte 1] .
In een nadere verklaring (pg. 1200 e.v.) heeft [aangever 6] verklaard dat één van de andere jongens die in de auto zat, [verdachte] was. Hij was er de hele tijd bij en heeft, nadat [aangever 6] een telefoonabonnement had afgesloten, een aantal keer het tasje waarin de telefoon met toebehoren zat, van [aangever 6] afgepakt en aan [medeverdachte 1] gegeven, die het vervolgens in de kofferbak van zijn auto legde.
[medeverdachte 2] heeft bevestigd dat hij met [aangever 6] is meegelopen toen [aangever 6] telefoonabonnementen heeft afgesloten. Hij hield [medeverdachte 1] op de hoogte van de ontwikkelingen tijdens het afsluiten van de abonnementen. [medeverdachte 1] rukte een van de mobiele telefoons uit de handen van [aangever 6] . Ook heeft [medeverdachte 2] verklaard dat [verdachte] daarbij aanwezig was. [medeverdachte 2] moest steeds aan [verdachte] doorgeven hoe ver [aangever 6] was met het afsluiten van een abonnement.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 6] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 6 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van een dag, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 6] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [medeverdachte 1] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [medeverdachte 1] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 6] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 6] door bedreiging met geweld. Uit de door [aangever 6] afgelegde verklaring volgt dat [medeverdachte 1] heeft gedreigd [aangever 6] wat aan te doen en dat het niet goed met hem zou aflopen als hij geen telefoonabonnementen zou afsluiten. Daarbij heeft hij tevens een gummiknuppel vastgehouden en daarmee in zijn eigen hand geslagen. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de medeverdachte [medeverdachte 1] , waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 6] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend. Het hof is van oordeel dat met betrekking tot het afsluiten van de vijf telefoonabonnementen die plaats vonden nadat de bedreiging had plaats gevonden waarbij [medeverdachte 1] een knuppel in zijn handen had genomen er sprake is geweest van strafbare afpersing.
Het hof stelt vast dat [verdachte] bij de gedurende de hele dag voortdurende afpersing aanwezig is geweest en aldus heeft bijgedragen aan het creëren van een numeriek overwicht. Ook heeft hij een aantal malen de mobiele telefoon die behoorde bij het door [aangever 6] afgesloten abonnement van [aangever 6] afgepakt en aan [medeverdachte 1] gegeven. Daarnaast moest [medeverdachte 2] , die ook in of nabij de telefoonwinkel aanwezig was bij het afsluiten van één van die abonnementen door [aangever 6] , aan [verdachte] doorgeven hoe ver [aangever 6] was met het afsluiten van het abonnement. [verdachte] was ook aanwezig toen [aangever 6] door [medeverdachte 1] werd bedreigd met geweld. Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat [verdachte] een materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan de afpersing van [aangever 6] door aanwezig te zijn bij de uitvoering van de, gedurende de hele dag voortdurende, afpersing van [aangever 6] . Gedurende die dag heeft [verdachte] zich bovendien op geen enkel moment teruggetrokken, zelfs niet toen [medeverdachte 1] [aangever 6] dreigde iets aan te doen. Dat hij zelf geen bedreigingen heeft geuit doet daaraan dan ook niet af. Het hof is van oordeel dat voldoende bewijs aanwezig is voor een bewezenverklaring van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 6] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 7] (incident 10)
[aangever 7] heeft verklaard (pg. 1208 e.v.) dat hij op 19 juni 2013 werd gebeld door [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte, [verdachte] ) met de vraag of hij geld wilde verdienen en daarvoor naar het Erasmusplein kon komen. [aangever 7] ging naar het betreffende plein en stapte daar in een driedeurs auto. De bestuurder (naar uit de verklaring van [verdachte] blijkt: medeverdachte [medeverdachte 1] ) begon te rijden en vertelde [aangever 7] dat hij telefoonabonnementen moest afsluiten. Toen [aangever 7] vertelde dat hij dat niet wilde zei de bestuurder dat [aangever 7] dan een schuld bij hem zou hebben van € 600, omdat de bestuurder al had betaald om bij het afsluiten van die abonnementen gebruik te mogen maken van bepaalde adressen. Als [aangever 7] geen abonnementen zou afsluiten, zou de bestuurder het geld bij hem thuis komen halen. Ook zag [aangever 7] een knuppel in de auto liggen; hij was bang dat hem daarmee iets zou worden aangedaan. [aangever 7] voelde zich geïntimideerd.
[aangever 7] ging met [verdachte] naar een [winkel B] -winkel om een abonnement af te sluiten. Nadat [aangever 7] een abonnement had afgesloten moest [aangever 7] het tasje van de telefoonwinkel aan de bestuurder geven. De bestuurder reed daarna naar een parkeerplaats toe waar een jongen, [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte 2] ) instapte. Die jongen liep met [aangever 7] mee naar een winkel van [winkel C] waar [aangever 7] een abonnement afsloot; de jongen bleef buiten wachten. Daarna moest [aangever 7] nog een abonnement afsluiten bij [winkel D] . [verdachte] liep met [aangever 7] mee en [aangever 7] sloot nog een abonnement af.
Daarna moest [aangever 7] nog naar een winkel van de [winkel E] . [verdachte] liep met [aangever 7] mee, maar bleef op een afstand van de winkel wachten. [aangever 7] is toen niet naar binnen gegaan maar naar huis gerend. [aangever 7] ging weg omdat [verdachte] hem op dat moment een beetje ‘losliet’ (pg. 1220).
[verdachte] heeft bevestigd dat hij met [aangever 7] is meegelopen naar de telefoonwinkel en dat hij zich kan voorstellen dat [aangever 7] zich onder druk gezet voelde toen hij in de driedeursauto zat en nergens naartoe kon.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 7] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 3 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van 1 dag, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 7] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [medeverdachte 1] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [medeverdachte 1] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 7] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 7] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 7] afgelegde verklaring volgt dat de bestuurder van de auto (naar later bleek: [medeverdachte 1] ) [aangever 7] heeft bedreigd met geweld door te zeggen dat [aangever 7] , als hij niet zou meewerken, een schuld bij hem zou hebben die [medeverdachte 1] bij [aangever 7] thuis zou komen ophalen. Ook was er een gummiknuppel in de auto aanwezig, waardoor [aangever 7] bang was. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de medeverdachte [medeverdachte 1] , waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 7] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] op 19 juni 2013 [aangever 7] heeft benaderd met de vraag of hij geld wilde verdienen; daarmee is hij aan te merken als initiator. [verdachte] was daarnaast aanwezig bij de door [medeverdachte 1] in de auto geuite bedreigingen en het afsluiten van de abonnementen door [aangever 7] . Met zijn voortdurende aanwezigheid heeft [verdachte] bijgedragen aan het creëren van een numeriek overwicht. Op enig moment (later die dag) liep [verdachte] met [aangever 7] naar de telefoonwinkel; [aangever 7] rende weg op het moment dat [verdachte] hem een beetje ‘los liet’. Die verklaring bevestigt naar het oordeel van het hof derhalve dat de aanwezigheid van een derde nabij of in de telefoonwinkel een zodanige druk met zich bracht dat [aangever 7] niet weg durfde te gaan. Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat [verdachte] niet alleen een intellectuele bijdrage heeft geleverd aan het feit door [aangever 7] te benaderen, maar ook een materiële bijdrage van voldoende gewicht door voortdurend aanwezig te zijn bij de afpersing van [aangever 7] en bij het afsluiten van de abonnementen. Gedurende die dag heeft [verdachte] zich bovendien op geen enkel moment teruggetrokken. Dat hij zelf geen bedreigingen heeft geuit doet daaraan dan ook niet af. Het hof is van oordeel dat voldoende bewijs aanwezig is voor een bewezenverklaring van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 7] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 8] (incident 13)
Uit de aangifte van [aangever 8] volgt dat hij op 18 juni 2013 [verdachte] tegenkwam toen deze met een andere jongen in een auto zat. [verdachte] vroeg of [aangever 8] meeging; [aangever 8] had niks te doen en ging mee. De bestuurder, naar later bleek: [medeverdachte 1] , reed als een bezetene naar Rotterdam. In Rotterdam stapte [verdachte] uit en begon [medeverdachte 1] tegen [aangever 8] te schreeuwen totdat [aangever 8] zei dat [medeverdachte 1] maar moest zeggen wat hij moest doen. [medeverdachte 1] reed naar Breda en legde uit wat [aangever 8] moest doen. Hij bleef ook tegen [aangever 8] schreeuwen. In Breda heeft [aangever 8] 5 of 6 abonnementen afgesloten en de telefoons aan [medeverdachte 1] gegeven. Daarna heeft hij ook in Tilburg nog 3 abonnementen afgesloten en de telefoons aan [medeverdachte 1] gegeven. De volgende dag moest [aangever 8] opnieuw in de auto van [medeverdachte 1] stappen en heeft hij in Roosendaal abonnementen afgesloten. [aangever 8] heeft in totaal 9 abonnementen afgesloten. Tegenover de rechter-commissaris heeft [aangever 8] verklaard dat [medeverdachte 1] erg hard reed, dat [verdachte] aanwezig was en dat hij een paar keer mee naar binnen ging bij de telefoonwinkels en ook soms buiten bleef staan. [verdachte] zei wat [aangever 8] in de winkel moest zeggen. [aangever 8] was erg bang voor [medeverdachte 1] en door hem geïntimideerd. Hij zag in de kofferbak van de auto ook een wapenstok liggen.
