Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
gevestigd te [vestigingsplaats],
9 Het verdere verloop van de procedure
- de door Pewe c.s. onder het overleggen van producties 24 tot en met 39 genomen memorie van antwoord incidenteel appel;
- de door Yvestmar genomen akte;
- de door Pewe c.s. genomen antwoordakte.
10.De gronden van het incidenteel appel
11.De verdere beoordeling van het principaal en incidenteel appel
opzettelijke verzwijging van het aanstaande verlies van omzet van Delta Milieu” gekwalificeerd als bedrog.
“(…) De bediening ervan (noot hof: machines zoals vrachtwagens met opgebouwde hogedruk/vacüuminstallaties
) vergde niet altijd de volledige inzet en betrokkenheid van de chauffeur maar kon deels ook bestaan uit het slechts toezicht houden (…) Dat betekent (…) dat de beschikbare mankracht kon samenvallen met niet tot de werktijd (in de zin van loongerechtigdheid) horende pauzes en aan- en afrijtijden. Daardoor ontstaat een verschil tussen verloonde uren en gefactureerde uren”. Naar het oordeel van het hof stellen Pewe c.s. aldus in feite dat terwijl de chauffeur pauze had, werkuren in rekening werden gebracht. Naar het oordeel van het hof moet in deze zaak ook dit als factureringsbedrog worden aangemerkt. De betreffende uren werden immers niet gemaakt want de chauffeur pauzeerde. Hij werkte dus formeel gezien niet, terwijl die uren wel in rekening zijn gebracht. Het hof overweegt nog dat uit de wijze waarop Van Steensel blijkens productie 8 van zijn rapport het aantal doordraaiuren heeft berekend, blijkt dat de boekhouding van Frama B.V. niet zodanig was ingericht dat aan de hand daarvan eenvoudig kon worden vastgesteld dat pauze-uren van werknemers in rekening werden gebracht. Ook uit het feit dat Pewe c.s. slechts op abstracte wijze het aantal doordraaiuren bij kleine opdrachten hebben berekend, valt af te leiden dat uit de stukken van Frama B.V. niet voldoende duidelijk blijkt dat pauze-uren in rekening zijn gebracht. Tenslotte is gesteld noch gebleken dat Pewe c.s. voor het sluiten van de koopovereenkomst aan Yvestmar heeft meegedeeld dat Frama B.V. pauze-uren van personeel bij klanten in rekening bracht.
heel veel werk erbij na 1 januari 2006” (aldus de als productie 21 bij dagvaarding in eerste aanleg overgelegde handgeschreven aantekeningen van de accountant). [appellant sub 2] wist toen al, zo stelt Yvestmar, dat het Houdstermaatschappij Frama duidelijk was dat Frama B.V. na 2005 (zoals het hof “2006” leest) bij Delta Milieu nog slechts een geringe omzet zou realiseren omdat het haar al voor 30 september 2005 duidelijk was gemaakt dat Delta Milieu twee nieuwe wagens had gekocht die in 2006 zouden worden ingezet. Yvestmar wijst hierbij op een e-mailbericht van [medewerker van Delta Milieu] van Delta Milieu van 17 januari 2005 (productie 23 bij dagvaarding in eerste aanleg) inhoudende dat Frama vanaf 10 januari 2005 voor de periode van 5 maanden een combi met machinist aan Delta Milieu zou leveren. Dit e-mailbericht houdt verder in dat Delta Milieu verwacht vanaf juni hun nieuwe auto’s te kunnen inzetten. Het eveneens als productie 23 overgelegde e-mailbericht van [medewerker van Delta Milieu] van 7 juli 2006 houdt wat dit betreft in:
“(…) Zoals u (noot hof: [directeur van Yvestmar]
) kunt zien hebben wij (noot hof: Delta Milieu
) duidelijk met Frama besproken dat de extra ingehuurde voertuigen voor een bepaalde tijdsduur van 5 maanden zouden zijn. Tevens heeft DELTA nooit de verwachting uitgesproken dat de inhuur van de diensten van Frama verder zou oplopen. Een en ander was destijds in afwachting van onze eigen nieuw bestelde voertuigen, zoals destijds besproken met dhr. [appellant sub 2]. (…)”.
heel veel werk erbij na 1 januari 2006”. Deze woorden zijn geciteerd uit de volgende handgeschreven alinea:
Delta Milieu
centraal) energie central [plaats]
de milieuwetgeving aan haar laars heeft gelapt en deze consequente overtreding van de milieuwetgeving consequent heeft verzwegen“. Frama B.V., aldus Yvestmar verder in nr. 20 van haar memorie van antwoord, liet zich niets gelegen aan een juiste werking (het hof begrijpt: verwerking) van de afvalstromen en lapte de verleende milieuvergunning aan haar laars. Er was, volgens Yvestmar, sprake van illegale afvoer van afval, en daarmee van milieufraude. Het gunstige bedrijfsresultaat, dat de koopsom rechtvaardigde, werd feitelijk behaald door zeer kostenbesparende maatregelen bestaande uit het niet naleven van de milieuwet en -regelgeving (nr. 21 memorie van antwoord).
Daarover oordeelt het hof als volgt.
“(…) dat Frama willens en wetens op grote schaal de milieuwetgeving voor de overname heeft overtreden (…)”, gelet op de door het hof gevolgde conclusies van Flietstra ter zake, onvoldoende heeft onderbouwd. Voor zover Yvestmar nog heeft aangeboden te bewijzen
“(…) dat Frama willens en wetens op grote schaal de milieuwetgeving voor de overname heeft overtreden (…)”, gaat het hof aan dat aanbod voorbij. Gelet op de inhoud van het door Flietstra opgemaakte rapport en het feit dat het hof de conclusies uit het GT-rapport niet onderschrijft, had alleen al van Yvestmar een nadere onderbouwing en concrete omschrijving mogen worden verwacht van de wijze waarop zij nu nog zou kunnen aantonen dat Frama willens en wetens op grote schaal de milieuwetgeving voor de overname heeft overtreden. Dit betekent dat de door Yvestmar in het incidenteel appel ingestelde vordering ter zake de milieufraude zal worden afgewezen.