ECLI:NL:GHSHE:2018:102

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
16 januari 2018
Zaaknummer
200.071.214_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek in civiele procedure met bewijswaardering en terugkomen op onjuiste bewijsopdracht

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep in een civiele procedure tussen Pewe Beleggingen B.V. en Yvestmar B.V. De zaak betreft een deskundigenonderzoek naar de te veel betaalde goodwill, waarbij het hof op 16 januari 2018 een tussenuitspraak doet. De appellanten, Pewe Beleggingen B.V. en een tweede appellant, zijn vertegenwoordigd door advocaat mr. S.A. Kruijt, terwijl Yvestmar B.V. wordt bijgestaan door advocaat mr. J. van Oijen. De procedure is een vervolg op eerdere tussenarresten en vonnissen van de rechtbank Breda, waarbij het hof de nummering van het tussenarrest van 19 september 2017 voortzet.

Het hof heeft in deze uitspraak de procedure voortgezet na het indienen van stukken door Yvestmar. Het hof heeft de partijen gevraagd om akten in te dienen over de deskundige(n) en de vragen die aan hen voorgelegd moeten worden. Pewe c.s. hebben hun bezwaren herhaald, maar het hof heeft geen aanleiding gezien om van zijn eerdere oordeel af te wijken. Yvestmar heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.

Het hof heeft de deskundige A.H.M. de Groot benoemd om de vragen te beantwoorden die in het tussenarrest zijn voorgesteld. De kosten van de deskundige moeten door Pewe c.s. worden voorgeschoten. Het hof heeft verder bepaald dat de deskundige een schriftelijk rapport moet indienen en dat partijen de gelegenheid krijgen om opmerkingen te maken. De zaak is verwezen naar de rol van 17 april 2018 in afwachting van het deskundigenbericht, waarbij het hof iedere verdere beslissing aanhoudt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
afdeling civiel recht
zaaknummer 200.071.214/02
arrest van 16 januari 2018
in de zaak van
Pewe Beleggingen B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
en
[appellant 2],
wonende te [woonplaats] (België),
appellanten in het principaal appel, geïntimeerden in het incidenteel appel,
advocaat: mr. S.A. Kruijt te Utrecht,
tegen
Yvestmar B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in het principaal appel, appellante in het incidenteel appel,
advocaat: mr. J. van Oijen te Etten-Leur,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 19 september 2017 in het hoger beroep van de door de rechtbank Breda, sector civiel recht, onder zaaknummer 168353/HA ZA 06-2022 tussen appellanten -Pewe c.s., afzonderlijk Pewe respectievelijk [appellant 2] - als gedaagden in conventie en eisers in reconventie (naast [betrokkene] ) en geïntimeerde -Yvestmar- als eiseres in conventie en verweerster in reconventie gewezen vonnissen van 20 februari 2008 en 21 april 2010. Het hof zal de nummering van voormeld tussenarrest voortzetten.

24.Het verdere verloop van de procedure

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het hiervoor genoemde arrest van 19 september 2017;
  • de door Pewe c.s. genomen akte d.d. 17 oktober 2017;
  • de door Yvestmar genomen akte na tussenarrest d.d. 17 oktober 2017.
Nadat Yvestmar de stukken heeft gefourneerd, is bepaald dat wederom arrest wordt gewezen. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

25.De verdere beoordeling van het principaal en incidenteel appel

25.1
Het hof heeft bij het tussenarrest van 19 september 2017 de zaak verwezen naar de rol voor akte uitlating zijdens beide partijen gelijktijdig waarin zij zich kunnen uitlaten over aantal, deskundigheid en, bij voorkeur eensluidend, over de persoon van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen, met inachtneming van hetgeen het hof in dat arrest in r.o. 22.5 en 22.6 heeft vermeld.
25.2.1
Pewe c.s. hebben in hun akte in essentie stellingen en bezwaren herhaald die door het hof zijn beoordeeld en ook zijn herbeoordeeld naar aanleiding van bezwaren van Pewe c.s. Het hof ziet in hetgeen Pewe c.s. hieromtrent wederom in hun akte d.d. 17 oktober 2017 hebben aangevoerd, geen reden om anders te oordelen. Voor zover de door Pewe c.s. voorgestelde vragen die aan de te benoemen deskundige moeten worden gesteld zijn gegrond op die herhaalde stellingen en bezwaren, gaat het hof daaraan voorbij.
25.2.2
Yvestmar refereert zich aan het oordeel van het hof voor wat betreft de aan de deskundige te stellen vragen.
25.2.3
Het hof zal, gelet op het vorenstaande, aan de deskundige de vragen stellen zoals het hof die heeft voorgesteld in het tussenarrest van 19 september 2017 en die hierna in het dictum zijn vermeld. Beide partijen hebben geen bezwaar geuit tegen de door het hof voorgestelde deskundige A.H.M. de Groot, die ook in eerste aanleg heeft gerapporteerd. Het hof zal hem benoemen. Er zijn geen bezwaren aangevoerd tegen het voorshandse oordeel van het hof dat Pewe c.s. de kosten van de deskundige moeten voorschieten. Het hof zal aldus bepalen.
25.3
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

26.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht en benoemt in deze tot deskundige:
dhr. A.H.M. de Groot,
inmiddels werkzaam bij Esdani B.V.,
[betrokkene] ,
[postcode] [kantoorplaats] ,
telnr: [mobielnummer] ;
verzoekt de deskundige om gemotiveerd de volgende vragen te beantwoorden:
a. wilt u aan de hand van dezelfde methodiek als u heeft gehanteerd in uw rapport van 10 december 2009 als schadepost berekenen de te veel betaalde goodwill, waarbij het percentage “Te veel gefactureerd” niet 25,2% is, maar 15% is? Bij deze berekening moeten alle overige door de u toentertijd gehanteerde factoren en variabelen gelijk blijven (zie r.o. 16.11 tussenarrest 27 december 2016);
b. heeft u verder nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor de onderhavige zaak?
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek beginnen nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door deze deskundige begrote bedrag van € 1.210,-- inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat Pewe c.s. genoemd voorschot van € 1.210,-- zullen overmaken binnen veertien (14) dagen na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundige, indien de kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
benoemt mr. M.G.W.M. Stienissen tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
verwijst de zaak naar de rol van 17 april 2018 in afwachting van het deskundigenbericht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, M.G.W.M. Stienissen en A.J. Henzen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 januari 2018.
griffier rolraadsheer