[verdachte] heeft de verklaringen van [aangever 8] bevestigd. Hij heeft verklaard dat hij hem heeft benaderd, dat [medeverdachte 1] extreem boos tegen [aangever 8] deed en dat sprake was van volledige dwang bij [aangever 8] doordat [medeverdachte 1] zo tegen [aangever 8] schreeuwde en hem bedreigde en door te zeggen dat hij hem zou pakken.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 8] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 9 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van 2 dagen, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 8] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [medeverdachte 1] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [medeverdachte 1] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, met bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 8] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 8] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 8] afgelegde verklaringen volgt dat [medeverdachte 1] heeft gedreigd [aangever 8] te pakken. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de medeverdachte [medeverdachte 1] , waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 8] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] [aangever 8] heeft benaderd met als enige reden dat hij onder dwang telefoonabonnementen zou afsluiten; daarmee is hij aan te merken als initiator. [verdachte] was daarnaast aanwezig bij de door [medeverdachte 1] in de auto geuite bedreigingen en het afsluiten van een aantal abonnementen door [aangever 8] . Met zijn voortdurende aanwezigheid heeft [verdachte] bijgedragen aan het creëren van een numeriek overwicht.
Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat [verdachte] niet alleen een intellectuele bijdrage heeft geleverd aan het feit door [aangever 8] te benaderen, maar ook een materiële bijdrage van voldoende gewicht door voortdurend aanwezig te zijn bij de afpersing van [aangever 8] en bij het afsluiten van een aantal abonnementen. Gedurende de 2 dagen heeft [verdachte] zich bovendien op geen enkel moment teruggetrokken. Dat hij zelf geen bedreigingen heeft geuit doet daaraan dan ook niet af. Het hof is van oordeel dat voldoende bewijs aanwezig is voor een bewezenverklaring van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 8] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 9] (incident 14)
Uit de aangifte van [aangever 9] volgt dat hij door [betrokkene 2] is benaderd met de vraag of hij geld wilde verdienen. [aangever 9] heeft eenmaal met [verdachte] gesproken. Tegenover de rechter-commissaris heeft [aangever 9] verklaard dat hij eenmaal een telefoon aan [verdachte] heeft gegeven. Het hof is van oordeel dat uit deze verklaringen onvoldoende naar voren komt of [verdachte] voortdurend aanwezig was bij het afsluiten van de abonnementen dan wel anderszins handelingen heeft verricht die enige bewezenverklaring rechtvaardigen. Bij deze stand van zaken zal het hof [verdachte] vrijspreken voor zover het aangever [aangever 9] betreft.
Aangever [aangever 2] (incident 16)
[aangever 2] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij lijdt aan ADHD en onzeker is. Hij weet soms, als hij iets moet doen, niet of het goed of slecht is wat hij doet. Ene [betrokkene 1] had [aangever 2] benaderd met de vraag of hij geld wilde verdienen. Ze spraken af in de straat van de [winkel F] . Daar stond een man met wat jongens. Die man was, naar later bleek: [medeverdachte 1] . [aangever 2] moest in de auto van [medeverdachte 1] stappen en daar legde [medeverdachte 1] uit hoe je telefoonabonnementen met een ID-kaart, bankpas en een vals adres kon afsluiten waarvoor je niet zou hoeven te betalen. De automatische incasso moest na het afsluiten van het abonnement worden geblokkeerd. [aangever 2] zei dat dit voor hem niet hoefde, waarna [medeverdachte 1] erg boos werd en zijn stem ging verheffen. [aangever 2] voelde zich geïntimideerd, mede door de aanwezigheid van de andere jongens die erbij waren. Toen [aangever 2] nogmaals zei niet te willen meewerken, flipte [medeverdachte 1] . Hij begon te schreeuwen en pakte een gummiknuppel.
Tijdens de autorit legde [medeverdachte 1] uit wat [aangever 2] moest doen. [aangever 2] sloot op 14 of 15 juni 2013 een abonnement af in de [winkelcentrum] en op 18 en 19 juni 2103 in totaal nog eens 8 abonnementen bij diverse winkels in Breda.
[verdachte] heeft verklaard (pg. 607) dat hij bij [aangever 2] was ‘toen hij die abo’s deed’. Het hof leidt daarnaast ook uit de verklaring die [aangever 2] tegenover de rechter-commissaris heeft afgelegd af dat [verdachte] aanwezig was als [aangever 2] abonnementen afsloot nu hij aldaar heeft verklaard: ‘Als wij telefoonabonnementen gingen afsluiten hoorde je [verdachte] altijd mensen bellen en vragen of ze het kwamen doen’.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 2] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 9 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van 3 dagen, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 2] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [medeverdachte 1] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [medeverdachte 1] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 2] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 2] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 2] afgelegde verklaring volgt dat [medeverdachte 1] erg boos werd toen [aangever 2] in eerste instantie zei geen abonnementen te willen afsluiten. Hij pakte daarbij tevens zijn gummiknuppel. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de medeverdachte [medeverdachte 1] , waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 2] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] heeft verklaard dat hij gedurende de afpersing van [aangever 2] aanwezig was en aldus heeft bijgedragen aan het creëren van een numeriek overwicht. Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat [verdachte] een materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan de afpersing van [aangever 2] door aanwezig te zijn bij de uitvoering van de voortdurende afpersing van [aangever 2] . Gedurende die drie dagen heeft [verdachte] zich bovendien op geen enkel moment teruggetrokken. Dat hij zelf geen bedreigingen heeft geuit doet daaraan dan ook niet af. Het hof is van oordeel dat voldoende bewijs aanwezig is voor een bewezenverklaring van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 2] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 10] (incident 17)
[aangever 10] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij [medeverdachte 1] eind juni, begin juli 2013 voor het eerste heeft ontmoet. Hij zag [medeverdachte 1] vaker geweld gebruiken tegen personen die hij tegenkwam of die iets deden dat hem niet zinde. Op enig moment heeft [medeverdachte 1] hem gevraagd of hij geld wilde verdienen; [aangever 10] kocht een auto van [medeverdachte 1] en kon een deel van die auto kopen door het afsluiten van telefoonabonnementen. [medeverdachte 1] kwam in een auto met [verdachte] en nog twee andere jongens. [aangever 10] moest instappen van [medeverdachte 1] en ook [verdachte] knikte dat [aangever 10] moest instappen. [aangever 10] was behoorlijk bang. [medeverdachte 1] ging steeds harder praten. Onderweg naar Tilburg legde [medeverdachte 1] uit wat [aangever 10] moest doen.
In Tilburg liep [verdachte] met [aangever 10] mee naar de telefoonwinkel; hij bleef buiten wachten tot [aangever 10] klaar was en pakte toen het tasje van [aangever 10] . Daarna gingen ze naar 2 andere telefoonwinkels. [verdachte] zei dat [aangever 10] die dag 10 abonnementen moest afsluiten. [aangever 10] was bang dat [medeverdachte 1] boos zou worden als hij zou stoppen vanwege de angst die hij hem al die tijd al had ingeboezemd. Uiteindelijk heeft [aangever 10] nog meer abonnementen afgesloten in Prinsenbeek en Tilburg. In totaal ging het om 6 abonnementen. [verdachte] gaf alle telefoons en simkaarten aan [medeverdachte 1] .
Tegenover de rechter-commissaris heeft [aangever 10] verklaard dat hij een stok heeft gezien die je uitschuift, zwart van kleur en met een ijzeren kopje aan de bovenkant.
