4.2.Het Hof stelt vast dat het aanspreken van de gemachtigde op diens taalgebruik en bejegening geen effect heeft gesorteerd. In na de zitting van 5 juli 2017 gewisselde stukken laat de gemachtigde zich opnieuw op ongepaste wijze uit. Zo mailt hij op 3 augustus 2017, voor zover hier van belang, aan de Inspecteur:
“Op 5 juli heb ik – met u als verwerende partij namens de Belastingdienst – onder meer de zaak van de heer [belanghebbende] uit [woonplaats] behandeld. Door uw organisatie is hoger beroep ingesteld, omdat de heer [belanghebbende] opzet en wetenschap/medeweten wordt verweten door collega-gajes van de dienst waar u werkzaam bent.
Zoals u weet, kunnen dergelijke verwijten doorgaans slechts mensen bij uw dienst treffen, die handelen immers – willens en wetens – op een zodanige wijze, dat opzet, misleiding en opzet niet alleen verweten kan worden, maar ook altijd door mij wordt aangetoond. Terecht noem ik uw organisatie niet zelden een georganiseerde misdaadorganisatie met maffiose trekken.”.
In zijn als ‘nadere stukken’ aangeduid schrijven van 30 augustus 2017, p. 4, schrijft de gemachtigde:
“Het geheel overziend kan bij mij niet de indruk ontnemen dat hier een georganiseerd systeem van onrechtmatig belastingheffen aan ten grondslag ligt, waarbij regels worden gesteld aan de tijdigheid, de beperking van de proceskostenvergoeding teneinde belanghebbende een effectieve verdediging te ontzeggen en vele zaken meer, die er toe moeten leiden dat voor exorbitante bedragen onverschuldigde belasting wordt geheven in strijd met bepalingen van de hoogste rechtsorde.
Daarmee wordt verzekerd dat de rechtstoepassing in Nederland niet in overeenstemming is met die bepalingen, tot welk resultaat de Staat zich wel heeft verplicht door zich te binden aan de in deze artikelen genoemde verdragen en besluiten, maar daar blijkbaar te pas en te onpas vanaf wijkt. De verplichting tot vergoeding van de volledig geleden schade vormt bij uitstek een effectieve en adequate remedie bij niet-naleving van die bepalingen door de Staat, maar ook daar probeert de Staat zich aan te onttrekken, teneinde de onverschuldigde heffing (mogelijk miljarden euro’s per jaar) te effectueren.
Een mogelijk en effectieve en adequate remedie dergelijk gedrag snel te beëindigen is dat de wetgever enorme gevangenisstraffen zou opnemen, maar dat moet worden uitgesloten, nu de Staat belang heeft bij het instandhouden van het systeem de justitiabele integraal en grootschalig te benadelen.
Mijn terechtwijzing door uw Hof dat de verweerder onderdeel is van een georganiseerde misdaadorganisatie met maffiose trekken moet dan ook als geheel onterecht worden aangemerkt en acht ik niet op zijn plaats. Nederland is – genoegzaam bewezen – een bananenrepubliek waar alleen de palmbomen nog ontbreken, maar waar alle overige kenmerken in volle omvang hoogtij vieren! Baggerland!”.
In zijn als ‘verzonden stukken’ aangeduid schrijven van 7 november 2017, p. 2, schrijft de gemachtigde:
“Met dagtekening van 16 oktober 2017 ontving ik stukken van uw hof. Verweerder is wel in staat blijkbaar om de nodige opmerkingen te maken over mijn benaderingswijze, maar is blijkbaar niet in staat zijn afspraken na te komen zoals hij heeft toegezegd aan uw hof op de mondelinge behandeling van 20 juli 2017.
Belanghebbende wordt doodleuk aan ‘het lijntje’ gehouden door verweerder.
6 Weken na 20 juli 2017 is 31 augustus 2017! Op 14 september 2017 stuur ik een bericht om te onderzoeken of e.e.a. nog opgelost kan worden, al dan niet buitenrechte met schadeloosstelling, maar verweerder komt niet verder dan een brief te sturen aan uw hof met de zielige tekst ‘Graag wil ik deze correspondentie met u delen, vooral vanwege de gebezigde toon en kwalificaties’.
De brief had Bennie Boef , zoals wij de heer [F] al sinds jaar en dag noemen en aanschrijven, waaruit de nodige minachting jegens deze man blijkt, achterwege kunnen laten en gewoon het aan uw hof toegezegde Duitse kenteken kunnen verstrekken.
Maar niks van dit alles. Zoals meestal, tracht verweerder weer belanghebbende te belazeren en op te lichten en hoopt hij op een fout of misvatting bij uw hof en een 81RO bij de Hoge Raad en zo, klaar, weer een justitiabele berooft van een onverschuldigde belasting.
Het is intens triest te moeten constateren hoe verweerder zich tracht staande te houden in een precair geheel in zijn niet aflatende drang de burger onverschuldigde belasting te ontfutselen.
Dat is het uitvloeisel van gebrek aan respect voor de belastingbetaler, hoe kun je dan verwachten dat je enige mate van respect terug verkrijgt? Dat wordt ogenschijnlijk van mij verlangd door Bennie en zijn soortgenoten, maar dat gaat er echt niet komen. Niet van mij en niet van de zoveelste burger die getracht is door verweerder pootje te worden gelicht.
(…).”.
Nu de gemachtigde volhardt in de naar het oordeel van het Hof ongepaste, onfatsoenlijke en respectloze bejegening van zijn wederpartij, de Inspecteur, die als grievend kan worden ervaren, acht het Hof redenen aanwezig om de gemachtigde een waarschuwing te geven. In dit verband wijst het Hof erop dat ingevolge artikel 8:25 van de Awb de rechter bijstand of vertegenwoordiging door een persoon tegen wie ernstige bezwaren bestaan, kan weigeren.
Ten aanzien van het geschil