[verdachte] heeft verklaard dat hij in Tilburg met [aangever 10] is meegelopen toen [aangever 10] telefoonabonnementen afsloot. [aangever 10] heeft een paar keer gezegd dat hij dat niet wilde maar [medeverdachte 1] zei dan ‘gewoon doorgaan’. Volgens [verdachte] werd iedereen bedreigd.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 10] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 6 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van een dag, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 10] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden via [verdachte] ingenomen door [medeverdachte 1] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [medeverdachte 1] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 10] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 10] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 10] afgelegde verklaring volgt dat [medeverdachte 1] hem angst heeft ingeboezemd waardoor hij niet het niet durfde om geen telefoonabonnementen af te sluiten. Daar komt bij dat [aangever 10] een stok bij [medeverdachte 1] heeft gezien die uitschuift. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de medeverdachte [medeverdachte 1] , waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 10] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] gedurende de hele dag voortdurende afpersing aanwezig was en aldus heeft bijgedragen aan het creëren van een numeriek overwicht. Ook liep hij bij veel abonnementen mee toen [aangever 10] deze afsloot en pakte hij na dat afsluiten de telefoons en simkaarten af en gaf hij deze aan [medeverdachte 1] . [verdachte] was aanwezig toen [medeverdachte 1] zijn stem verhief en op [aangever 10] boos werd. Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat [verdachte] een materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan de afpersing van [aangever 10] door aanwezig te zijn bij de uitvoering van de, gedurende de hele dag voortdurende, afpersing van [aangever 10] . Gedurende die dag heeft [verdachte] zich bovendien op geen enkel moment teruggetrokken. Dat hij zelf geen bedreigingen heeft geuit doet daaraan dan ook niet af. Het hof is van oordeel dat voldoende bewijs aanwezig is voor een bewezenverklaring van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 10] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 11] (incident 18)
Uit de aangifte van [aangever 11] volgt dat hij onder dwang telefoonabonnementen heeft afgesloten. [medeverdachte 1] had tegen hem gezegd dat hij genoeg voorbeelden had van mensen die niet naar hem luisterden. [aangever 11] was meerdere keren echt bang. [aangever 11] is gestopt na het zesde abonnement; die abonnementen heeft hij afgesloten in een tijdsbestek van 3 dagen.
[aangever 11] heeft op 24 november 2014 tegenover de rechter-commissaris verklaard dat de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd voor het grootste deel op waarheid berust. Hij heeft een aantal namen van betrokkenen gewijzigd om die personen te beschermen. Waar hij heeft verklaard over “ [naam 1] ” heeft hij bedoeld “ [medeverdachte 2] ” (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] en waar hij heeft verklaard over “ [naam 2] ” heeft hij bedoeld “ [verdachte] ” (het hof begrijpt: [verdachte] ). Zonder [verdachte] en [medeverdachte 2] was [aangever 11] daar nooit geweest en had hij [medeverdachte 1] nooit ontmoet. Op 12 februari 2015 heeft [aangever 11] tegenover de rechter-commissaris verklaard dat [verdachte] via Facebook contact met hem had gezocht. De eerste keer dat zij hadden afgesproken was [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ) er al bij. [medeverdachte 2] kwam er ook nog bij voor ze naar de stad gingen. [medeverdachte 1] bleef in de auto wachten. [aangever 11] heeft abonnementen afgesloten en [medeverdachte 2] ging met hem mee om te kijken of het goed ging en of hij geen gekke dingen zou doen. [aangever 11] is in de auto gestapt en akkoord gegaan met het afsluiten van de abonnementen omdat hij [medeverdachte 2] en [verdachte] kende en hen vertrouwde.
[aangever 11] is niet direct bedreigd, maar wel indirect. [medeverdachte 1] vertelde verhalen en [aangever 11] had naar aanleiding van die verhalen wel bedacht dat hij moest doen wat hem opgedragen werd, zodat er geen reden was om iets tegen [aangever 11] te doen.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat geen reden bestaat om aan de door [aangever 11] afgelegde verklaringen te twijfelen. Uit het samenstel van de door hem afgelegde verklaringen blijkt dat hij onder bedreiging met geweld meerdere abonnementen heeft moeten afsluiten, waarbij [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] steeds aanwezig waren. De enkele omstandigheid dat [aangever 11] in zijn aangifte niet de echte namen van de daders heeft genoemd, maar die later tegenover de rechter-commissaris heeft genoemd, doet daaraan niet af.
Daar komt bij dat ook [medeverdachte 2] (pg. 744) heeft verklaard dat hij aanwezig was toen [aangever 11] abonnementen afsloot en dat [verdachte] heeft verklaard (pg. 613) dat de dwang jegens [aangever 11] bestond uit dreigementen; [medeverdachte 1] zei dat hij voor de valse adressen had betaald en dat [aangever 11] een probleem had met [medeverdachte 1] als hij niet zou meewerken.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 11] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 6 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van 3 dagen, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 11] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [medeverdachte 1] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [medeverdachte 1] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 11] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 11] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 11] afgelegde verklaringen volgt dat [aangever 11] door [medeverdachte 1] werd bedreigd met het plegen van geweld, nu hem verhalen werden verteld over mensen die niet naar [medeverdachte 1] hadden geluisterd. [aangever 11] werd daardoor bang. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de medeverdachte [medeverdachte 1] , waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 11] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat uit de verklaring van [aangever 11] volgt dat de aanwezigheid van [medeverdachte 2] en [verdachte] maakte dat [aangever 11] abonnementen heeft afgesloten en dat [medeverdachte 2] met hem meeliep toen hij abonnementen afsloot. [verdachte] heeft aldus bijgedragen aan het creëren van een numeriek overwicht. Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat [verdachte] een materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan de afpersing van [aangever 11] door aanwezig te zijn bij de uitvoering van die afpersing en de door [medeverdachte 1] vertelde verhalen over mensen die kennelijk wat was aangedaan omdat ze niet naar [medeverdachte 1] luisteren stilzwijgend te bevestigen. Het is immers daardoor dat [aangever 11] bedacht dat hij het beste maar kon doen wat zij zeiden, zodat er geen reden was om hem iets aan te doen. Gedurende die drie dagen heeft [verdachte] zich bovendien op geen enkel moment teruggetrokken, zelfs niet toen [medeverdachte 1] genoemde verhalen vertelde. Dat hij zelf geen bedreigingen heeft geuit doet daaraan dan ook niet af. Het hof is van oordeel dat voldoende bewijs aanwezig is voor een bewezenverklaring van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 11] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangeefster [aangever 3] (incident 19)
[aangever 3] heeft in haar aangifte verklaard dat zij onder dwang telefoonabonnementen moest afsluiten bij diverse telefoonwinkels op 20 en 21 juni 2013. Een vriendin van haar was in contact gekomen met de vriendin van [verdachte] . Haar was gevraagd of zij op een legale manier geld wilde verdienen. [aangever 3] stapte met haar vriendin [betrokkene 3] bij [verdachte] en [medeverdachte 1] in de auto. Door [verdachte] en [medeverdachte 1] is gezegd wat zij moesten doen. [betrokkene 3] moest telefoonabonnementen afsluiten op haar naam maar op een ander adres. [betrokkene 3] kon echter geen abonnementen afsluiten omdat zij een BKR-registratie had. [medeverdachte 1] werd erg boos en begon midden in de stad te schreeuwen. Hij zei dat [aangever 3] het dan maar moest doen en pakte haar vast op haar borst aan haar kleding. [medeverdachte 1] zei dat hij wist waar [aangever 3] woonde. [aangever 3] was bang en besloot daarom te doen wat [medeverdachte 1] zei. [medeverdachte 1] heeft ook tegen haar gezegd dat zij toch niet wilde dat haar moeder iets zou overkomen. [medeverdachte 1] riep veel en [aangever 3] was bang dat [medeverdachte 1] zijn dreigementen zou waarmaken.
[verdachte] zei tegen [aangever 3] dat zijn vader ergens werkte en van iedereen de adressen kon zien. [aangever 3] heeft in meerdere plaatsen abonnementen afgesloten, 8 in totaal. [verdachte] was er vaak bij.
De verklaring van [aangever 3] vindt bevestiging in een afgeluisterd telefoongesprek op 8 juli 2013 tussen [aangever 3] en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] bedreigt [aangever 3] tijdens dat gesprek door te zeggen: “Als je van gezondheid van je moeder vader hou, speel met deze Turk geen spelletjes, want je gaat echt spijt krijgen hoor….”
Bovendien heeft [verdachte] verklaard dat het juist is dat hij aan [betrokkene 3] had gevraagd of zij abonnementen wilde afsluiten en dat [aangever 3] toen mee kwam. Ook heeft hij verklaard dat hij met een andere jongen heeft uitgelegd hoe ze te werk moesten gaan, dat [medeverdachte 1] er die dag bij was, dat het bij [betrokkene 3] niet lukte om abonnementen af te sluiten en dat [aangever 3] toen abonnementen heeft afgesloten.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 3] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 8 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van 2 dagen, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 3] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [medeverdachte 1] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [medeverdachte 1] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 3] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 3] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 3] afgelegde verklaring volgt dat zij door [medeverdachte 1] werd bedreigd met het plegen van geweld door tegen haar te schreeuwen en door te dreigen dat haar moeder iets zou overkomen en te zeggen dat [medeverdachte 1] haar adres had. [aangever 3] werd daardoor bang. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de medeverdachte [medeverdachte 1] , waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 3] opleveren, nu daardoor bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens haar geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat uit de verklaring van [aangever 3] volgt dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] , [aangever 3] en [betrokkene 3] in de auto naar de stad ging. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren in de nabijheid op het moment dat [aangever 3] abonnementen heeft afgesloten. [verdachte] heeft aldus bijgedragen aan het creëren van een numeriek overwicht. Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat [verdachte] een materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan de afpersing van [aangever 3] door aanwezig te zijn bij de uitvoering van die afpersing. [verdachte] heeft zich bovendien op geen enkel moment teruggetrokken, zelfs niet toen [medeverdachte 1] erg boos werd op [aangever 3] . Dat hij zelf geen bedreigingen heeft geuit doet daaraan dan ook niet af.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep leidt het hof voorts het volgende af.
De modus operandi van de afpersing door bedreiging met geweld van [aangever 3] komt op essentiële punten overeen met de modus operandi van de afpersing door bedreiging met geweld van [aangever 5] , [aangever 1] en [aangever 8] .
Verdachte heeft in de zaken [aangever 5] en [aangever 1] indirect via een tussenpersoon het slachtoffer benaderd met de vraag of hij telefoonabonnementen wilde afsluiten. Het hof wijst verder op de specifieke combinatie van het laten instappen in de auto van verdachte, het dreigen (in het geval van [aangever 3] en [aangever 5] om de ouders/moeder van aangever iets aan te doen), het hard schreeuwen door verdachte ( [aangever 3] en [aangever 8] ), het door aangevers laten gebruiken van een vals adres en de aanwezigheid van andere(n) in de auto. In alle genoemde zaken is blijkens de verklaringen van de slachtoffers de verdachte degene van wie nadrukkelijk de dreiging uitgaat en waar uiteindelijk de telefoons moeten worden afgegeven. Het hof acht op grond van het hiervoor genoemde de modus operandi van de afpersing door bedreiging met geweld in de zaak van [aangever 3] op essentiële punten overeenkomen met de modus operandi in de zaak van [aangever 5] , [aangever 1] en [aangever 8] Dit alles in onderling verband en nauwe samenhang bezien, acht het hof bewezen dat verdachte ook het medeplegen van de afpersing door bedreiging met geweld in de zaak van aangever [aangever 3] heeft begaan.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 3] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Ten aanzien van parketnummer 02-665559-14
Aangeefster [aangever 12] (incident 22)
[aangever 12] heeft verklaard dat haar op 25 juni 2013 door een bekende werd gevraagd of ze geld wilde verdienen. Op die manier kwam ze in contact met [medeverdachte 1] en [verdachte] . [verdachte] zei dat ze maar moest instappen en dat ze dan te horen zou krijgen hoe ze verder moest gaan.
Ze stapte in de auto van [medeverdachte 1] en hoorde daar van [medeverdachte 1] dat ze naar Roosendaal, Tilburg en Rotterdam zouden rijden om telefoonabonnenten af te sluiten op haar eigen naam. Zij zou daarbij een vals adres moeten gebruiken. De telefoons die zij bij de abonnementen ontving moest zij aan [medeverdachte 1] geven. Na het afsluiten van het abonnement zouden ze langs de bank rijden om een blokkade op de pinpas te zetten.
[aangever 12] wilde daar niet aan meewerken. Op het moment dat zij wilde uitstappen, werd de deur op slot gedaan en kon ze niet uit de auto. [medeverdachte 1] zei toen: “Voordat jij vertrekt, wil ik je even mee geven, doordat je niet heb meegewerkt en omdat je wel weet waar ik mee bezig ben, zal ik je niet met rust laten voordat jij voor mij gaat werken. Als je niet meewerkt, zorg ik dat je niet thuis komt…Het is geen bedreiging. Het is voor je eigen bestwil. Anders zal ik vertellen dat jij een medeplichtige bent. Ik zal dan alle schulden van de telefoons op jou zetten of je niet met rust laten thuis. Doe je hier aan mee, ja of nee?” [aangever 12] zei daarna “ja” omdat ze angstig en woedend was.
Toen ze naar Tilburg reden hield [verdachte] in de gaten of alles wel ging zoals bedoeld was. Daarna reden ze nog naar Roosendaal, Breda en Rotterdam. [verdachte] was daarbij steeds in de buurt. [aangever 12] heeft 6 abonnementen afgesloten.
Door aangeefster en [medeverdachte 1] gevoerde telefoongesprekken zijn afgeluisterd. Op 25 en 26 juni 2013 spreken zij over providers en het afsluiten van abonnementen. [medeverdachte 1] heeft bevestigd dat die gesprekken gaan over het afsluiten van abonnementen door [aangever 12] .
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 12] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 6 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van een dag, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 12] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [medeverdachte 1] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [medeverdachte 1] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 12] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 12] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 12] afgelegde verklaring volgt dat [aangever 12] door [medeverdachte 1] werd bedreigd met het plegen van geweld. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de medeverdachte [medeverdachte 1] , waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 12] opleveren, nu daardoor bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens haar geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] gedurende de hele dag voortdurende afpersing aanwezig was en heeft aldus bijgedragen aan het creëren van een numeriek overwicht. [verdachte] hield alles in de gaten en was ook aanwezig bij de door [medeverdachte 1] geuite bedreigingen. Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat [verdachte] materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan de afpersing van [aangever 12] door aanwezig te zijn bij de uitvoering van de, gedurende de hele dag voortdurende, afpersing van [aangever 12] . Gedurende die dag heeft [verdachte] zich bovendien op geen enkel moment teruggetrokken, zelfs niet toen [medeverdachte 1] [aangever 12] bedreigde. Dat hij zelf geen bedreigingen heeft geuit doet daaraan dan ook niet af. Het hof is van oordeel dat voldoende bewijs aanwezig is voor een bewezenverklaring van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 12] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Aangever [aangever 13] (incident 23)
[aangever 13] heeft verklaard dat hij in juli 2013 werd benaderd door [verdachte] met de vraag of hij geld wilde verdienen. Op 3 juli 2013 heeft hij [verdachte] ontmoet. Naast hem zat een Turkse man, naar later bleek: [medeverdachte 1] . [aangever 13] ging op verzoek van [verdachte] achterin de auto zitten. [medeverdachte 1] zei dat [aangever 13] geld kon verdienen door telefoonabonnementen af te sluiten en bij het afsluiten van die abonnementen een vals adres op te geven. Toen [aangever 13] zei dat hij dat niet wilde reed [medeverdachte 1] plotseling weg met de auto. [medeverdachte 1] zei toen: “Nu moet je wel meewerken want anders komen we je opzoeken en heb je een groot probleem.” [medeverdachte 1] zei bovendien dat hij eerder iemand zijn kleren uit had laten trekken omdat hij niet had gedaan wat [medeverdachte 1] hem had gezegd. [aangever 13] voelde zich bedreigd. Hij voelde zich onder druk gezet en was bang. [aangever 13] liep daarom een [winkel B] -winkel bij winkelcentrum De [winkelcentrum] in en sloot 2 abonnementen af. Hij gaf daarbij een vals adres op. [medeverdachte 1] en [verdachte] hielden dat vanuit de auto in de gaten zodat hij er niet vandoor kon gaan. [medeverdachte 1] zei op dreigende toon dat [aangever 13] weer in de auto moest stappen. Daarna moest [aangever 13] nog een abonnement afsluiten bij een winkel van [winkel G] te Breda. [verdachte] stond buiten op hem te wachten. [aangever 13] moest de telefoon die bij het door he afgesloten abonnement hoorde direct aan [verdachte] geven. Daarna moest [aangever 13] nog naar de [winkel H] en [winkel D] van [verdachte] . Daar heeft [aangever 13] ook abonnementen afgesloten. [aangever 13] sloot in totaal 5 abonnementen af.
Bij de rechter-commissaris heeft [aangever 13] nog verklaard dat [medeverdachte 1] hem heeft bedreigd toen ze wegreden. Hij zei daarbij: “Als je het niet doet komen wij je opzoeken.”
In het onder [medeverdachte 1] inbeslaggenomen notitieboekje is bij de naam van [aangever 13] genoteerd dat [aangever 13] (“ [Bijnaam aangever 13] ” of “ [Bijnaam aangever 13] ”) 5 abonnementen heeft afgesloten; achter zijn naam staan 5 kruisjes. Uit het omtrent dit notitieboekje opgemaakte proces-verbaal van bevindingen komt naar voren dat – in het algemeen – het aantal kruisjes achter een bepaalde naam het aantal afgesloten telefoonabonnementen inhoudt (proces-verbaal van bevindingen pg. 456 – 497). ‘ [Bijnaam aangever 13] ’ en [medeverdachte 1] spreken in een telefoongesprek op 4 juli 2013 over het afsluiten van telefoonwinkels waar [Bijnaam aangever 13] volgens [medeverdachte 1] naartoe zou moeten gaan. Uit dit telefoongesprek wordt duidelijk dat met [Bijnaam aangever 13] aangever [aangever 13] wordt bedoeld.
Het hof is van oordeel dat er in het bijzonder gelet op de aard en de duur van de tewerkstelling – voor zover daarvan al kan worden gesproken –, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald, in dit geval geen sprake is van uitbuiting. De activiteiten van [aangever 13] zijn beperkt gebleven tot het afsluiten van 5 telefoonabonnementen binnen een tijdsbestek van een dag, terwijl van daadwerkelijke beperkingen in de vrijheid van [aangever 11] geen sprake is. De bij de afgesloten abonnementen behorende telefoons werden ingenomen door [medeverdachte 1] . Uit het dossier lijkt te volgen dat [medeverdachte 1] geld betaalde aan personen die nieuwe slachtoffers zouden regelen, maar het hof is van oordeel dat, bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, die enkele omstandigheid onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van mensenhandel. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat ook uit de overige omstandigheden niet valt af te leiden dat sprake is van uitbuiting.
Nu het afsluiten van abonnementen door [aangever 13] niet gebeurde onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, kan dat handelen niet worden bewezen als mensenhandel. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever 13] door bedreiging met geweld.
Uit de door [aangever 13] afgelegde verklaringen volgt dat [aangever 13] door [medeverdachte 1] werd bedreigd met het plegen van geweld. Het hof is van oordeel dat de in de bewezenverklaring omschreven gedragingen en uitlatingen van de medeverdachte [medeverdachte 1] , waarbij ook de context van het geval mede van betekenis is, bedreiging met geweld van [aangever 13] opleveren, nu daardoor bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat jegens hem geweld zou worden uitgeoefend.
Het hof stelt vast dat [verdachte] [aangever 13] heeft benaderd met als enige reden dat hij onder dwang telefoonabonnementen zou afsluiten; daarmee is hij aan te merken als initiator. [verdachte] was daarnaast aanwezig bij de door [medeverdachte 1] in de auto geuite bedreigingen en hield [aangever 13] in de gaten tijdens het afsluiten van een aantal abonnementen door [aangever 8] . Met zijn voortdurende aanwezigheid heeft [verdachte] bijgedragen aan het creëren van een numeriek overwicht. Ook heeft hij een bij een van de afgesloten abonnementen behorende telefoon van [aangever 13] afgepakt en aan [medeverdachte 1] gegeven.
Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat [verdachte] niet alleen een intellectuele bijdrage heeft geleverd aan het feit door [aangever 13] te benaderen, maar ook een materiële bijdrage van voldoende gewicht door voortdurend aanwezig te zijn bij de afpersing van [aangever 8] . Gedurende die dag waarop het feit werd gepleegd heeft [verdachte] zich bovendien op geen enkel moment teruggetrokken. Dat hij zelf geen bedreigingen heeft geuit doet daaraan dan ook niet af. Het hof is van oordeel dat voldoende bewijs aanwezig is voor een bewezenverklaring van medeplegen van afpersing.
Nu uit het voorgaande niet blijkt dat [aangever 13] door middel van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot afgifte van de bij de afgesloten abonnementen behorende mobiele telefoons wordt verdachte in zoverre vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-800800-13 en in de zaak met parketnummer
02-665559-14 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdediging heeft betoogd dat verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft verricht in een situatie van psychische overmacht. Verdachte heeft niet uit eigen beweging gehandeld. Ook uit de verklaringen van aangever en de ouders van verdachte volgt dat verdachte handelde onder dwang van [medeverdachte 1] en verdachte kon en behoefde aan die druk geen weerstand te bieden. Er was sprake van een voortdurende stresssituatie, waarbij verdachte geen mogelijkheden had om er tussentijds uit te stappen. Verdachte was al eens mishandeld door [medeverdachte 1] en verdachte was bang dat [medeverdachte 1] zijn familie iets zou aandoen als hij geen gehoor gaf aan zijn opdrachten. Het handelen van de verdachte voldeed aan het subsidiariteitsbeginsel. Van belang daarbij is dat de rol van verdachte zeer beperkt is gebleven en hij zag geen rol om minder ingrijpend te handelen dan hij heeft gedaan. Daarbij dient ook betrokken te worden dat verdachte destijds erg kwetsbaar was. Ook dat maakt dat hij geen weerstand kon en behoefde bieden aan de door [medeverdachte 1] uitgeoefende druk. Verdachte dient dan ook van alle rechtsvervolging te worden ontslagen.
Het hof stelt in dit verband voorop dat indien een beroep op psychische overmacht is gedaan, de rechter op grond van dat verweer zal moeten onderzoeken of de voorwaarden voor aanvaarding van psychische overmacht zijn vervuld. Die houden in dat sprake moet zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Deze drang moet acuut zijn en voor de dader onweerstaanbaar. Haar onweerstaanbaarheid moet worden afgeleid uit een combinatie van objectieve, situatieve factoren en meer subjectieve, individuele factoren.
Het hof is van oordeel dat uit het dossier weliswaar blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] bedreigingen heeft geuit in de richting van verdachte en dat hij verdachte onder druk heeft gezet om anderen te werven voor het afsluiten van telefoonabonnementen, maar het hof acht onvoldoende aannemelijk geworden dat die druk zodanig was dat de verdachte daartegen geen weerstand kon of behoefde te bieden. De ten laste gelegde handelingen zijn gepleegd gedurende een periode van 8 maanden, waarin verdachte telkens werd benaderd door [medeverdachte 1] die erop aandrong dat verdachte nieuwe slachtoffers benaderde om telefoonabonnementen te laten afsluiten, waarna de bij die abonnementen behorende telefoon telkens aan medeverdachte [medeverdachte 1] moest worden gegeven.
Gesteld noch gebleken is dat verdachte in die periode constant in de nabije omgeving van [medeverdachte 1] verbleef. Het hof is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de door [medeverdachte 1] uitgeoefende drang dusdanig acuut was dat verdachte op geen enkel moment hulp van een derde had kunnen inschakelen om daartegen weerstand te bieden. In dat verband is tevens relevant dat [verdachte] heeft verklaard (pg. 589) dat hij, [medeverdachte 2] en [betrokkene 2] in de ten laste gelegde periode op enig moment twee weken niks van zich hadden laten horen aan [medeverdachte 1] , waarbij zij steeds als [medeverdachte 1] belde zeiden dat ze bezig waren. Daaruit blijkt dat verdachte meerdere malen daadwerkelijk weerstand heeft geboden tegen de door [medeverdachte 1] uitgeoefende druk.
Naar het oordeel van het hof kunnen de geschetste feiten en omstandigheden een beroep op psychische overmacht door de verdachte niet rechtvaardigen en derhalve faalt het beroep op psychische overmacht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Door de verdediging is verzocht om toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht, gelet op de rapportage van dr. Veerman waarin verdachte wordt beschouwd als sterk verminderd toerekeningsvatbaar en gelet op de door de Reclassering waargenomen problematiek
Voorts is erop gewezen dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden en is verzocht een strafkorting toe te passen. Betoogd is bovendien dat verdachte op dit moment een stabiel leven leidt: hij heeft een Wajong-uitkering en werkt, hij woont samen met zijn vriendin met wie hij een zoontje heeft op een plek ver van zijn oude omgeving en is gestopt met roken. Verdachte is bereid een taakstraf uit te voeren. Eventuele ambulante hulpverlening die het hof hem oplegt zal hij accepteren, maar acht hij zelf op dit moment niet nodig.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van afpersing van 12 slachtoffers. Die slachtoffers zijn gedwongen om meerdere telefoonabonnementen af te sluiten en de bij dat abonnement behorende telefoon telkens af te geven. De slachtoffers zijn achtergebleven met hoge schulden van telefoonabonnementen die zij niet konden voldoen; evenmin konden zij de mobiele telefoon retourneren aan de betreffende providers omdat deze was afgepakt.
Over de persoon van de verdachte zijn meerdere rapportages opgesteld. In het psychologisch onderzoek pro justitia d.d. 2 april 2014 is geconcludeerd:
Betrokkene heeft een ziekelijke stoornis namelijk een aandachttekortstoornis met hyperactiviteit, gecombineerd type. Er is ook een gebrekkige ontwikkeling, namelijk een antisociale stoornis. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten speelde waarschijnlijk de oppositionele gedragsstoornis (ook een gebrekkige ontwikkeling), welke pas recent (bij de volwassenheid) doorgegroeid is naar een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Ten tijde van het ten laste gelegde domineerde volgens onderzoeker de oppositionele gedragsstoornis (ODD). Voor wat betreft de kans op recidive is gerapporteerd dat betrokkene niet goed met regels en structuur kan omgaan en dat te verwachten is dat zich problemen aandienen rond regels. De onderzoeker constateert dat van belang is dat betrokkene leert praten om problemen die hij ziet aankomen of waarin hij langzaam verstrikt raakt te kunnen bespreken in therapie. Betrokkene dient weerbaarder te worden gemaakt. Blowen vergroot de kans op recidive aldus onderzoeker.
Geadviseerd wordt verdachte bij de strafoplegging te beschouwen als sterk verminderd toerekeningsvatbaar. Ook is geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen.
Nadien, in het Aanvullend psychologisch onderzoek pro justitia d.d. 23 juni 2015, is eveneens geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen.
Daarnaast zijn meerdere reclasseringsadviezen opgesteld. Waar in het reclasseringsadvies d.d. 10 januari 2014 het recidiverisico werd ingeschat als gemiddeld, wordt in het meest recente reclasseringsadvies, gedateerd 21 februari 2018, gerapporteerd dat sinds 2014 veel is veranderd in het leven van verdachte waardoor het recidiverisico is gedaald van gemiddeld naar laag. Verdachte is een nieuw leven gestart in [woonplaats verdachte] met zijn vriendin en lijkt zich te storten op het vaderschap. Het contact met zijn ouders is hersteld. Deze factoren verlagen het recidiverisico. Volgens de reclassering staat verdachte inmiddels negatief tegenover klinische behandeling omdat hij hetgeen hij zelf heeft opgebouwd dan weer zal verliezen, hetgeen volgens rapporteur recidive verhogend kan werken. De reclassering adviseert wel begeleiding door de reclassering en behandeling door een forensische polikliniek. Verdachte staat daarvoor ook open volgens de reclassering. De reclassering heeft gerefereerd aan het oordeel dat eerder is gegeven ten aanzien van het toepassen van jeugdstrafrecht. Geadviseerd is verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met toezicht door de volwassenenreclassering. Ter terechtzitting van het hof van 23 februari 2018 heeft de verdachte verklaard dat in zijn persoonlijke omstandigheden geen verandering is gekomen nadat voornoemd reclasseringsadvies tot stand is gekomen. Voorts heeft hij verklaard dat hij nog steeds moeite heeft met autoriteit en eventueel open te staan voor ambulante behandeling, maar niet voor klinische behandeling.
Het hof zal, anders dan in de hierboven weergegeven rapporten wordt geadviseerd, het volwassenstrafrecht toepassen. De verdachte is thans 23 jaar; de ontwikkeling die hij op persoonlijk vlak heeft doorgemaakt sinds het ten laste gelegde noch de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan geven naar het oordeel van het hof aanleiding tot het toepassen van het jeugdstrafrecht.
Het hof stelt vast dat in 2014 bij verdachte een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens zijn geconstateerd. Deze zijn sindsdien onbehandeld gebleven. Hoewel verdachte er sinds 2014 in is geslaagd zijn leven zelfstandig op te bouwen en vorm te geven, lijkt uit zijn verklaring ter terechtzitting van het hof te volgen dat verdachte de gevolgen van de aanwezige ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling tot op heden ondervindt.
Het hof heeft daarin dan ook aanleiding gevonden om verdachte bij de strafoplegging te beschouwen als sterk verminderd toerekeningsvatbaar.
Het hof heeft ten voordele van de verdachte bij de strafoplegging daarnaast meegewogen dat het recidiverisico is gedaald naar laag ten gevolge van de door de verdachte doorgemaakte ontwikkeling die maakt dat hij een stabiel leven leidt en hij is gestopt met blowen.
Bij de straftoemeting is daarnaast ten voordele van de verdachte meegewogen dat uit het dossier naar voren komt dat de verdachte, vóór hij overging tot het werven van nieuwe slachtoffers, slachtoffer is geworden van [medeverdachte 1] en zelf ook onder druk van [medeverdachte 1] enkele abonnementen heeft afgesloten. Daarnaast blijkt uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 januari 2018 dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van het plegen van enig strafbaar feit.
Het hof is van oordeel dat de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dat is gepleegd met zich brengen dat niet kan worden volstaan met een
een andere of lichtere sanctie dan een gevangenisstraf. Het hof heeft in voornoemde omstandigheden echter aanleiding gezien om, conform de eis van de advocaat-generaal, te volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf die maakt dat de verdachte niet opnieuw in detentie zal raken. Het hof legt aan de verdachte een gevangenisstraf op van 320 dagen, waarvan 270 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal op die straf in mindering worden gebracht.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof zal, vanwege hetgeen hiervoor aan de orde kwam met betrekking tot de ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling waaraan verdachte lijdt, aan het voorwaardelijk deel van deze straf de bijzondere voorwaarden koppelen van reclasseringstoezicht en een meldplicht aldaar, alsook ambulante behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling.
Ten aanzien van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM blijkt uit het dossier het volgende:
- de feiten dateren van de periode van 1 mei 2013 tot en met 28 augustus 2013;
- verdachte is in verzekering gesteld op 29 augustus 2013, waarna de voorlopige hechtenis is geschorst op 18 oktober 2013 tot aan de uitspraak van de rechtbank;
- in eerste aanleg vonden terechtzittingen plaats op 14 februari 2014, op 25 juni 2015 en 9 juli 2015;
- het vonnis van de rechtbank dateert van 23 juli 2015;
- verdachte heeft hoger beroep ingesteld op 3 augustus 2015;
- het dossier is bij het hof binnengekomen op 17 december 2015;
- de eerste zitting in hoger beroep vond plaats op 3 juli 2017;
- de inhoudelijke behandeling in hoger beroep vond plaats op 23 en 26 februari 2018, waarna het onderzoek is gesloten op 5 maart 2018;
- het arrest van het hof zal worden gewezen op 19 maart 2018.
Het hof is van oordeel dat in eerste aanleg de redelijke termijn niet is overschreden, nu de berechting binnen twee jaar na de inverzekeringstelling van verdachte plaatsvond.
Tussen het instellen van het hoger beroep door de verdachte op 3 augustus 2015 en het wijzen van het arrest van het hof op 19 maart 2018, is echter een periode van 2 jaar en ruim 7 maanden verstreken. Het hof heeft daarin aanleiding gezien om naast voornoemde gevangenisstraf niet ook een taakstraf op te leggen, zoals de rechtbank wel heeft gedaan en zoals op zichzelf wel passend zou zijn.
Verweren ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen
De advocaat-generaal heeft naast (gedeeltelijke) toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, tevens de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair telkens hechtenis, gevorderd.
De verdediging heeft verzocht om de vorderingen van de benadeelde partijen af te wijzen gelet op de bepleite vrijspraak.
Voors is verzocht geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen wanneer (één of meer) vorderingen van de benadeelde partijen worden toegewezen, omdat dit, gelet op de financiële situatie van verdachte, er enkel in zou resulteren dat verdachte de vervangende hechtenis zou moeten uitzitten. Bovendien leidt de optelsom van de hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel ertoe dat de hechtenis het maximum van een jaar overschrijdt.
Ook is verzocht verdachte niet hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor door de benadeelde partijen geleden schade, nu al het voordeel naar [medeverdachte 1] is gegaan en de rol van [verdachte] zo beperkt was dat hoofdelijke toewijzing niet rechtvaardig is. De vorderingen dienen dan ook te worden afgewezen.
Het hof is, met de rechtbank, van oordeel dat het redelijk en billijk is om de materiële schade die de benadeelde partijen hebben geleden door het onder dwang afsluiten van telefoonabonnementen vast te stellen op € 500 per abonnement, tenzij een lager bedrag wordt gevorderd. Voor het overige zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering. Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering voor het overige een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade geldt dat het hof van oordeel is om deze in beginsel vast te stellen op € 300. Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering voor het overige een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade, het geen dit strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten gaat.
Het hof is echter van oordeel dat, anders dan de rechtbank, weliswaar is bewezen verklaard dat verdachte de benadeelde partijen (met uitzondering van [aangever 9] ) tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft afgeperst, maar genoegzaam is komen vast te staan dat de bij de door benadeelde partij afgesloten behorende telefoons door [medeverdachte 1] zijn ingenomen en enkel ten goede zijn gekomen aan hem. Het hof acht het om die reden billijk om te bepalen dat verdachte slechts aansprakelijk kan worden gehouden voor 10% van de door de rechtbank aan de benadeelde partij (op grond van de hiervoor genoemde uitgangspunten) toegewezen schadevergoeding.
In het voorgaande heeft het hof tevens aanleiding gevonden om verdachte niet hoofdelijk aansprakelijk te houden voor het toegewezen deel van de vorderingen van de benadeelde partijen en niet tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel over te gaan.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 7]
De benadeelde partij [aangever 7] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.750, ter zake van geleden materiële schade bestaande uit de kosten voor de door hem afgesloten abonnementen.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.500 (3 abonnementen x € 500 per abonnement).
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 7] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 150 materiële schade. Het hof is van oordeel dat verdachte de benadeelde partij tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft afgeperst, maar genoegzaam is komen vast te staan dat de bij de door benadeelde partij afgesloten behorende telefoons door [medeverdachte 1] zijn ingenomen en enkel ten goede zijn gekomen aan hem. Het hof acht het om die reden billijk om te bepalen dat verdachte slechts aansprakelijk kan worden gehouden voor 10% van de door de rechtbank aan de benadeelde partij toegewezen schadevergoeding. Het hof heeft in het voorgaande ook aanleiding gevonden verdachte niet hoofdelijk te veroordelen tot de bepaling van de door de benadeelde partij geleden schade en geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 9]
De benadeelde partij [aangever 9] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.139,74 ter zake van geleden materiële schade bestaande uit de kosten voor de door hem afgesloten telefoonabonnementen. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [aangever 9] in de vordering niet worden ontvangen.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 8]
De benadeelde partij [aangever 8] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.041,05 ter zake van geleden materiële schade bestaande uit de kosten voor de door hem afgesloten telefoonabonnementen. Daarnaast is vergoeding gevorderd voor gemaakte kosten rechtsbijstand ad € 322. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen. De tekst van het vonnis vermeldt dat de vordering vermeerderd dient te worden met de wettelijke rente, maar het dictum vermeldt dit niet terwijl ook op het voegingsformulier van de benadeelde partij niet is vermeld dat wettelijke rente wordt gevorderd. De wettelijke rente is daarmee niet aan de orde naar het oordeel van het hof.
De benadeelde partij heeft zich in de zaak tegen verdachte niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 8] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 104,11. Het hof is van oordeel dat verdachte de benadeelde partij tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft afgeperst, maar genoegzaam is komen vast te staan dat de bij de door benadeelde partij afgesloten behorende telefoons door [medeverdachte 1] zijn ingenomen en enkel ten goede zijn gekomen aan hem. Het hof acht het om die reden billijk om te bepalen dat verdachte slechts aansprakelijk kan worden gehouden voor 10% van de door de rechtbank aan de benadeelde partij toegewezen schadevergoeding. Het hof heeft in het voorgaande ook aanleiding gevonden verdachte niet hoofdelijk te veroordelen tot de bepaling van de door de benadeelde partij geleden schade en geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 11]
De benadeelde partij [aangever 11] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.688,51, ter zake van geleden materiële schade bestaande uit kosten voor de door hem afgesloten abonnementen. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.000 (6 abonnementen x € 500 per abonnement).
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 11] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 300.
Het hof is van oordeel dat verdachte de benadeelde partij tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft afgeperst, maar genoegzaam is komen vast te staan dat de bij de door benadeelde partij afgesloten behorende telefoons door [medeverdachte 1] zijn ingenomen en enkel ten goede zijn gekomen aan hem. Het hof acht het om die reden billijk om te bepalen dat verdachte slechts aansprakelijk kan worden gehouden voor 10% van de door de rechtbank aan de benadeelde partij toegewezen schadevergoeding. Het hof heeft in het voorgaande ook aanleiding gevonden verdachte niet hoofdelijk te veroordelen tot de bepaling van de door de benadeelde partij geleden schade en geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 6]
De benadeelde partij [aangever 6] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.990, ter zake van geleden materiële schade, bestaande uit € 3.983,95 aan kosten voor door hem afgesloten abonnementen en
€ 6,05 aan thuiskopie heffing van [winkel C] . Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.506,05 (7 abonnementen x € 500 per abonnement en
€ 6,05 thuiskopie heffing).
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep in de zaak tegen de verdachte opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 6] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 200,61. Zoals hiervoor overwogen is het hof van oordeel dat uit de aangifte volgt dat de benadeelde partij 6 abonnementen afsloot, maar dat bij afsluiten van 5 abonnementen sprake was van bedreiging met geweld. In de vordering heeft de benadeelde partij echter slechts ten aanzien van 4 abonnementen schadevergoeding gevorderd. Gelet daarop zal het hof de door de benadeelde partij geleden schade begroten op een bedrag van € 200,61 (4 abonnementen x € 50,00 en € 0,61 thuiskopieheffing).
Het hof is van oordeel dat verdachte de benadeelde partij tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft afgeperst, maar genoegzaam is komen vast te staan dat de bij de door benadeelde partij afgesloten behorende telefoons door [medeverdachte 1] zijn ingenomen en enkel ten goede zijn gekomen aan hem. Het hof acht het om die reden billijk om te bepalen dat verdachte slechts aansprakelijk kan worden gehouden voor 10% van de door de rechtbank aan de benadeelde partij toegewezen schadevergoeding. Het hof heeft in het voorgaande ook aanleiding gevonden verdachte niet hoofdelijk te veroordelen tot de bepaling van de door de benadeelde partij geleden schade en geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
De benadeelde partij [aangever 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.550,93, ter zake van geleden materiële schade, bestaande uit € 3.150,93 aan kosten voor door hem afgesloten telefoonabonnementen en € 13,71 en € 76,72 gemaakte overige kosten. Daarnaast is immateriële schade gevorderd ad € 400. Ook is een vergoeding gevorderd vanwege de omstandigheid dat de benadeelde partij het eigen risico van zijn rechtsbijstandsverzekering, ad € 100, heeft moeten voldoen omdat de rechtsbijstand heeft bemiddeld tussen de providers en de benadeelde partij. Het hof is, met de advocaat-generaal van oordeel dat deze schade is aan te merken als materiële schade en niet als proceskosten in het kader van onderhavige procedure. De benadeelde partij heeft tevens wettelijke rente gevorderd.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.990,43 (5 abonnementen x € 500, gemaakte overige kosten ad € 13,71 en € 76,72, immateriële schade ad € 300 en eigen risico rechtsbijstand ad € 100), te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 1] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 299,04, (€ 269,04 materiële schade en € 30 immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente als na te melden.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat verdachte de benadeelde partij tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft afgeperst, maar genoegzaam is komen vast te staan dat de bij de door benadeelde partij afgesloten behorende telefoons door [medeverdachte 1] zijn ingenomen en enkel ten goede zijn gekomen aan hem. Het hof acht het om die reden billijk om te bepalen dat verdachte slechts aansprakelijk kan worden gehouden voor 10% van de door de rechtbank aan de benadeelde partij toegewezen schadevergoeding. Het hof heeft in het voorgaande ook aanleiding gevonden verdachte niet hoofdelijk te veroordelen tot de bepaling van de door de benadeelde partij geleden schade en geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
De benadeelde partij [aangever 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.786,15. Dit bedrag bestaat uit € 1.936,15 ter zake van geleden materiële schade betreffende kosten voor de door hem afgesloten abonnementen en € 750 ter zake van geleden immateriële schade en . Daarnaast is een vergoeding gevorderd voor gemaakte kosten rechtsbijstand ad € 100.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.336,15
(€ 1.923,15 materiële schade voor kosten voor afgesloten abonnementen en € 300 immateriële schade) De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 2] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 223,62 (€ 193,62 materiële schade en € 30 immateriële schade).
Het hof is van oordeel dat verdachte de benadeelde partij tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft afgeperst, maar genoegzaam is komen vast te staan dat de bij de door benadeelde partij afgesloten behorende telefoons door [medeverdachte 1] zijn ingenomen en enkel ten goede zijn gekomen aan hem. Het hof acht het om die reden billijk om te bepalen dat verdachte slechts aansprakelijk kan worden gehouden voor 10% van de door de rechtbank aan de benadeelde partij toegewezen schadevergoeding. Het hof heeft in het voorgaande ook aanleiding gevonden verdachte niet hoofdelijk te veroordelen tot de bepaling van de door de benadeelde partij geleden schade en geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Ook zou nader onderzoek nodig zijn naar de exacte aard en omvang van de geleden immateriële schade. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 4]
De benadeelde partij [aangever 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 500, ter zake van geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit. Daarnaast is vergoeding gevorderd voor kosten rechtsbijstand ad
€ 77. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 377,00 (€ 300 immateriële schade en € 77 kosten rechtsbijstand). De rechtbank heeft verzuimd de wettelijke rente toe te wijzen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. Nu dit het geval is dient het hof, anders dan is gesteld door de advocaat-generaal, een beslissing te geven over de gevorderde wettelijke rente.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 4] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 30 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente als na te melden. Het hof is van oordeel dat verdachte de benadeelde partij tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft afgeperst, maar genoegzaam is komen vast te staan dat de bij de door benadeelde partij afgesloten behorende telefoons door [medeverdachte 1] zijn ingenomen en enkel ten goede zijn gekomen aan hem. Het hof acht het om die reden billijk om te bepalen dat verdachte slechts aansprakelijk kan worden gehouden voor 10% van de door de rechtbank aan de benadeelde partij toegewezen schadevergoeding. Het hof heeft in het voorgaande ook aanleiding gevonden verdachte niet hoofdelijk te veroordelen tot de bepaling van de door de benadeelde partij geleden schade en geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat nader onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de geleden immateriële schade. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 5]
De benadeelde partij [aangever 5] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.850,18, bestaande uit de volgende posten:
Materiële schade
- telefoonabonnementen € 3.247,50
- kosten aangetekende brieven € 52,68
Immateriële schade
€ 550,00
Totaal € 3.850,18
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.600,18 (abonnementskosten ad € 3.247,50 (10 abonnementen) en daarnaast € 52,68 kosten en
€ 300,00 immateriële schade).
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 5] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 360,02 (€ 330,02 materiële schade en € 30 immateriële schade).
Het hof is van oordeel dat verdachte de benadeelde partij tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft afgeperst, maar genoegzaam is komen vast te staan dat de bij de door benadeelde partij afgesloten behorende telefoons door [medeverdachte 1] zijn ingenomen en enkel ten goede zijn gekomen aan hem. Het hof acht het om die reden billijk om te bepalen dat verdachte slechts aansprakelijk kan worden gehouden voor 10% van de door de rechtbank aan de benadeelde partij toegewezen schadevergoeding. Het hof heeft in het voorgaande ook aanleiding gevonden verdachte niet hoofdelijk te veroordelen tot de bepaling van de door de benadeelde partij geleden schade en geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Ook zou nader onderzoek nodig zijn naar de exacte aard en omvang van de geleden immateriële schade. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 3]
De benadeelde partij [aangever 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.974,29, ter zake van € 3.224,29 geleden materiële schade bestaande uit de kosten voor door haar afgesloten telefoonabonnementen en ter zake van € 750geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast is vergoeding gevorderd voor gemaakte kosten rechtsbijstand ad € 143, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.667,29. De rechtbank heeft echter overwogen dat zij een bedrag van € 3.224,29 toewijst voor door de benadeelde partij afgesloten telefoonabonnementen en daarnaast € 300immateriële schade en de kosten rechtsbijstand ad € 143, zodat het ervoor moet worden gehouden dat de rechtbank € 3.524,39 en daarnaast de kosten rechtsbijstand ad € 143 heeft bedoeld toe te wijzen te vermeerderen met de wettelijke rente (totaal inclusief de kosten rechtsbijstand: € 3.667,29).
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 3] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 352,43 (€ 322,43 materiële schade en € 30 immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente als na te melden.
Het hof is van oordeel dat verdachte de benadeelde partij tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft afgeperst, maar genoegzaam is komen vast te staan dat de bij de door benadeelde partij afgesloten behorende telefoons door [medeverdachte 1] zijn ingenomen en enkel ten goede zijn gekomen aan hem. Het hof acht het om die reden billijk om te bepalen dat verdachte slechts aansprakelijk kan worden gehouden voor 10% van de door de rechtbank aan de benadeelde partij toegewezen schadevergoeding. Het hof heeft in het voorgaande ook aanleiding gevonden verdachte niet hoofdelijk te veroordelen tot de bepaling van de door de benadeelde partij geleden schade en geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Ook zou nader onderzoek nodig zijn naar de exacte aard en omvang van de geleden immateriële schade. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 10]
De benadeelde partij [aangever 10] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.451,96, ter zake van € 701,96 geleden materiële schade bestaande uit kosten voor door hem afgesloten abonnementen en ter zake van
€ 750,00 geleden immateriële schade). Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot en bedrag van € 1.001,96 (materiële schade voor afgesloten abonnementen en daarnaast € 300 immateriële schade).
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 10] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 100,20 (€ 70,20 materiële schade en € 30 immateriële schade).
Het hof is van oordeel dat verdachte de benadeelde partij tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft afgeperst, maar genoegzaam is komen vast te staan dat de bij de door benadeelde partij afgesloten behorende telefoons door [medeverdachte 1] zijn ingenomen en enkel ten goede zijn gekomen aan hem. Het hof acht het om die reden billijk om te bepalen dat verdachte slechts aansprakelijk kan worden gehouden voor 10% van de door de rechtbank aan de benadeelde partij toegewezen schadevergoeding. Het hof heeft in het voorgaande ook aanleiding gevonden verdachte niet hoofdelijk te veroordelen tot de bepaling van de door de benadeelde partij geleden schade en geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Ook zou nader onderzoek nodig zijn naar de exacte aard en omvang van de geleden immateriële schade. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 13]
De benadeelde partij [aangever 13] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 982,85 ter zake van geleden materiële schade bestaande uit kosten voor door haar afgesloten abonnementen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 13] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 98,29 ter zake van geleden materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente als na te melden.
Het hof is van oordeel dat verdachte de benadeelde partij tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft afgeperst, maar genoegzaam is komen vast te staan dat de bij de door benadeelde partij afgesloten behorende telefoons door [medeverdachte 1] zijn ingenomen en enkel ten goede zijn gekomen aan hem. Het hof acht het om die reden billijk om te bepalen dat verdachte slechts aansprakelijk kan worden gehouden voor 10% van de door de rechtbank aan de benadeelde partij toegewezen schadevergoeding. Het hof heeft in het voorgaande ook aanleiding gevonden verdachte niet hoofdelijk te veroordelen tot de bepaling van de door de benadeelde partij geleden schade en geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 12]
De benadeelde partij [aangever 12] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.225,91, ter zake van € 4.925,91 geleden materiële schade (€ 4.912,06 aan kosten voor afgesloten abonnementen en € 13.85 reiskosten) en € 300,00 geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.313,85
(€ 3.000 materiële schade (6 abonnementen x € 500 per abonnement) en kosten ad
€ 13,85 en immateriële schade ad € 300, te vermeerderen met de wettelijke rente).
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangever 12] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 331,39 (€ 301,39 materiële schade en € 30 immateriële schade ), te vermeerderen met de wettelijke rente als na te melden.
Het hof is van oordeel dat verdachte de benadeelde partij tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft afgeperst, maar genoegzaam is komen vast te staan dat de bij de door benadeelde partij afgesloten behorende telefoons door [medeverdachte 1] zijn ingenomen en enkel ten goede zijn gekomen aan hem. Het hof acht het om die reden billijk om te bepalen dat verdachte slechts aansprakelijk kan worden gehouden voor 10% van de door de rechtbank aan de benadeelde partij toegewezen schadevergoeding. Het hof heeft in het voorgaande ook aanleiding gevonden verdachte niet hoofdelijk te veroordelen tot de bepaling van de door de benadeelde partij geleden schade en geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien dat meer onderzoek zou vergen naar de exacte aard en omvang van de schade die, na het contact met de verschillende providers, resteert voor de benadeelde partij. Ook zou nader onderzoek nodig zijn naar de exacte aard en omvang van de geleden immateriële schade. Dergelijk onderzoek gaat het strafgeding, dat voor het overige reeds volledig is afgerond, te buiten. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.